Het neonomianisme: de nieuwe wet van de genadeEerder in dit hoofdstuk besprak ik de eerste periode van het antinomianisme in Engeland in de jaren veertig van de 17e eeuw. De tweede periode van het conflict met de antinomianen begon, zoals gezegd, in 1690 met de heruitgave van Christ Alone Exalted van Tobias Crisp door zijn zoon Samuel Crisp. Deze periode voegt geen nieuwe informatie toe vanuit de antinomianen. Daarom ga ik niet nogmaals hun standpunten bespreken. In deze periode bestreed Richard Baxter de antinomianen opnieuw en na zijn dood in 1691 nam Daniel Williams het van hem over. Deze werd op zijn beurt beschuldigd van neonomianisme. Het was Isaac Chauncy, een verdediger van het antinomiaanse standpunt, die deze term als eerste gebruikte. [1]G.A. van den Brink, Herman Witsius en het antinomianisme: met tekst en vertaling van de Animadversiones Irenicae, Publicaties van het Instituut voor Reformatieonderzoek 2 (Apeldoorn: Instituut voor Reformatieonderzoek, 2008), 45.Richard Baxter en het ontstaan van het neonomianismeAlexander Comrie waarschuwt in zijn verklaring van de Heidelbergse Catechismus:Uw christenaandacht dient te weten, dat er in de vorige eeuw een nieuw soort van godgeleerdheid is opgestaan, die om zich krachtig tegen de antinomianen te stellen, de oude leer der Hervorming heeft verlaten en een nieuwe leer in de kerk gebracht heeft, zeggende en lerende onder andere, dat Christus door Zijn lijden en sterven het genadeverbond verworven heeft; dat is: dat God door Christus’ dood verzoend zijnde, met de uitverkorenen een genadeverbond opricht waarin Hij de oude eis van de Wet terzijde stellende en vernietigende, nu van ons eist geloof en bekering als een geschiktmakende genade. [2]Comrie geciteerd in: C. Harinck, Om het hart van het Evangelie (Houten: Den Hertog, 1994), 39.Comrie verwijst hiermee naar de leer van Richard Baxter (1615-1691) en zijn volgers, die later door Chauncy het neonomianisme genoemd zal worden.De bronnen voor Baxters neonomianismeBaxter heeft zo’n hekel aan het antinomianisme dat hij in het tegenoverstelde uiterste van het neonomianisme vervalt. [3]Ernest F. Kevan, The Grace of Law: A Study in Puritan Theology (Ligonier, PA: Soli Deo Gloria Publications, 1993), 30. Baxter baseert zijn systeem op de theologie van Saumur (het amyraldisme), [4]Zie: Peter Toon, The emergence of Hyper-Calvinism in English nonconformity 1689–1765, Digital reproduction by Quinta Press 2003 (London: The Olive Tree, 1967), 21; En: J.M.D. De Heer, ‘De reikwijdte van de verzoening’, in Verzoening door voldoening, Semper Reformanda 3 (Apeldoorn: Uitgeverij De Banier, 2023), 282. maar ook op het Engelse hypothetisch universalisme. [5]‘Baxter was profoundly influenced by Preston’s writings and thoroughly recommended them’ Jonathan D. Moore, English Hypothetical Universalism – John Preston and the Softening of Reformed Theology (Cambridge, UK: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 2007), 96-97, noot 9. Baxter voegt beide systemen samen en bouwt daar zijn eigen systeem op, [6]Moore, 219. gemakshalve over het verschil tussen beide systemen heenstappend. Er zijn immers wezenlijke verschillen tussen het amyraldisme en het Engelse hypothetisch universalisme.Er wordt gezegd dat Baxters geschriften een wat vreemde theologische mix vormen, zodat we misschien het beste kunnen concluderen dat Baxter zichzelf is en een heel eigen plaats inneemt. [7]Zie bijv.: Joel R. Beeke en Randall J. Pederson, Meet the Puritans: With a Guide to Modern Reprints, e-book (Grand Rapids, MI: Reformation Heritage Books, 2007), 54; En: W. van ’t Spijker, R. Bisschop, en W.J. Op ’t Hof, Het puritanisme: geschiedenis, theologie en invloed (Zoetermeer: Boekencentrum, 2001), 168. Toch is de invloed van het amyraldisme duidelijk zichtbaar en kunnen we ook traceren hoe Baxter dit omvormt tot wat later het neonomianisme gaat heten. We kunnen het neonomianisme dus niet alleen verklaren als reactie op het antinomianisme; het verzet zich ook tegen de reformatorische rechtvaardigingsleer van de goddeloze. Het neonomianisme leert een rechtvaardiging door evangelische werken. [8]Harinck, Om het hart van het Evangelie, 37. Aan de hand van de leer van Baxter wil ik laten zien wat dit betekent.De nieuwe wet van het neonomianismeBaxter leert het hypothetisch universalisme. Volgens hem was de dood van Christus echter niet een voldoen van de straf van de uitverkorenen, maar een juridisch voldoen van de wet. [9]Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 54. Hiermee bedoelt Baxter de wet van de natuur. Hij noemt dit ook wel het werkverbond. [10]Kevan, The Grace of Law, 204. Dit is dus een vorm van algemene verzoening die zegt dat de Heere Jezus voor iedereen het werkverbond heeft voldaan.Daarnaast heeft God na de zondeval een nieuwe wet gegeven (vandaar de naam neonomianisme), die Baxter ‘de wet van de genade’ noemt. Dit is een afzwakking van de oorspronkelijke, eerste wet, zodat gevallen mensen hieraan kunnen voldoen. Anders gezegd: Christus heeft met Zijn lijden en sterven aan de eerste wet voldaan en het mogelijk gemaakt dat er een afgezwakte tweede wet kwam, waaraan de gevallen mens zelf kan voldoen.De rechtvaardigmaking van een mens hangt dus af van het werk van Christus in combinatie met zijn eigen gehoorzaamheid aan deze nieuwe wet. [11]Kevan, 205. Baxter zegt letterlijk: ‘De voorwaardelijke belofte van vergeving en rechtvaardiging wordt pas echt en volledig gegeven als we aan de voorwaarde voldoen.’ [12]‘So here, the conditionall grant of Pardon & Ju∣stification doth then absolutely pardon and justifie us, when we perform the Condition.’ Richard Baxter, Aphorismes of Justification, with their explication annexed (Hague: Abraham Brown, 1655), 115. Deze nieuwe wet wordt door Baxter ook wel ‘de voorwaarden van het Evangelie’ genoemd. Christus heeft dan de voorwaarden van de wet vervuld en de mens moet de voorwaarden van het Evangelie vervullen. [13]‘Or thus: Though Christ performed the conditions of the Law, and satisfied for our non-performance; yet it is ourselves that must perform the conditions of the Gospel.’ Baxter, 70.De voorwaarden van het Evangelie volgens BaxterDie voorwaarden van het Evangelie vat Baxter samen in het woord ‘geloof’. Rechtvaardigend geloof is volgens hem het hartelijk aannemen van Christus als onze enige Heer en Zaligmaker. [14]‘Justifying Faith is the hearty accepting of Christ for our only Lord and Saviour’ Baxter, 166. Baxter komt uiteindelijk tot de volgende omschrijving van het geloof dat aan alle voorwaarden van de nieuwe wet voldoet:Geloof in de ruimste zin, zoals het alle voorwaarden van het nieuwe verbond omvat, kan als volgt worden gedefinieerd: Het is wanneer een zondaar, door het Woord en de Geest van Christus, diep overtuigd raakt van de rechtvaardigheid van de wet, de waarheid van haar dreiging, de slechtheid van zijn eigen zonden en de ernst van zijn ellende. Tegelijkertijd wordt hij overtuigd van de aard, het werk, de toereikendheid en de voortreffelijkheid van Jezus Christus, de genoegdoening die Hij heeft gebracht, Zijn bereidheid om te redden en Zijn vrije aanbod aan allen die Hem willen aannemen als Heere en Heiland.Hierdoor gelooft hij de waarheid van het evangelie en neemt hij Christus aan als zijn enige Heere en Heiland, die hem tot God brengt als zijn hoogste goed, hem vergeving en rechtvaardiging schenkt en hem een heerlijk erfdeel geeft. Hij vertrouwt daarop en rust in Christus als zijn Redder, en gehoorzaamt Hem oprecht (zij het onvolmaakt) als zijn Heer. Dit houdt in dat hij anderen vergeeft, zijn medegelovigen liefheeft, lijden verdraagt, trouw gebruikmaakt van Gods middelen en instellingen, zijn zonden belijdt en betreurt, en bidt om vergeving – en dat alles oprecht en volhardend tot het einde. [15]Baxter, 179.Oftewel, de voorwaarden van de nieuwe wet zijn alle elementen van het geloof zoals hierboven genoemd: zondekennis, ellendekennis, berouw, Christuskennis, het aannemen en vertrouwen van Christus als Verlosser en als laatste levensheiliging. Baxter noemt daarnaast ook liefde als een essentiële voorwaarde van het rechtvaardigend geloof. Liefde is dus niet een vrucht van dat geloof, zoals anderen vaak zeggen, maar een voorwaarde. [16]‘Let me here also tell you that I take love to Christ as our Saviour and Lord, to be essential to this Acceptance; and so some degree of Love to be part of Justifying Faith, and not properly a fruit of it, as it is commonly taken.’ Baxter, 169-70.Leert Baxter nog vrije genade?In hoeverre is er dan nog sprake van vrije genade bij Baxter? Hij zegt zelf dat er volgens onwetende antinomianen geen vrije daad van genade kan zijn als wij aan een voorwaarde moeten voldoen om die genade te genieten. Baxter is het hier niet mee eens. Hij vergelijkt het met een huurder die gratis mag wonen als hij voldoet aan de nieuwe huurovereenkomst die een peperkorrel vereist als teken van eerbetoon. Dat is toch niet minder gratis dan als hij die peperkorrel niet hoefde te geven? [17]‘The ignorant Antinomians think, it cannot be a Free Act of Grace, if there be any Condition on our part for enjoying it. As if in the fore-mentioned comparison, the Tenants redemption were the less free, because his new Lease requires the Rent of a peppercorn in token of homage! As if when a pardon is procured for a condemned Male factor, upon condition that he shall not reject it when it is offered him, but shall take him that procured it for his Lord, that this were therefore no free pardon! Indeed if we payed but a mite in part of the debt itself, so far our pardon were the less free.’ Baxter, 109-10.Zo probeert Baxter zowel onze verantwoordelijkheid te benadrukken als Gods genade. Daarom noemt hij de opvatting dat onze rechtvaardigheid volledig in Christus is, en dat de voorwaarden van het nieuwe verbond door Christus worden vervuld en niet door ons, ‘een monsterlijk stuk antinomiaanse leer’. [18]Baxter, 72. Nee, zegt Baxter, onder de voorwaarden van de nieuwe wet is er grond in onszelf.Aan de andere kant zegt hij dat de dood van Christus de enige grond is waarop God de goede werken van een gelovige accepteert. De goede werken van een gelovige zijn een evangelische rechtvaardigmaking, niet een wettische rechtvaardigmaking. [19]Kevan, The Grace of Law, 205-6; Ook Graafland omschrijft deze spanning in de theologie van Baxter, waarbij hij zowel de genade van God benadrukt als het volle gewicht legt op het geloof als daad van de mens: Graafland, Van Calvijn tot Comrie, 3 & 4:262-63. Baxter wil dus geen afbreuk doen aan het werk van de Heere Jezus, maar wel beklemtonen dat een mens ook een evangelisch werk moet doen en bezitten. Dit is duidelijk een reactie op de antinomianen, die leren dat er niets van de mens nodig is en dat ieder werk slechts wettisch werk is.Baxter verzet zich tegen deze antinomiaanse leer, die tot gevolg heeft dat de lijdelijkheid het geestelijk klimaat in de gemeente gaat beheersen. [20]C. Graafland, Van Calvijn tot Comrie, oorsprong en ontwikkeling van de leer van het verbond in het Gereformeerd Protestantisme, vol. 3 & 4 (Zoetermeer: Boekencentrum, 1994), 263. Toch betekent ook de leer van Baxter een afwijking van de Bijbelse, gereformeerde leer, want hij introduceert een nieuwe weg tot de zaligheid: een nieuwe, afgezwakte wet waaraan de mens zelf moet voldoen.Baxter en het aanbod van genadeWat betekent het neonomianisme van Baxter voor het aanbod van genade? Zoals ik eerder heb uitgelegd, is het hypothetisch universalisme ontstaan om een algemeen en welmenend aanbod van genade te kunnen preken op grond van de leer dat de Heere Jezus daadwerkelijk voor alle mensen is gestorven. Baxter leert dat in het Evangelie Christus en al Zijn weldaden aangeboden worden. Dit is een gratis aanbod op voorwaarde dat een zondaar komt en het aanneemt. [21]‘The Gospel is the offer of Christ (and his benefits to them that first accept himself) Therefore Faith must be the accepting of the thing offered. Both these are plain in Rev. 22:17. Whosoever will, let him take of the water of life freely: There is the free offer, upon condition of coming and taking, or accepting.’ Baxter, Aphorismes of Justfication, 168.Zoals we zagen, werkt Baxter dit aannemen (dat wil zeggen het aannemen van het aanbod van genade, door het geloof) uit in een brede beschrijving van wat dit geloof inhoudt. Zondekennis, berouw (boetvaardigheid), het gelovig aannemen van het aanbod van genade en levensheiliging worden zo noodzakelijke voorwaarden die de mens moet vervullen. Baxter brengt dus een algemeen, welmenend, maar wel voorwaardelijk aanbod van genade.Baxter als pastorNaast zijn theologische werken schrijft Baxter ook verschillende pastorale werken. In deze werken komt zijn leer weinig naar boven. Ze zijn gericht op de heiliging van het leven, niet op het onderwijzen van theologie. [22]Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 54. Deze boeken worden door voor- en tegenstanders van zijn theologie hoog gewaardeerd. Één van zijn bekendste geschriften is The Reformed Pastor, waarin hij in zes stellingen de bedoeling van het pastoraat samenvat. [23]Spijker, Bisschop, en Op ’t Hof, Het puritanisme, 170.Baxter’s aanpak is heel persoonlijk en pastoraal. Hij onderwijst zijn gemeente door twee dagen per week van gezin naar gezin te gaan en laat dan ook vaak zelfgeschreven boeken achter. De gemeente in Kidderminster groeit enorm tijdens zijn bediening. [24]Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 53. Baxters theologie bevat de zaadjes van wetticisme (met eigen werken de zaligheid verdienen), arminianisme (de mens kiest ervoor om te geloven) en een onderwaardering van het werk van Christus. Doordat Baxters prediking doortrokken is van de praktische puriteinse traditie ontkiemen deze zaadjes vrijwel niet, maar zijn latere volgelingen zullen de bittere vruchten ervan plukken. [25]J.I. Packer, ‘The Doctrine of Justification Among the Puritans ’, From his book ‘Puritan Papers vol. 5’, geraadpleegd 22 januari 2024.Mensen moeten zich geschikt maken voor de genadeIk begon dit gedeelte over Baxter met Comries omschrijving van de leer van het neonomianisme. Comrie noemt dit de leer van de ‘geschiktmakende genade’. Baxter probeert wel te benadrukken dat de zaligheid genade van Gods kant is, maar leert tegelijkertijd dat wij zonder onze ‘evangelische werken’ deze genade niet zullen ontvangen. We moeten ons volgens Baxter dus geschikt maken voor de genade. De Westminster Confessie spreekt heel duidelijk uit dat geen enkel werk van een mens hem geschikt kan maken voor Gods genade (WC 16.7). [26]WC 16.7: ‘De werken die door onbekeerde mensen gedaan worden, kunnen in wezen dingen zijn die God gebiedt en zowel voor henzelf als voor anderen nuttig zijn (1 Kon. 21:27,29; 2 Kon. 10:30-31; Fil. 1:15-16,18). Maar, omdat ze niet voortkomen uit een hart dat gereinigd is door het geloof (Gen. 4:5; Hebr. 11:4,6), ze ook niet op de juiste manier gedaan worden, volgens het Woord van God (Jes. 1:12; 1 Kor. 13:3), of met het juiste doel, namelijk tot eer van God (Matth. 6:2,5,16,18), zijn deze werken om die redenen zondig. Ze kunnen God ook niet behagen of een mens geschikt maken om genade van God te ontvangen (Hos. 1:4; Am. 5:21-22; Hag. 2:15; Rom. 9:16; Tit. 1:15; Tit. 3:5). Toch, als mensen ze nalaten, is het nog meer verdorven en onaangenaam in Gods ogen (Job 21:14-15; Ps. 14:4; Ps. 36:4; Matth. 23:23; Matth. 25:41-43,45).’ Vertaling uit: Thera Tanis-Baars, vert., Gewogen woorden – De Belijdenis, de Grote en de Kleine Catechismus van Westminster (Apeldoorn: Uitgeverij De Banier, 2014).De strijd tussen Daniel Williams en Isaac ChauncyWanneer Baxter in 1691 overlijdt, neemt Daniel Williams de strijd tegen het antinomianisme van hem over. Williams publiceert in 1692 zijn boek Gospel-Truth Stated and Vindicated wherein some of Dr. Crisp’s opinions are considered. [27]Toon, Hyper-Calvinism, 50. Dit is een reactie op de heruitgave van Christ Alone Exalted van Tobias Crisp in 1690. Williams wijst 22 fouten aan en laat zien waarin Crisp volgens hem afwijkt van de reformatorische belijdenissen van de kerk.Acht jaar discussieAls Williams dit had gedaan aan de hand van de Westminster Confessie, die al heel expliciet de antinomiaanse dwalingen weerlegt, was er weinig commotie ontstaan. Hij gaat echter verder en omschrijft een leer die gezien wordt als een enigszins afgezwakte variant van Baxters leer en dus neonomiaans is. [28]Veel schrijvers, waaronder Toon (Toon, 56; En: Peter Toon, Puritans and Calvinism, Digitale editie zonder bladzijdenummering (Reiner Publications, 1973).) en Harinck (Harinck, Om het hart van het Evangelie, 31.), zijn er heel duidelijk over dat Williams gezien kan worden als een volgeling van Baxter en dus als een neonomiaan. Van den Brink is het daar niet mee eens en leest Williams heel welwillend. Hij vindt dat Toon Williams verkeerd leest (Brink, Herman Witsius en het antinomianisme, 88 noot 3.), en dat Harinck zijn standpunt niet onderbouwt met bronvermeldingen en Williams te makkelijk afschildert als gevaarlijke dwaalleraar (Brink, 88, 108.). Het voert te ver om hier nu zelf een afgewogen standpunt over in te nemen, maar op zijn minst kunnen we concluderen (ook uit de stukken van Williams die Van den Brink citeert, zie bijv. Brink, 98, 101, 103, 108 noot 93.) dat Williams zich regelmatig uitdrukt als een neonomiaan, ook al heeft hij dat in latere geschriften wel genuanceerd. Williams benadrukt verschillende keren dat hij de menselijke daden niet als verdienstelijk ziet, maar Chauncy zegt daarvan dat het niet zoveel waard is om de naam te veranderen als de natuur van wat je beschrijft precies is wat je ontkent (zie: Kevan, The Grace of Law, 206.). Van den Brink leest Williams welwillend in navolging van Herman Witsius. Deze neemt de latere uitleg van Williams als uitgangspunt, waarin hij benadrukt dat het geloof niet verdienstelijk is, ook al wil hij de term ‘instrument’ niet gebruiken (Zie: Herman Witsius, ‘Animadversiones Irenicae’, in Herman Witsius en het antinomianisme: met tekst en vertaling van de Animadversiones Irenicae, Publicaties van het Instituut voor Reformatieonderzoek 2 (Apeldoorn: Instituut voor Reformatieonderzoek, 2008), 135-40.). Hoewel heel wat predikanten het niet volledig eens zijn met Crisp, vinden ze het toch veiliger om de fout in te gaan aan de kant van de verheerlijking van Gods vrije genade dan te dwalen aan de kant van Williams, die volgens hen een verlossing gedeeltelijk door de werken van de mens leert.Zo begint een acht jaar lange discussie door middel van boeken en pamfletten. [29]Toon, Hyper-Calvinism, 50-51; Zie ook: Kevan, The Grace of Law, 37. Isaac Chauncy treedt op als de belangrijkste verdediger van het antinomiaanse standpunt en beschuldigt op zijn beurt zijn tegenstanders, onder wie Williams, van neonomianisme. Dit doet hij met zijn in 1692 gepubliceerde boek Neonomianism Unmask’d. [30]Brink, Herman Witsius en het antinomianisme, 111.Standpunten vergelekenToon vergelijkt de standpunten van Williams en Chauncy op zes onderwerpen met behulp van citaten uit beide genoemde boeken: [31]Peter Toon, Puritans and Calvinism, Digitale editie zonder bladzijdenummering (Reiner Publications, 1973).De staat van de uitverkorenen vóór wedergeboorte en bekering: volgens Williams blijven uitverkorenen kinderen van de toorn en aan de verdoemenis onderworpen totdat ze krachtig worden geroepen door het werk van de Geest. Chauncy zegt dat uitverkorenen tegelijkertijd kind van toorn én kind van barmhartigheid zijn. Daar ziet hij geen tegenstrijdigheid in. Er is volgens Chauncy al een geheime overdracht van genade. [32]Chauncy verdedigt het antinomiaanse standpunt dat de uitverkorenen in de opstanding van Christus daadwerkelijk gerechtvaardigd zijn. Het geloof is dan niet meer dan een instrument om een zondaar ervan te overtuigen dat hij al gerechtvaardigd is. Zie: Toon, Hyper-Calvinism, 59-60. Op dit punt volgt Williams dus Paulus en gaat Chauncy buiten het spoor van de Bijbelse waarheid in zijn poging het antinomiaanse standpunt te verdedigen.Christus’ dood en scheiding van de Vader: beide mannen leren dat de dood van Christus de grond is waarop God de zonde van de mens vergeeft. Waarin ze verschillen, is het antwoord op de vraag of God Christus verafschuwde toen Hij aan het kruis hing om onze zonden te dragen in Zijn lichaam. Volgens Williams heeft Christus in ziel en lichaam geleden en werd de communicatie tussen de menselijke en goddelijke natuur opgeschort. Toch werd God nooit van Christus gescheiden en was de Vader nooit ontevreden over Christus, en nog veel minder verafschuwde hij Hem vanwege de vuiligheid van de zonde die op Hem rustte. Chauncy zei dat God niet misnoegd was met Christus als de eeuwige Zoon, maar wel als Borg en Vertegenwoordiger van de uitverkorenen. Chauncy ziet Christus niet alleen als Degene die de voorschriften van het werkverbond vervult, maar ook als Degene die de veroordeling van het werkverbond vervult.De toerekening van Christus’ gerechtigheid aan de uitverkorenen: de woordkeuze van Williams laat zijn tegenstanders denken dat hij de calvinistische leer niet onderschrijft. Volgens Williams bemiddelt Christus de gerechtigheid voor de ware gelovigen, maar is er geen ‘volledige ruil’. De gelovigen zijn niet zo rechtvaardig als Christus. Er blijven onvolkomenheden in hen totdat Christus door Zijn Geest de heiligheid vervolmaakt die in alle ware gelovigen is begonnen. Chauncy denkt dat Williams hiermee bedoelt dat de gevolgen van de gerechtigheid van Christus aan de gelovigen worden toegerekend en niet de feitelijke gerechtigheid. Als dat juist is, is het niet moeilijk om de lijn te zien naar Baxter, die stelt dat Christus de wet vervuld heeft en dat er nu een nieuwe wet is waaraan wij moeten voldoen. Chauncy, op zijn beurt, doet er alles aan om het antinomiaanse standpunt af te zwakken dat Christus en de gelovigen daadwerkelijk van plaats verwisselen. Hij benadrukt dat de zonden alleen in juridische zin aan Christus werden overgedragen en niet feitelijk.De voorwaardelijkheid van het verbond der genade: Williams maakt onderscheid tussen het verbond der verlossing en het verbond der genade. Het verbond der genade is volgens hem vervat in de prediking van het Evangelie, waarin God de mens het geschenk van eeuwig leven en vergeving van zonden aanbiedt op de voorwaarden van geloof en bekering. Door aan Gods voorwaarden te voldoen, gaat de schuldige zondaar een verbond met God aan. Chauncy ziet het verbond der genade als het eeuwige verbond waarin Christus in naam van de uitverkorenen belooft dat Hij de eisen van het verbroken werkverbond zal vervullen. Jezus Christus heeft alle voorwaarden van het genadeverbond vervuld, zegt Chauncy; de uitverkorenen hoeven geen voorwaarden meer te vervullen. Geloof is een gave van God.Het vrije aanbod van genade in de prediking van het Evangelie: volgens Williams wordt Christus aan de grootste van de zondaren aangeboden – maar alleen als ze instemmen met de waarheid van het Evangelie vanuit een overtuiging van hun zonde en ellende buiten Christus, nederig en met de bereidheid om al hun afgoden en zonden af te zweren. Chauncy zegt dat God Christus aan zondaren aanbiedt met als doel dat ze dit aanbod vrijelijk en onmiddellijk ontvangen, en opdat ze, wanneer ze tot Christus zijn gekomen, zullen weten dat dit geloof niet uit henzelf kwam. Kort gezegd is het volgens Williams dus een vrij aanbod voor voorbereide zondaars, maar voor Chauncy een vrij aanbod voor alle zondaars.Gods houding ten opzichte van de zonde die de uitverkorenen begaan: volgens Williams is God nooit zo boos op Zijn volk dat Hij ze uit het verbond werpt, maar is Hij wel zo ontevreden over hun zonden dat Hij hen corrigeert en berispt. Volgens Chauncy is Gods houding er altijd een van liefde jegens de uitverkorenen. Wel kan God Zijn gedrag richting hen veranderen zodat ze hun daden overwegen. Dit is allemaal liefde van God en geen ongenoegen. Gods schijnbare ongenoegen is een vrucht van Zijn onveranderlijke liefderijke goedheid jegens hen.Hoeveel ruimte geef je elkaar?Doordat Williams het neonomianisme van Baxter afzwakt en Chauncy het antinomianisme van Crisp, wordt de discussie tussen beiden soms wel heel subtiel. Tegelijkertijd reageren ze zo in detail op elkaar dat ze op ieder punt wel weer verschillen vinden. Iedereen die maar iets afwijkt van de eigen standpunten wordt direct met grote woorden aangevallen.Het probleem is dat we de Bijbelse leer niet in een volledig kloppend systeem kunnen vangen. Zo blijft er dus altijd discussie en strijd als we elkaar niet een klein beetje ruimte gunnen. De vraag is wanneer ruimte geven goed is en wanneer het te ver gaat. In de context van deze studie gaat het mij vooral om hun standpunt over het aanbod van genade. Zoals in punt 5 hierboven verwoord, zien we bij Williams een aanbod aan voorbereide zondaren, [33]Zie ook: Toon, 61. ‘The Middle-Way Calvinists believed in the free offer of the grace of Christ to sinners but with certain qualifications. Daniel Williams explained that these were “a renouncing of sin and idols and denying carnal self”, and they also included “a conviction of sin and misery and some humblings of soul”.’ een voorwaardelijk aanbod van genade dus, in lijn met Baxter. Daarin wijkt hij te ver af van de Bijbelse leer en doet hij tekort aan Gods genade. Bovendien laat deze leer ontwaakte zondaren in de kou staan.Het neonomianisme en het aanbod van genadeAan de hand van Baxter en Williams heb ik laten zien wat het neonomianisme inhoudt. Het neonomianisme is ontstaan uit de drang om een algemeen en welmenend aanbod van genade te kunnen preken op grond van de leer dat de Heere Jezus daadwerkelijk voor alle mensen is gestorven.De neonomianen leggen de nadruk op het geloof als de daad of het werk dat de rechtvaardiging verdient. Het geloof is dan een voorwaarde die de mens zelf moet vervullen. In de praktijk leren neonomianen zelfs dat er nog meer bij dit geloof hoort. Zondekennis, berouw (boetvaardigheid), het gelovig aannemen van het aanbod van genade en levensheiliging zijn noodzakelijke voorwaarden die de mens zelf moet vervullen. Het komt erop neer dat neonomianen een vrij aanbod van genade leren voor voorbereide zondaren. Zondaren moeten zich geschikt maken voor Gods genade. Het neonomianisme leert dus een algemeen, welmenend, maar wel voorwaardelijk aanbod van genade.Waarom is dit een dwaalleer? Het doet tekort aan de genade van God! Christus Jezus heeft op deze manier niet de volledige zaligheid verdiend voor Zijn kinderen, want mensen moeten zelf het laatste stukje uitvoeren. Zo wordt het allerlieflijkste, genadevolle en Christus verheerlijkende karakter van het Evangelie verwoest.Het neonomianisme is een arme leer voor overtuigde zondarenBovendien is het neonomianisme een arme leer voor overtuigde zondaren. Voor mensen die inleven dat ze zelf alleen maar kunnen zondigen. Mensen die niets anders meer kunnen dan uitroepen: ‘Wat moet ik doen om zalig te worden?’ Zulke mensen beseffen dat ze zichzelf niet geschikt kunnen maken om genade te ontvangen. Ze weten niet hoe ze zich oprecht moeten bekeren.Deze mensen zijn niet geholpen met een leer die zegt dat ze genoeg zondekennis, oprecht berouw en een echt geloof moeten hebben. Ze kunnen niets anders dan zich als een verloren, hulpeloze, veroordeelde zondaar op Christus werpen. Dat is ook precies wat geloof nu eigenlijk is. Het geloof is een hand of instrument waarmee we de gerechtigheid van de Heere Jezus ontvangen. En alleen die gerechtigheid van Jezus rechtvaardigt ons, niet ons eigen geloof. God rechtvaardigt de goddeloze (Rom 4:5), niet door hem godvruchtig te maken voordat Hij hem rechtvaardigt, en ook niet door hem goddeloos te laten nadat Hij hem gerechtvaardigd heeft.De plicht tot geloof is niet neonomiaansBetekent dit dat iemand die zegt dat je moet geloven een neonomiaan is? Of, als je de nuance van het neonomianisme weglaat, een remonstrant of arminiaan? Nee, dat kun je niet zeggen. Ik heb laten zien dat de plicht tot geloof of het bevel van geloof een standpunt is dat de Dordtse Leerregels, de Westminster Confessie en de vroege puriteinen op basis van de Bijbel onderschrijven.Het verschil is de peperkorrel van Baxter. De neonomianen leggen de nadruk op het geloof als de daad of het werk dat de rechtvaardiging verdient. Het geloof is dan een voorwaarde die een mens zelf moet vervullen. De gereformeerde leer belijdt dat het geloof zowel een plicht als een gave is. Alleen door wedergeboorte (Dordtse Leerregels), krachtdadige roeping (Westminster Confessie en Catechismus) of inwendige roeping (vroege puriteinen) kan een mens gaan geloven.Robert Traill laat zien hoe we ondanks de felle discussies het gereformeerde midden kunnen vasthouden. Daarom gaan we wat uitgebreider kijken naar zijn reactie op het neonomianisme en het antinomianisme. Voetnoten (33) Tagged:AntinomianismeNeonomianismeOnvoorwaardelijk aanbodPlicht tot geloof Vorige Samuel Rutherford en de bereidwilligheid van Christus Volgende Robert Traill verdedigt de protestantse leer van de rechtvaardiging