In het vorige artikel beschreef ik al een aantal dwalingen die te maken hebben met het aanbod van genade. Als we op een Bijbelse manier over het aanbod van genade willen spreken, moeten we drie kernwoorden vasthouden. Deze kernwoorden van het aanbod van genade zijn: algemeen, onvoorwaardelijk en welmenend. Ik zal ze alle drie uitleggen.
De Bijbel leert ons dat het aanbod van genade algemeen is. Dat betekent dat God Zijn genade, Zijn Zoon, niet aan een bepaald soort mensen aanbiedt, maar aan alle mensen. De Bijbel zegt: een iegelijk die gelooft (Joh. 3:16). Het Evangelie moet aan allen gepreekt worden (Mar. 1:15). Iedereen wordt door de Heere Jezus opgeroepen om in Hem te geloven (Joh. 6:28-29). Ook mensen die Jezus alleen volgen voor hun eigen voordeel (Joh. 6:26), die niet geloven (Joh. 6:36) en Hem uiteindelijk zullen verlaten (Joh. 6:66). Mensen die lauw zijn, rijk en verrijkt en die niet weten dat ze ellendig zijn, worden door Christus Zelf aangeraden om goud en witte kleren te kopen en hun ogen te zalven zodat ze ziende worden (Openb. 3:15-18).
Ook in het Oude Testament zien we dit terug. In de bekende tekst uit Jesaja 55:1 worden alle dorstigen uitgenodigd om tot het water van de genade te komen. Met die dorstigen worden geen mensen bedoeld die al naar de Heere Jezus verlangen. Het zijn juist mensen die nog verlangen naar alles behalve Christus en Zijn gerechtigheid (Jes. 55:2).
Het aanbod van genade is dus niet alleen bedoeld voor de uitverkorenen of voor mensen die weten dat ze wedergeboren zijn. Dat is wat de schadelijke leer van het hypercalvinisme zegt. Hypercalvinisten roepen alleen mensen die overtuigd zijn van hun zonden, ontdekte zondaren, op om in de Heere Jezus te geloven.
Hieraan gerelateerd leert de Bijbel ons ook dat het aanbod van genade onvoorwaardelijk is. Dat betekent dat je niet eerst zelf aan allerlei voorwaarden moet voldoen voordat dit aanbod op jou van toepassing is. Let op: geloof wordt vaak een voorwaarde genoemd om het aanbod van genade aan te nemen. Dat is ook heel Bijbels. Alleen mensen die het aanbod in geloof aannemen, krijgen de genade (en dus de zaligheid) daadwerkelijk in bezit.
Er is dus wel een voorwaarde, maar dat is bij ieder aanbod het geval. Je moet een aanbod aannemen, anders heb je er niets aan. Er is echter geen voorwaarde aan het adres van het aanbod. Je hoeft jezelf niet eerst geschikt te maken om dit aanbod te mogen aannemen, bijvoorbeeld door een bepaalde mate van berouw of ellendekennis.
Het kernwoord ‘onvoorwaardelijk’ neemt stelling tegen de dwaling van het neonomianisme. Neonomianen zeggen dat Christus de wet heeft volbracht en dat er nu een nieuwe wet is, waaraan verloren mensen wél zelf kunnen voldoen. Deze wet eist berouw, bekering en geloof. De Heere Jezus is echter niet gekomen voor mensen die zichzelf geschikt maken voor de genade, maar voor degenen die verloren zijn (Luk. 19:10). Zondige mensen worden ‘om niet gerechtvaardigd’ (Rom. 3:24), niet omdat ze zelf de zaligheid willen (Joh. 1:13). Niemand kan het aanbod zelf aannemen (Joh. 3:27) of zelf tot Jezus gaan (Joh. 6:44). Het geloof is een gave van God (Ef. 2:8).
De Bijbel leert ons bovendien dat het aanbod van genade welmenend is. Dat betekent dat God het meent als Hij ons Zijn genade aanbiedt. We moeten dan niet denken: als ik niet uitverkoren ben, is het niet voor mij bedoeld. De Heere smeekt ons om ons met Hem te laten verzoenen (2 Kor. 5:20). En de Heere Jezus belooft: wie naar Mij toekomt, zal Ik nooit wegsturen (Joh. 6:37). We moeten eraan vasthouden dat God eerlijk is. De Heere Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken (1 Tim. 1:15).
Maar als ik niet uitverkoren ben, geeft God mij toch nooit het geloof om Zijn aanbod van genade aan te nemen? Dat klopt, maar dat is vanuit God geredeneerd en dat mogen wij niet. Wij mogen ons alleen bezig houden met wat God geopenbaard heeft in Zijn Evangelie (Deut. 29:29). Dat Evangelie wijst ons er niet op dat wie weet dat hij/zij uitverkorenen is zalig zal worden, maar zegt: wie gelooft, zal zalig worden (Mar. 16:16; Joh. 3:16; Joh. 3:36).
De Bijbel geeft aan dat het onze eigen schuld is als we verloren gaan. Dan kunnen we niet zeggen dat God ons niet heeft uitverkoren. God meent het als Hij ons roept. Het kan nooit zo zijn dat wij het wél willen en God niet. Het is precies andersom (Matth. 23:37; zie ook: Ezech. 18:23; Ezech. 33:11; 1 Tim. 2:4; 2 Petr. 3:9). Christus staat aan de deur en Hij klopt (Openb. 3:20).
We mogen het aanbod van genade dus niet afzwakken door er telkens aan toe te voegen dat alleen de uitverkorenen er iets mee kunnen. Dat is niet hoe de Bijbel erover spreekt (Hand. 2:38; Hand. 16:31). Niemand mag rust krijgen in zijn eigen onmacht terwijl hij nog buiten Christus is. Tegelijkertijd moet ook de Bijbelse waarheid van uitverkiezing en onmacht gepreekt worden, zoals de reformatoren al leerden.
Een Bijbels aanbod van genade heeft dus drie kernwoorden: algemeen, onvoorwaardelijk en welmenend. In mijn boek over het aanbod van genade vat ik samen hoe het gereformeerde standpunt van een algemeen, onvoorwaardelijk, welmenend aanbod van genade zich verhoudt tot andere theologische stromingen. In een overzichtelijke tabel geef ik de vragen rondom het aanbod van genade zo helder mogelijk weer, zodat duidelijk wordt wat de verschillen zijn.
Mijn naam, e-mail en site opslaan in deze browser voor de volgende keer wanneer ik een reactie plaats.
Ik meld mij aan voor de nieuwsbrief zodat ik op de hoogte wordt gehouden van nieuwe artikelen
Δ
Schrijf je in voor de nieuwsbrief en krijg een e-mail als er nieuwe artikelen zijn.
Het digitale boek op deze website bevat een diepgaande studie naar de historische discussies over het aanbod van genade. Ik laat zien hoe theologen sinds de Reformatie aankijken tegen het spanningsveld tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid. Daarnaast bespreek ik de verschillende dwalingen rondom dit thema en hoe de gereformeerde theologen hierop gereageerd hebben. Begin met lezen!
Or copy link