Ames en de systematisering van de theologieDe bekendste leerling van Perkins is William Ames (1576-1633). Overtuigender dan zijn leermeester kiest hij de kant van de non-conformisten; hij wil niet voldoen aan de regels van de staatskerk en neemt het openlijk op voor de puriteinen. Omdat de autoriteiten hem zoeken, vlucht hij naar Nederland. [1]W. van ’t Spijker, R. Bisschop, en W.J. Op ’t Hof, Het puritanisme: geschiedenis, theologie en invloed (Zoetermeer: Boekencentrum, 2001), 158. Ames hanteert ook strakker dan Perkins de filosofische methode van het Ramisme. Met behulp van deze methode beschrijft hij de gereformeerde theologie als geloofswetenschap. [2]Spijker, Bisschop, en Op ’t Hof, 159.Ames heeft veel invloed in Europa en Amerika. [3]Jan van Vliet, Rise of the Reformed System: The Intellectual Heritage of William Ames, Studies in Christian History and Thought (Milton Keynes, UK: Paternoster, 2013), XV. In Nederland is zijn invloed duidelijk zichtbaar bij Wilhelmus à Brakel en Petrus van Mastricht, maar veel meer nog in de Nadere Reformatie. [4]Vliet, 228-232,267. Dat begint al met zijn boeken tegen het arminianisme, die hij nog voor de Dordtse Synode van 1618-1619 schrijft. Daarom wordt hij aangesteld als theologisch adviseur van de voorzitter van de synode, Johannes Bogerman. [5]Takayuki Yagi, A Gift from England – William Ames and his Polemical Discourse against Dutch Arminianism, Reformed Historical Theology (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 2020), 20-26. Het belangrijkste werk van Ames is The Marrow of Sacred Divinity, ook wel The Marrow of Theology genoemd. [6]William Ames, The Marrow of Sacred Divinity, Hand-typed, modernized, corrected, and annotated by William H. Gross www.onthewing.org, 2014 (London: Edward Griffin, 1639).Ames en RamusAmes noemt Peter Ramus de ‘grootste meester in de kunsten’ [7]Ames, 160. en heeft dus een grote waardering voor hem. Petrus Ramus (1515-1572), de gelatiniseerde naam van Pierre de la Ramée, is een bekende Franse humanist, logicus en onderwijsvernieuwer. Hij is een tegenstander van het aristotelisme en zodra hij zelf les gaat geven, begint hij een nieuwe, efficiëntere methode te ontwikkelen. In 1561 bekeert hij zich tot het protestantisme. Tijdens de Bartholomeüsnacht in 1572 wordt hij omgebracht. [8]H. Koopman, ‘Petrus Ramus en de Nadere Reformatie – Ramistische invloeden in de theologie van William Ames, Petrus van Mastricht en Wilhelmus à Brakel’, Documentatieblad Nadere Reformatie 44, nr. I (2020): 14-16.Het ramismeDe theologie van Ramus is samen te vatten als ‘de leer van het rechte leven’. Anders gezegd: de leer om op de juiste wijze voor Gods aangezicht te leven. Hiervoor zijn geloof en de daden van het geloof noodzakelijk. Het gaat niet zozeer om het weten, maar om het doen. Bij Ramus is de theologie dus niet zozeer theoretisch, speculatief of contemplatief, maar vooral praktisch van aard. Ze zet niet het verstand centraal (intellectualisme) maar de wil (voluntarisme). [9]Koopman, 17. Nu kunnen we niet zeggen dat de theologie van Ramus inhoudelijk heel vernieuwend is. De methode waarmee hij de theologie benadert, is dat echter wel en brengt veel teweeg. [10]‘His theology was more striking for its method than for any particular statements of dogma. Through the wizardry of Ramus religion was reduced to the art “bene vivendi” and methodized into a superior type of organization and arrangement.’ Keith L. Sprunger, ‘Ames, Ramus, and the Method of Puritan Theology’, Harvard Theological Review 59, nr. 2 (1966): 138; Zie ook: Sprunger, 134-35.Zoals gezegd is Ramus een tegenstander van het aristotelisme. Vanwege haar eindeloos doorgevoerde afleidingen en onderscheidingen is de aristotelische filosofie complex en onoverzichtelijk. Ramus streeft naar eenvoud en helderheid in het organiseren van onderwerpen zodat er makkelijk in lesgegeven kan worden. Door zijn aanpak wordt een onderwerp begrijpelijk en beter te onthouden. Hij gebruikt hiervoor de methode van de tweedeling. Een begrip wordt zorgvuldig gedefinieerd en opgedeeld in twee niet-overlappende begrippen. Deze worden weer verder in tweeën verdeeld, net zo lang totdat ze niet meer deelbaar zijn. [11]Koopman, ‘Petrus Ramus en de Nadere Reformatie’, 17-18; Sprunger, ‘Ames, Ramus, and the Method of Puritan Theology’, 135-36. Straks zullen we zien hoe Ames met behulp van deze aanpak de leer van de uitverkiezing en het aanbod van genade uitwerkt.Veel puriteinen, met Perkins voorop, zijn de filosofie van Ramus gaan gebruiken in plaats van die van Aristoteles. Via Ames hebben de Nadere Reformatoren in Nederland dat deels overgenomen. Ames wil liever de filosofie van een theoloog promoten dan de filosofie van iemand die God daar niet in betrekt. [12] Met instemming citeert hij Ramus: ‘Als ik zou mogen wensen wat ik zou verkrijgen, dan zou ik liever zien dat deze filosofische kennis aan kinderen werd onderwezen vanuit het Evangelie, door een godgeleerde die geleerd is en bewezen goede manieren heeft, dan vanuit Aristoteles door een filosoof. Een kind zal veel goddeloosheden leren van Aristoteles, waarvan gevreesd moet worden dat hij ze te laat zal vergeten: bijvoorbeeld dat het begin van de zaligheid voortkomt uit de mens; dat het doel van de zaligheid begrensd is in de mens; dat alle deugden volledig in de macht van de mens liggen; dat ze worden verkregen door de natuur, kunst en inspanning van de mens; dat, hoewel deze werken groot en goddelijk zijn, God er nooit bij betrokken is, noch als helper, noch als werkman; dat de goddelijke voorzienigheid verwijderd is van dit toneel van het menselijk leven; dat er geen woord wordt gesproken over goddelijke gerechtigheid; dat de zaligheid van de mens in dit vergankelijke leven wordt geplaatst,’ etc. Ames, The Marrow of Sacred Divinity, 160.Kenmerken van het ramisme in de theologieThe Marrow of Sacred Divinity van Ames is een duidelijk voorbeeld van de toepassing van het ramisme op de theologie. [13]Sprunger, ‘Ames, Ramus, and the Method of Puritan Theology’, 140. Ames stelt zich in zijn schrijven ten doel om te onderwijzen, niet om geweldige literatuur te produceren. [14]Sprunger, 144. Dat is te zien aan zijn systematische manier van schrijven. Koopman noemt op grond van Ames’ geschriften zes kenmerken van het ramisme in de theologie: [15]Koopman, ‘Petrus Ramus en de Nadere Reformatie’, 32-33.Dichotomie of tweedeling: de opdeling in twee niet-overlappende structuren of begrippen.Detaillering: men verdeelt eenheden steeds verder in tweeën, totdat ze niet meer deelbaar zijn.Het geloof zetelt in de wil en niet in het verstand.Dogmatiek begint met het geloof: bij andere theologen vormt God het object van de theologie. Voor zowel Ramus als Ames is de theologie de leer om voor God te leven en dat is slechts mogelijk door het geloof.Meer nadruk op het rechte leven dan op de rechte leer: een sterk accent op de reformatie van het leven.Altijd teruggrijpen op bewijzen uit de Schrift.We zullen deze kenmerken herkennen als we ons gaan verdiepen in Ames’ theologie met betrekking tot de uitverkiezing, de reikwijdte van de verzoening, het aanbod van genade, bekering en de plicht tot geloof. Bij Ames hoef je niet door al zijn boeken te zoeken om zijn positie over de uitverkiezing of het aanbod van genade te reconstrueren. Hij werkt inderdaad heel gestructureerd en zet zijn positie heel helder uiteen. Laten we eerst kijken wat hij zegt over de uitverkiezing.Uitverkiezing bij AmesDe predestinatie was er al vanaf de eeuwigheid (Ef. 1:4; 2 Tim. 1:9), maar er is geen verschil in mensen voordat deze genade wordt toegepast (Ef. 2:3; 1 Kor. 6:11). [16]Ames, The Marrow of Sacred Divinity, 86 (1.25.2). Deze predestinatie is een besluit van God, waarmee Hij Zijn bijzondere heerlijkheid toont in de eeuwige staat van mensen (Rom. 9:22-23; 1 Thess. 5:9). [17]Ames, 86 (1.25.3). Predestinatie berust niet op enige oorzaak, reden of uiterlijke voorwaarde, maar vloeit puur voort uit de wil van Degene Die predestineert (Matth. 11:26; Rom. 9:16; Rom. 9:18). [18]Ames, 86-87 (1.25.9). Er is dus geen voorwaarde in de mens. Als er verschil in mensen wordt gevonden, is dat het resultaat van Gods besluit en gaat het daar niet aan vooraf. [19]Ames, 87 (1.25.10). Er is dus ook geen voorkennis betrokken in het besluit van predestinatie. [20]Ames, 87 (1.25.11). God heeft niet alleen het doel, maar ook de middelen bepaald (Ef. 1:11). [21]Ames, 87 (1.25.12).VerkiezingEr zijn twee soorten predestinatie: verkiezing en verwerping. [22]Ames, 87 (1.25.17). Verkiezing is het voorbestemmen van bepaalde mensen opdat de heerlijke genade van God in hen wordt geopenbaard (Ef. 1:4-6). [23]Ames, 87 (1.25.18). We kunnen de verkiezing voor ons begrip opdelen in drie daden:God wil de heerlijkheid van Zijn genade openbaren in de zaligheid van sommige mensen (2 Thess. 2:13). [24]Ames, 88 (1.25.20).God beslist welke specifieke mensen deelgenoot zullen worden van deze zaligheid (2 Tim. 2:19). De eigenlijke grond voor de verkiezing ligt in deze tweede daad, die drie elementen bevat. 1: Liefde (Rom. 9:13). 2: Liefde met betrekking tot een bovennatuurlijk en hoogste goed (Jer. 31:3; Ef. 5:25). 3: Liefde in dat Hij sommigen afzondert van anderen, waaruit een krachtig voornemen van liefde spreekt (Rom. 9:13; Joh. 17:6; 1 Kor. 1:27-28). [25]Ames, 88 (1.25.21-22).God neemt Zich voor te zorgen voor de middelen die de uitverkorenen zonder twijfel naar hun einddoel, de zaligheid, leiden. Deze middelen zijn de verlossing en de toepassing van die verlossing (Joh. 6:37; 2 Thess. 2:13). [26]Ames, 88 (1.25.23).VerwerpingVerwerping is het voorbestemmen van bepaalde mensen opdat de heerlijkheid van Gods gerechtigheid in hen wordt geopenbaard (Rom. 9:22; 2 Thess. 2:12; Judas 1:4). [27]Ames, 89 (1.25.30). Bij de verwerping kunnen we, net als bij de verkiezing, drie daden onderscheiden:God wil Zijn gerechtigheid openbaren. Het doel van God in de verwerping is daarom niet in de eerste plaats de ondergang van het schepsel, maar het hooghouden van Gods gerechtigheid, die openbaar komt in de vorm van verderf. [28]Ames, 89 (1.25.32).God beslist in welke specifieke mensen Zijn gerechtigheid moet worden geopenbaard (Judas 1:4). [29]Ames, 89 (1.25.34).God neemt Zich voor te zorgen voor de middelen waardoor Zijn gerechtigheid in de verworpenen openbaar kan komen. De eerst aangewezen middelen hiervoor zijn het toelaten van zonde en het toelaten dat mensen in zonde voortleven (Rom. 9:18; 2 Thess. 2:11-12). [30]Ames, 90 (1.25.39).Niet symmetrischOp het eerste oog lijkt Ames de verkiezing en de verwerping heel symmetrisch te beschrijven. Toch zien we aan het woordje ’toelaten’ in de derde daad van de verwerping al een verschil met de derde daad van de verkiezing, waar de uitverkorenen zeker naar de zaligheid geleid worden. Ames omschrijft heel duidelijk vier verschillen tussen de verkiezing en de verwerping:Bij de verkiezing heeft Gods heerlijke genade niet alleen Zijn eigen eer op het oog, maar ook de zaligheid van de mens. Bij de verwerping dient de verdoemenis op zich geen bepaald doel (naast het hooghouden van Gods gerechtigheid) en doet ze geen goed. [31]Ames, 89 (1.25.33).De liefde in de verkiezing schenkt het goede onmiddellijk aan het schepsel. De haat in de verwerping onthoudt hem slechts het goede, zonder kwaad te veroorzaken of op te leggen. Het kwaad is het verdiende loon van het schepsel. [32]Ames, 90 (1.25.38).De verkiezing is de oorzaak van het heil en ook van alle zaken die als oorzaken van het heil worden beschouwd. De verwerping is echter niet de oorzaak van de verdoemenis of van de zonde die de verdoemenis verdient; ze gaat er slechts aan vooraf. [33]Ames, 90 (1.25.40).De middelen hebben niet altijd betrekking op een onderlinge oorzaak-gevolgrelatie. Want het feit dat God de zonde toelaat, is niet de oorzaak van het verlaten, verharden of straffen; de oorzaak daarvan is de zonde zelf. [34]Ames, 90 (1.25.41).Ames staat helemaal in lijn van Perkins en Beza als hij de oorzaak van de zaligheid in God legt en de oorzaak van de verdoemenis in de zonde van de mens. Opvallend is wel dat Ames zich minder duidelijk uitspreekt over de volgorde van Gods besluiten. Uit sommige uitspraken is af te leiden dat hij supralapsarisch dacht, zoals zijn leermeester Perkins. Hij zag echter weinig praktische waarde in het speculeren over de ordening van Gods besluiten. [35]Vliet, Rise of the Reformed System, 89-91. Zie ook de conclusie van Yagi: ‘Ames had a basic supralapsarian framework for his doctrine of predestination, despite his apparent reluctance to deal with the topic of reprobation in his debate with Grevinchoven, and his use of a nuanced, infralapsarian language of reprobation (noticeable in Marrow).’ Yagi, A Gift from England, 184Ames en de reikwijdte van de verzoeningAmes schrijft eerst over de toepassing van Christus voordat hij de roeping (waar het aanbod van genade onder valt) verder uitwerkt. De toepassing is datgene waardoor alles wat Christus als Middelaar heeft gedaan en doet, daadwerkelijk effectief wordt in bepaalde mensen. [36]Ames, The Marrow of Sacred Divinity, 83 (1.24.1). De Heilige Geest past het werk van Christus toe (1 Kor. 12:13). Toch hangt de toepassing mede af van:Het besluit en de schenking van de Vader. Hij heeft bepaalde mensen aan Christus gegeven opdat ze verlost en behouden zullen worden (Joh. 6:39; Joh. 6:37).De intentie van Christus. Hij heeft aan Gods recht genoeg gedaan ten gunste van de mensen die de Vader aan Hem heeft toevertrouwd (Joh. 17:9; Joh. 17:11-12; Joh. 17:19).De aanvaarding door de Vader. Hij aanvaardt Christus’ genoegdoening en bekrachtigt deze met het oog op de verzoening en zaligheid van diezelfde mensen (2 Kor. 5:19). [37]Ames, 83 (1.24.2).Ames benadrukt dat de toepassing in haar omvang volledig gelijk is aan de verlossing zelf. Met andere woorden: aan iedereen voor wie Christus is gestorven, wordt de verlossing ook toegepast. [38]Ames, 83 (1.24.8). In die zin heeft Christus alleen verzoening gedaan voor degenen die Hij redt. Met betrekking tot de waarde die in Zijn offer ligt, kunnen we echter zeggen dat Christus verzoening heeft gedaan voor alle mensen. En, zegt Ames, omdat Gods raadsbesluiten voor ons verborgen zijn, is het passend om vanuit de liefde het beste te denken over iedereen, ook al kunnen we niet zeggen dat Christus ieders zaak op dezelfde manier voor God heeft bepleit. [39]Ames, 83-84 (1.24.9). Kortom, het offer van Christus is volgens Ames door zijn oneindige waarde voldoende voor iedereen, maar alleen effectief voor de uitverkorenen. [40]Zie ook wat Yagi hierover schrijft: ‘Een andere belangrijke scholastieke onderscheiding, die veel besproken werd in het debat over de reikwijdte van de verzoening, was het onderscheid tussen toereikendheid (sufficiency) en doeltreffendheid (efficiency). In tegenstelling tot eerdere studies ontdekten wij dat Ames dit onderscheid positief bevestigde. Bovendien leverde Ames een bijdrage aan de ontwikkeling van de gereformeerde orthodoxe positie door verduidelijkingen van deze termen te bieden: toereikendheid wordt gedefinieerd als de intrinsieke kracht en geschiktheid van de zaak, terwijl doeltreffendheid wordt gedefinieerd als de extrinsieke handeling van ordening of toewijzing, die voortkomt uit de goddelijke wil en bedoeling. In deze zin is de dood van Christus toereikend voor allen en alleen doeltreffend voor de uitverkorenen. Gezien Ames’ zorgvuldige formuleringen over deze kwestie is het waarschijnlijk dat hij een belangrijke rol speelde in pogingen om te bemiddelen tussen de “strikte” en “gematigde” partijen op de Dordtse Synode. Hij moet een grotere rol hebben gespeeld dan eerder werd gesuggereerd, aangezien de artikelen van de synode (DL II:3 en II:8) gebaseerd zijn op hetzelfde begrip van deze termen zoals door Ames gedefinieerd.’ Yagi, A Gift from England, 185.Het offer van Christus wordt toegepast door middel van het genadeverbond. Al kunnen we dit volgens Ames beter een testament noemen, want het is een vrije gave die van kracht wordt bij de dood van de Gever (Hebr. 9:16). [41]Ames, 84 (1.24.10-12). Dit verbond omvat, anders dan het werkverbond, niet alle mensen. Het behoort in het bijzonder tot bepaalde personen, de uitverkorenen. Want, zegt Ames, hoewel de verkondiging van het genadeverbond vaak algemeen wordt gepresenteerd, zijn alleen degenen voor wie God het verbond heeft bedoeld daar werkelijk in begrepen. Zij worden daarom zonen en erfgenamen van deze belofte en van de zaligheid genoemd (Gen. 15; Hand. 2:17; Hand. 3:25; Rom. 4:13; Rom. 4:16; Rom. 9:7-8; Gal. 3:26; Gal. 3:29). [42]Ames, 85 (1.24.15).Ames spreekt dus over een algemene verkondiging, maar houdt vast aan een particuliere verzoening. Hoe hij dat precies voor zich ziet, blijkt wanneer Ames in meer detail ingaat op de toepassing van het offer van Christus.Ames over het aanbod van genadeDe toepassing van het offer van Christus aan mensen bestaat volgens Ames uit twee delen: de vereniging met Christus en het delen in de zegeningen die uit die vereniging voortvloeien (Fil. 3:9). [43]Ames, 90 (1.26.1). Deze vereniging is de geestelijke relatie tussen Christus en de mens waardoor de gelovige recht krijgt op alle zegeningen die in Christus zijn bereid (1 Joh. 5:12; 1 Joh. 3:24). [44]Ames, 90 (1.26.2).Deze vereniging wordt tot stand gebracht door Goddelijke roeping. Dit houdt in dat Hij mensen tot Christus brengt, opdat zij met Hem verenigd worden (1 Petr. 2:4-5; Ef. 4:12). Uit deze vereniging met Christus volgt de vereniging met God de Vader (1 Thess. 1:1; 1 Thess. 2:12). [45]Ames, 90 (1.26.3-4). Ames benadrukt dat deze roeping op geen enkele manier afhangt van de waardigheid, oprechtheid, ijver of enig streven van de geroepene, maar uitsluitend van Gods verkiezing en voorbestemming (Hand. 2:47; Hand. 13:48; Rom. 8:30; Tit. 3:5; Jak. 1:18). [46]Ames, 91 (1.26.6).Het aanbod van ChristusZoals we ondertussen van Ames gewend zijn, werkt hij de roeping verder uit door telkens een tweedeling te maken. De roeping bestaat uit twee delen: het aanbod van Christus en het aannemen van Hem (Joh. 1:11-12). [47]Ames, 91 (1.26.7). Het aanbod van Christus is een objectieve verkondiging van Christus, als een voldoende en noodzakelijk middel tot zaligheid (1 Kor. 1:23-24; Hebr. 7:25; Hand 4:12). [48]Ames, 91 (1.26.8).Dat aanbod is uitwendig en inwendig. [49]Ames, 91 (1.26.10). Het uitwendige aanbod is de verkondiging of prediking van het Evangelie, of van welke belofte van Christus dan ook (Hand. 9:15). [50]Ames, 91 (1.26.11). Maar, zegt Ames, om een mens voor te bereiden op het ontvangen van de beloften gaat de wet gewoonlijk vooraf, die de zonde en de schuld aanwijst en de zondaar verootmoedigt (Rom. 7:7). [51]Ames, 91 (1.26.12). Vervolgens leert Ames heel duidelijk een algemeen aanbod van genade en de plicht tot geloof:Die beloften worden, wat betreft de uitwendige verkondiging, zonder onderscheid aan allen aangeboden, met het bevel om te geloven; maar wat betreft het eigendom van de beloofde zaken, die afhankelijk zijn van het voornemen van de Belover, behoren ze alleen toe aan de uitverkorenen, die daarom de zonen en erfgenamen van de belofte worden genoemd, Rom. 9:8. [52]Ames, 91 (1.26.13).Ames benadrukt dus direct dat alleen de uitverkorenen de beloofde zaken daadwerkelijk in bezit krijgen. Daarvoor is het inwendige aanbod van Christus nodig. Dit inwendige aanbod is een geestelijke verlichting, waardoor God de beloften als het ware door een innerlijk woord aan iemands hart legt (Joh. 6:45; Ef. 1:17). [53]Ames, 91 (1.26.14).Ames houdt Woord en Geest dicht bij elkaar, zoals we dat bij Calvijn, Beza, Perkins en de Dordtse Leerregels ook hebben gezien. In antwoord op de vraag hoe God het ware geloof in iemands hart werkt, antwoordt Ames:Dit geloof wordt in ons gewerkt door de Heilige Geest, door middel van de bediening en prediking van het Evangelie. (…) Het wordt in ons gewerkt door het Evangelie, want in de belofte van het Evangelie wordt Christus ons aangeboden en voorgesteld; en de werking of kracht van de Heilige Geest vergezelt de prediking van het heilige Evangelie. Hieruit volgt dat zij die geen waar geloof hebben, ofwel niets geloven wat boven het natuurlijke uitstijgt (dat wil zeggen: op een bovennatuurlijke wijze), ofwel hun geloof niet uit het Evangelie en het Woord van God hebben. [54]William Ames, The Substance of Christian Religion: or a plain and easy draft of the Christian Catechism in 52 Lectures, on chosen Texts of Scripture, For each Lord’s Day of the Year, Learnedly and Perspicuously illustrated with Doctrines, Reasons and Uses., Hand-typed, modernized, corrected, and annotated by William H. Gross www.onthewing.org, 2014 (London: T. Mabb, 1659), 32-33.Oftewel, de Heilige Geest gebruikt het Evangelie met het aanbod van genade om het geloof in een mensenhart te werken.Het aannemen van ChristusHet eerste deel van de roeping is dus volgens Ames het aanbod van Christus, zoals hiervoor beschreven. Het tweede deel is het aannemen van Christus. Ames omschrijft dit als datgene waardoor de aangeboden Christus wordt verenigd met de mens (Joh. 6:56). Dit gebeurt door het geloof. [55]Ames, The Marrow of Sacred Divinity, 92 (1.26.17). Vanwege dit aannemen wordt de roeping ‘bekering’ genoemd (Hand. 26:20), omdat allen die de roepstem van God gehoorzamen volledig worden bekeerd van zonde naar genade, en van de wereld naar het volgen van God in Christus. Ze wordt ook ‘wedergeboorte’ genoemd of bijvoorbeeld ‘nieuwe geboorte’, ‘een nieuwe schepping’, ‘een nieuw schepsel’: Joh. 1:13, Joh. 3:6; 1 Joh. 3:9; 1 Pet. 1:3, 1 Pet. 1:23. [56]Ames, 92 (1.26.19).De mens is in dit aannemen ofwel passief, ofwel actief (Fil. 3:12). [57]Ames, 92 (1.26.20). Het passief aannemen van Christus is datgene waardoor een geestelijk beginsel van genade wordt verwekt in de wil van de mens (Ef. 2:5; Joh. 3:3). [58]Ames, 92 (1.26.21-22). Ames benadrukt nogmaals dat de verlichting van het verstand hiervoor niet voldoende is [59]Ames, 92 (1.26.24). en dat de wil in dit eerste aannemen geen vrij handelende partij is; het is een kwestie van gehoorzame onderdanigheid (2 Kor. 4:6). [60]Ames, 93 (1.26.25).Het actief aannemen van Christus is een actieve geloofsdaad waarmee de geroepene zich geheel verlaat op Christus als zijn Verlosser, en door Hem op God (Joh. 3:15-16; 1 Pet. 1:21). [61]Ames, 93 (1.26.26) Deze daad van geloof wordt deels ingegeven door een ontvangen beginsel van genade, en deels door de werking van God die hieraan voorafgaat en dit opwekt (Joh. 6:44). [62]Ames, 93 (1.26.27). Deze geloofsdaad wordt vrijwillig door de mens uitgeoefend, maar dát hij dit doet, is ook zeker, onvermijdelijk en onveranderlijk (Joh. 6:37). [63]Ames, 93 (1.26.28).BekeringDit geloof, waardoor de wil wordt gericht op het bezit van het ware goede, gaat altijd samen met bekering. Door bekering wordt de wil gericht op het doen van het ware goede. Dit gaat gepaard met een afkeer en haat van het tegenovergestelde kwaad, dat is: de zonde (Hand. 19:4; Mar. 1:15). [64]Ames, 93 (1.26.29). Bekering heeft dezelfde oorzaken en beginselen als het geloof, want beide zijn vrije gaven van God (Ef. 2:8; 2 Tim. 2:25). Geloof en bekering richten zich wel op een verschillend Voorwerp. Het geloof richt zich allereerst op Christus, en door Christus op God; bekering richt zich allereerst op God Zelf, tegen Wie de gelovige heeft gezondigd (Hand. 20:21). Ook hebben geloof en bekering een verschillend doel. Het geloof zoekt verzoening met God; bekering zoekt overeenstemming met Gods wil (Rom. 3:25; Hand. 26:20). [65]Ames, 93 (1.26.30).Ames onderscheidt een bekering die voorafgaat aan het geloof en een bekering die erop volgt. De angst en schrik die de wet veroorzaakt, is een voorbereidend middel tot het geloof en gaat er dus aan vooraf. Het daadwerkelijk afkeren van de zonde (omdat de zonde God krenkt) vloeit voort uit het geloof en volgt er dus op. [66]Ames, 93 (1.26.31). Hoewel bekering altijd gepaard gaat met verdriet over zonden uit het verleden en het heden, bestaat het niet wezenlijk in die droefheid. Bekering houdt in dat je de zonde haat, je daarvan afkeert en een vast voornemen hebt om het goede na te jagen (Amos 5:14-15). [67]Ames, 93 (1.26.32). Bekering is niet waar en oprecht als ze je niet afkeert van alle zonde waarvan je je bewust bent, en je niet richt op alles waarvan je weet dat het goed is. De ware bekering is ook blijvend. Dat wil zeggen, ze wordt keer op keer vernieuwd, vanaf het moment van je eerste bekering tot aan het einde van je leven. [68]Ames, 94 (1.26.33).Bekering wordt meestal eerder waargenomen dan geloof, omdat een zondaar zich moeilijk ervan kan overtuigen dat hij in Christus met God is verzoend voordat hij voelt dat hij zich heeft afgekeerd van de zonden die hem van God scheidden. [69]Ames, 94 (1.26.34).De plicht tot geloof bij AmesHet geloof staat centraal in de theologie van Ames en is absoluut noodzakelijk om zaligheid te verkrijgen. Hij ziet dit geloof als een instrument. Het geloof zelf rechtvaardigt ons niet; Christus als Voorwerp van het geloof rechtvaardigt de zondaar. In een leerdienst over Handelingen 16:31 zegt Ames:Het rechtvaardigende geloof richt zich op Jezus Christus, zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden tot rechtvaardigheid en leven; of op Gods barmhartigheid in en door Jezus Christus die op deze wijze wordt aangeboden. Dit blijkt uit onze tekst. Wij moeten met ons verstand instemmen met alles wat in het Woord van God staat, en vooral aan alles wat in de de beloften van het Evangelie is vervat. Maar de kracht om ons te rechtvaardigen komt alleen bij Christus vandaan. Het geloof zelf rechtvaardigt ons dus niet en ontslaat ons niet van de schuld van zonde en dood, behalve wanneer het ziet op Christus alleen, Die ons met dat doel wordt aangeboden. [70]‘The adequate object of Faith, as it justifies, is Jesus Christ, as offered in the Gospel for righteousness and life; or the mercy of God in and through Jesus Christ which is thus offered. This is evident in the Text. The explication is that, although with our understanding we ought to assent to all things that are contained in the word of God — and especially to those things that are contained in the promises of the Gospel — yet the power of justifying us proceeds from no other object, but from Christ alone. And so Faith, though it looks at other objects also, yet it does not justify us, nor absolve us from the guilt of sin and death, except as it looks at Christ alone as offered to us to that end.‘ Ames, The Substance of Christian Religion, 29.We zien hierin ook hoe Ames benadrukt dat het geloof zich richt op Christus zoals Hij wordt aangeboden in het Evangelie. Dat is een manier van spreken die we veel zien bij de puriteinen. Het geloof richt zich op het aanbod van genade en klemt zich vast aan de beloften van God. Sterker nog: ieder die het aanbod van genade hoort, heeft de plicht om het te geloven.Geloof is een plichtZoals we zagen leert Ames de plicht tot geloof, want hij zegt: ‘Die beloften worden, wat betreft de uitwendige verkondiging, zonder onderscheid aan allen aangeboden, met het bevel om te geloven.’ [71]Ames, The Marrow of Sacred Divinity, 91 (1.26.13). En bij het eerste gebod merkt hij op dat het geloof zowel een deugd is als een plicht. [72]Ames, 175-176 (2.5.19).Ames definieert deze plicht tot geloof wel anders dan zijn leermeester Perkins. Perkins leert de plicht om te geloven dat je zelf bent uitverkoren. Ames zegt echter dat alleen dingen die duidelijk en absoluut waar zijn geloofd moeten worden:In de roeping van mensen wordt niets over Christus verkondigd, en behoort niets over Hem te worden verkondigd, wat men als waarheid moet geloven, wat niet duidelijk en absoluut waar is. Want dat zou strijdig zijn met de aard van het getuigenis (…) en ook met de aard van het Evangelie zelf, dat bij uitstek het Woord der waarheid wordt genoemd (Ef. 1:13). [73]Ames, 91 (1.26.9).Op basis hiervan kunnen we niet ieder mens oproepen en verplichten om te geloven dat God hem heeft uitverkoren, want niet iedereen is uitverkoren. Perkins maakt onderscheid tussen Gods wil van welbehagen en Zijn wil van besluit om te kunnen vasthouden aan de plicht tot geloof in eigen uitverkiezing. Hierin volgt Ames hem niet. Ames definieert de plicht tot geloof dus niet als de plicht om te geloven dat je zelf bent uitverkoren.Wat je moet gelovenWat ben je volgens Ames dan wel verplicht om te geloven? Daarvoor moeten we eerst weten hoe Ames het geloof omschrijft. De kernwoorden hierin zijn ‘rusten’ en ‘vertrouwen’. Geloof is een rusten van het hart op God, als de Auteur van het leven en de eeuwige zaligheid. Dat wil zeggen, dat we door Hem bevrijd kunnen worden van al het kwaad en al het goede kunnen verkrijgen (Jes. 10:20; Ps. 37:5; Jer. 17:7). [74]Ames, The Marrow of Sacred Divinity, 9 (1.3.1). Elders zegt Ames: het geloof is een deugd waarmee wij, ons vasthoudend aan de trouw van God, op Hem steunen, zodat we verkrijgen wat Hij ons voorhoudt. Wie Gods getuigenis aanneemt, bezegelt daarmee dat God waarachtig is (Joh. 1:12). [75]Ames, 175 (2.5.11).Het object of voorwerp van het geloof is dus niet de eigen uitverkiezing. Want, zegt Ames, door het geloof klampen we ons eerst aan God vast, en vervolgens, als gevolg daarvan, aan de dingen die God ons voorhoudt. God Zelf is dus het eerste Voorwerp van het geloof, en wat Hij ons voorhoudt, is het tweede voorwerp. [76]Ames, 175 (2.5.18). Ames noemt het eerste het formele object van het geloof (de waarheid en betrouwbaarheid van de Belover) [77]Ames, 176-177 (2.5.25). ) en het tweede het materiële object van het geloof (de belofte). [78]Ames, 176 (2.5.21).Het geloof begint dus niet met zekerheid over je uitverkiezing. Dat is volgens Ames een vrucht van het geloof:Dat bijzondere toestemmen [van het geloof] waarmee we tot de overtuiging komen dat God in Christus onze God is, is niet de eerste daad van het geloof, maar een daad die uit het geloof voortvloeit. Want er is geen grotere zekerheid van deze waarheid in u dan in een ander, en er is geen waarachtiger begrip ervan in u dan in een ander, voordat u uzelf door het geloof aan God hebt overgegeven (Rom. 5:1-2). [79]Ames, 11 (1.3.17).Ames ziet het geloof dan ook niet als een toestemmen met het verstand, maar als een daad van de wil. Omdat je je ellende beseft en van jezelf of anderen geen verlossing hebt te verwachten, neem je de toevlucht tot Christus als een voldoende en getrouwe Zaligmaker. Dát is geloof. [80]Ames, 11 (1.3.19).Als we dan geloven met ‘goddelijk geloof’, zoals Ames het noemt, steunen we niet alleen op God om te verkrijgen wat Hij ons voorhoudt, maar nemen we het ook aan. [81]Ames, 175 (2.5.12). In dat geval gebruikt Ames de plicht tot geloof juist om de gelovige te leiden naar zekerheid. Hij wijst op de God Die niet liegen kan (Tit. 1:2) en zegt dan:Alles wat wij verplicht zijn te geloven (met een goddelijk geloof) is waar. Want we behoren niets met een goddelijk geloof te geloven tenzij God getuigenis geeft van de waarheid ervan. Maar God getuigt dat Hij Zelf waarachtig is. En bij een Getuige Die alwetend is, kan Zijn waarachtigheid niet worden gescheiden van de waarheid van Zijn getuigenis. Daarom kan het niet anders of alles wat we verplicht zijn te geloven met een goddelijk geloof, is waar. [82]Ames, 176-177 (2.5.25).Hieruit volgt volgens Ames dan ook de zekerheid van het geloof. Het geloof is zeker omdat het rust op de beloften van de betrouwbare God. Wanneer ons geloof soms wankelt, komt dat niet voort uit de aard van het geloof, maar uit onze onvolmaaktheid. [83]Ames, 177 (2.5.26).ConclusieAmes zet zijn theologie helder uiteen met behulp van de methode van het ramisme. Hij leert de dubbele predestinatie, maar geeft heel duidelijk het verschil aan tussen verkiezing en verwerping. Er is geen symmetrie. De oorzaak van de zaligheid ligt volledig in God en de oorzaak van de verdoemenis ligt volledig in de zonde van de mens. Hierin staat Ames op één lijn met Perkins en de reformatoren.Ames spreekt ruimer over de reikwijdte van de verzoening dan Beza. Met betrekking tot de intentie van het offer van Christus is dit alleen voor de uitverkorenen, maar met betrekking tot de waarde die in Zijn offer ligt, kunnen we volgens Ames terecht zeggen dat Christus verzoening heeft gedaan voor alle mensen. Beza vindt dat een verwarrende uitspraak, maar Ames gebruikt hem dus wel.Ames benadrukt keer op keer dat Gods raadsbesluiten voor ons verborgen zijn en roept ertoe om vanuit de liefde het beste te denken over iedereen. Daarmee bedoelt hij niet dat er geen bekering en geloof nodig is, maar juist dat dit voor iedereen mogelijk is en dat we elkaar daartoe moeten oproepen. We moeten nooit denken dat iemand een verworpene is en dat het aanbod van genade dus eigenlijk niet voor hem is bedoeld.Over dat aanbod van genade schrijft Ames heel gestructureerd. Zover ik weet, is hij de eerste die dit zo expliciet uitwerkt. De roeping, waardoor de vereniging met Christus tot stand wordt gebracht, bestaat uit twee delen:Het aanbod van Christus: een objectieve verkondiging van Christus als een voldoende en noodzakelijk middel tot zaligheid. Dit bestaat uit:Een uitwendig aanbod: het aanbod van de belofte van Christus aan iedereen, zonder onderscheid, samen met het bevel om te geloven.Een inwendig aanbod: een geestelijke verlichting, waardoor de belofte als het ware door een innerlijk woord aan iemands hart wordt gelegd.Het aannemen van Christus: datgene waardoor de aangeboden Christus wordt verenigd met de mens, door het geloof. Dit aannemen is:Passief: datgene waardoor een geestelijk beginsel van genade wordt gewerkt in de wil van de mens.Actief: een actieve geloofsdaad waarmee de geroepene zich geheel verlaat op Christus als zijn Verlosser, en door Hem op God.Ames benadrukt dat geloof altijd samengaat met bekering. Net als Perkins typeert hij het geloof als een instrument. Het geloof zelf rechtvaardigt niet, maar is een instrument om de rechtvaardigheid van Christus te ontvangen. Het geloof richt zich op Christus zoals Hij wordt aangeboden in het Evangelie. Geloven wil zeggen dat je de toevlucht neemt tot Christus als een voldoende en getrouwde Zaligmaker, omdat je je ellende beseft en van jezelf of anderen geen verlossing hebt te verwachten. Het is een rusten en vertrouwen op God.De zekerheid van de eigen uitverkiezing ziet Ames als een vrucht van het geloof. Enerzijds staat hij zo in lijn met Perkins, die heel pastoraal schrijft over een zwak geloof en dat omschrijft als een vluchten tot Christus. Perkins leert echter ook de plicht tot geloof in eigen uitverkiezing. Ames zegt juist dat je niet verplicht kunt worden om te geloven in iets dat niet waar is. De plicht tot geloof is voor hem de plicht om je op Christus te werpen als een voldoende en getrouwe Zaligmaker. Voetnoten (83) Tagged:Algemeen aanbodPlicht tot geloofPuriteinse theologieReikwijdte verzoeningUitverkiezing Vorige Perkins, de vader van het piëtistisch puritanisme Volgende De hartelijke theologie van Sibbes