De Dordtse Synode en de Dordtse LeerregelsIn de jaren na het publiceren van de Remonstrantie was er in Nederland een verhitte strijd gaande tussen remonstranten en contraremonstranten. Door vermenging met overheid en politiek mondde dit bijna uit in een burgeroorlog. Uiteindelijk riep de Staten-Generaal in november 1618 de Nationale Synode van Dordrecht bijeen, die de Dordtse Leerregels opstelde. Deze synode was de eerste en tot nu toe de enige internationale gereformeerde synode: er waren 23 buitenlandse afgevaardigden aanwezig uit Engeland, de Palts, Hessen, Genève, Nassau en de Wetterau, Zwitserland, Bremen en Schotland. [1]H.J. Selderhuis, Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis (Kampen: Uitgeverij Kok, 2006), 433; Zie voor een volledig overzicht en beschrijving van de afgevaardigden: H. Florijn, ‘De afgevaardigden en geciteerden’, in De Synode van Dordrecht in 1618 en 1619 (Houten: Den Hertog, 1987). De strijd tussen remonstranten en contraremonstranten leefde dus breder dan alleen in Nederland.Tijdens de Synode zijn de Dordtse Leerregels opgesteld. Dit zijn vijf artikelen tegen de remonstranten als reactie op de vijf artikelen van de remonstranten in de Remonstrantie. Het mooie van de Dordtse Leerregels is dat het niet alleen een ’tegendocument’ is. Iedere hoofdstuk begint met een positieve uiteenzetting van wat de gereformeerde leer wél is. Daarna volgt dan de ‘verwerping der dwalingen’ met een opsomming en afwijzing van de dwalingen waar de Dordtse Leerregels op reageren. De Dordtse Leerregels zijn geen samenvatting van de hele gereformeerde theologie. Omdat dit geschrift een reactie op de remonstranten is, ligt de nadruk vooral op de uitverkiezing en hoe deze doorwerkt in prediking, bekering, geloof en volharding.Ik richt me in deze studie op het aanbod van genade, maar voordat ik de relevante lijnen rondom dit onderwerp uit de Dordtse Leerregels haal, wil ik een kort overzicht geven van de hele inhoud van dit rijke belijdenisgeschrift. Het is goed om vooraf te beseffen dat de Remonstrantie en de Dordtse Leerregels elk een theologisch geheel vormen. Als we een element eruit halen of veranderen, klopt de samenhang niet meer en gaan we voorbij aan de bedoeling van de opstellers.Dordtse Leerregels hoofdstuk 1: VerkiezingDe Dordtse Leerregels volgen de structuur van de Remonstrantie. Vandaar dat het eerste hoofdstuk gaat over de uitverkiezing en de verwerping. Het begint met de verschrikkelijke werkelijkheid dat alle mensen zondaren zijn en dat het rechtvaardig zou zijn als God ons in die zonde en ellende zou laten (DL I.1). Maar wat een liefde van God: Hij heeft Zijn Zoon gezonden en iedereen die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven! (DL I.2). Evangeliedienaren moeten die blijde boodschap verkondigen zodat mensen tot dat geloof worden gebracht (DL I.3). Als we ongelovig blijven, is dat onze eigen schuld, maar het geloof in Jezus Christus is een genadige gave van God (DL I.5).Dat sommige mensen wel en sommige niet dit geloof krijgen, vloeit voort uit Gods eeuwige besluit (DL I.6). Die uitverkiezing is een besluit van God over bepaalde mensen dat niet is gebaseerd op een eigenschap van hen (DL I.7). God verkiest hen dus niet op basis van Zijn voorkennis over hun geloof of speciale heiligheid. Hij verkiest hen niet omdat ze gaan geloven, maar zodat ze gaan geloven (DL I.9).De uitverkorenen worden verzekerd van hun uitverkiezing als ze hiervan de in Gods Woord aangewezen kenmerken zien: het echte geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid naar God over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enzovoort (DL I.12). De zekerheid hiervan maakt hen niet zorgeloos, maar zal hen ertoe zetten zich dagelijks meer te verootmoedigen, God te aanbidden en hun leven te heiligen (DL I.13).Aangezien de Bijbel over de uitverkiezing spreekt, moet dat in de kerk ook gebeuren, zonder nieuwsgierig de wil van God te onderzoeken (DL I.14). Dat er een uitverkiezing is, betekent dat er ook een verwerping is, een niet-verkiezing. [2]DL I.15 spreekt over mensen die niet verkoren zijn, maar in Gods eeuwige verkiezing zijn voorbijgegaan. Ze worden in hun ellende gelaten. In de Acta wordt gesproken over niet-verkiezing: Acta of Handelingen der Nationale Synode Dordrecht 1618-1619, 1883, 349 (Groot-Brittannië), (digitale versie) . Dit maakt God echter niet tot de Auteur van de zonde. Mensen blijven in de ellende waar ze door eigen schuld in zitten en worden verdoemd door hun zonde van ongeloof [3]Zie ook de Acta: ‘de niet-gepredestineerde vergaat door zelfgewilde ongelovigheid, die niet gedwongen is‘, Acta, 351 (Groot-Brittannië). en alle andere zonden (DL I.15).Hoofdstuk 1 eindigt heel pastoraal. Het wijst mensen die het levende geloof nog niet hebben op Gods barmhartigheid. Zij moeten zichzelf niet bij de verworpenen rekenen, maar ijverig de middelen gebruiken en het van God verwachten (DL I.16). Gelovige ouders van jong gestorven kinderen moeten niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen (DL I.17). Mopper niet over deze genadige, onverdiende verkiezing, maar aanbid deze verborgenheid met eerbied (DL I.18).Verwerping van dwalingen hoofdstuk 1In de verwerping van de dwalingen worden een aantal zaken extra onderstreept. God verkiest niet de mensen van wie Hij weet dat ze zullen gaan geloven en in dat geloof zullen volharden, maar heeft bepaalde mensen in de eeuwigheid uitverkoren (DL vdd I.1). [4]Zie de samenvatting van DL I.7 en I.9 hierboven. De verkiezing is zoals de gouden keten in Romeinen 8:30. We mogen haar niet ingewikkelder maken of in verschillende stukken knippen (DL vdd I.2). [5]De verwerping van dwaling I.2 is alleen te begrijpen als je weet waar deze vandaan komt. Iedere keer als de gereformeerden zeiden: jullie leren dit, kwamen de remonstranten met aanvullingen of sprak men elkaar tegen. Er werden allerlei termen toegevoegd zoals bepaald-onbepaald, algemeen-bijzonder, voorwaardelijk, onherroepelijk, beslissend, volstrekt. Voor meer uitleg, zie: A. Moerkerken, Zonder ons in ons (Houten: Den Hertog, 2019), 62-63; Voor meer details, zie: Acta, 606-615 (Lubertus).Niet de gehoorzaamheid aan God door het geloof is de reden dat je zalig wordt. Je wordt alleen zalig door het welbehagen van God en de verdienste van Christus (DL vdd I.3). Een toegewijd leven aan God is geen voorwaarde voor de verkiezing (DL vdd I.4). Ook geloof, bekering, heiligheid en godzaligheid of de volharding daarin zijn geen voorwaarden voor de uitverkiezing (DL vdd I.5). Uitverkorenen kunnen niet verloren gaan (DL vdd I.6). Je kunt weten dat je uitverkoren bent en daar zekerheid en blijdschap in hebben (DL vdd I.7). De verwerping is ook een besluit van God (DL vdd I.8). Op welke plaatsen God Zijn Evangelie brengt, berust op Zijn welbehagen; niet omdat het ene land beter zou zijn dan het andere (DL vdd I.9).Aan het slot van DL hoofdstuk 1 wil ik nog even terug naar artikel 18, waar staat (in mijn woorden): mopper niet over deze genadige, onverdiende verkiezing, maar aanbid deze verborgenheid met eerbied. We kunnen heel lang denken en praten over de verkiezing, maar écht begrijpen zullen we het niet; dan zou God geen God meer zijn. Wat kunnen we opstandig worden als we voelen dat de beslissing over onze zaligheid alleen bij God ligt. Bid de Heilige Geest of Hij je leert buigen. Zie de uitverkiezing niet als een muur, maar als een genadige poort. Door de uitverkiezing is het mogelijk om zalig te worden!In navolging van de profeten, Christus Zelf en de apostelen moeten we over de uitverkiezing preken tot eer van God en tot troost van Zijn volk (DL I.14). Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, gebruikt Luther de uitverkiezing als een aansporing. In een preek over de arbeiders in de wijngaard zegt hij dat we Mattheüs 20:16 (‘want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’) niet verkeerd mogen uitleggen. Het is goddeloos om te zeggen: God biedt Zijn genade velen aan, maar laat weinigen die genade ondervinden. ‘Wie van God niet anders weet en gelooft dan dit, kan niet anders dan Hem vijandig gezind zijn; men houdt Hem dan voor een God, aan wiens wil het ontbreekt, zodat wij niet allen zalig worden.’ [6]K. Exalto, ‘Gelijk loon. Luthers uitleg van de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard Vertaald en toegelicht door Drs. K. Exalto’, in Door Christus méér dan overwinnaar, preken van Dr. Maarten Luther (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012), 82.Als we op basis van de uitverkiezing concluderen dat God niet iedereen de zaligheid gunt, worden we vertwijfelde of juist zorgeloze en goddeloze mensen. We mogen niet denken dat het toch al vaststaat of we behouden worden of niet, en dat we dus geen moeite hoeven te doen. Luther zegt:U hebt van Godswege het bevel om zijn Woord te horen en in Christus te geloven, dat Hij uw Heiland is, en voor uw zonden betaald heeft; geef er acht op dat ge dat bevel nakomt; en bevindt ge u ongelovig en zwak, bid God om zijn Heilige Geest, en twijfel er niet aan, dat Christus uw Heiland is, en dat ge door Hem, als ge in Hem gelooft, dat wil zeggen, u met Hem troost – behouden wordt. Dat geve ons allen, onze lieve Heere Jezus Christus. Amen. [7]Exalto, 83.Dordtse Leerregels hoofdstuk 2: Christus’ dood en de verlossing van de mensDit Evangelie met bevel van bekering en geloof zien we terug in hoofdstuk 2 van de Dordtse Leerregels. Dit hoofdstuk is één lofzang over Christus! Alleen door Hem kunnen we gered worden. Zijn offer is krachtig en waardig genoeg om alle zonden van heel de wereld, van ieder die geleefd heeft en nog zal leven, te verzoenen. En wat een rijk Evangelie hebben we, dat deze Jezus als een beschikbare Zaligmaker aan iedereen aanbiedt met het bevel van bekering en geloof!Heb je behoefte aan een Zaligmaker? Voel je schuld ten opzichte van God? Daar begint hoofdstuk twee van de Dordtse Leerregels mee. God is niet alleen barmhartig, maar ook rechtvaardig. Daarom moeten onze zonden met tijdelijke en eeuwige straffen worden gestraft (DL II.1). Maar omdat mensen hun schuld onmogelijk zelf kunnen voldoen, heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn Zoon als Borg gegeven om in plaats van hen de straf te dragen (DL II.2). De dood van Christus aan het kruis is meer dan voldoende voor alle zonden van de hele wereld (DL II.3). Deze dood is zo krachtig en waardig omdat Christus echt mens was, maar ook de eniggeboren Zoon van God is. Hij is één wezen met de eeuwige God en heeft Gods toorn over de zonde gedragen (DL II.4).De belofte van het Evangelie is dat ieder die in deze gekruisigde Christus gelooft het eeuwige leven heeft. Dit Evangelie moet aan iedereen worden verkondigd met bevel van bekering en geloof (DL II.5). Als we verloren gaan, is dat door eigen schuld; dit ligt niet aan de kracht van Christus’ offer (DL II.6). Maar als we door ons geloof worden behouden, is dat onverdiende genade van God (DL II.7). Dit geloof wordt alleen gegeven aan de uitverkorenen. Alleen voor hen is Christus gestorven om hen met Zijn bloed te reinigen van hun zonden (DL II.8). Gods raad zal worden vervuld en de gelovigen zullen hun Zaligmaker tot in eeuwigheid dienen en prijzen (DL II.9).Verwerping van dwalingen hoofdstuk 2In de verwerping van de dwalingen worden de dwalingen van de remonstranten expliciet weerlegd en de volgende zaken onderstreept. Christus stelde Zijn leven voor de schapen en kende ze (Joh. 10:15, 27) (DL vdd II.1). Hij is gestorven om een nieuw verbond op te richten (DL vdd II.2). Christus heeft niet nieuwe voorwaarden om zalig te worden verdiend; Hij verdiende de volkomen zaligheid voor specifieke personen (DL vdd II.3).Ons geloof wordt niet gerekent als volmaakte vervulling van de wet. Alleen de verzoening door het bloed van Christus, uit genade geschonken, is de volmaakte vervulling van de wet (DL vdd II.4). De schuld van de erfzonde rust op alle mensen die daar nog niet van vrijgesproken zijn in Christus (DL vdd II.5). Het is een pelagiaanse dwaling om te zeggen dat Christus gestorven is voor alle mensen en dat het nu van onze vrije wil afhangt of we daarin geloven en gered worden (DL vdd II.6). Als laatste wordt de dwaling verworpen dat mensen die God al voor de zondeval (van eeuwigheid) heeft uitverkoren de dood van Christus niet nodig zouden hebben (DL vdd II.7). Eigenlijk kunnen we de verwerping van deze dwalingen heel kort samenvatten: Christus is gestorven voor Zijn volk en alleen Zijn bloed maakt hen rechtvaardig voor God.Dordtse Leerregels hoofdstuk 3/4: Verdorvenheid van de mens en bekeringArtikel 3 van de Remonstrantie is op zichzelf zuiver gereformeerd. In artikel 4 zien we pas wat de remonstranten echt bedoelen. Vandaar dat de Dordtse Leerregels de artikelen 3 en 4 van de remonstranten bespreken in één hoofdstuk, dat daarom ‘hoofdstuk 3/4’ heet. Dit hoofdstuk spreekt over de zondige aard van de mens (die een vrijwillige slaaf is van de zonde) en over de manier van de bekering tot God. Het kernpunt in de discussie tussen gereformeerden en remonstranten is de vraag of de mens een vrije wil heeft om te gaan geloven of Gods genade tegen te houden. Daarom begint hoofdstuk 3/4 met artikelen over de toestand van de mens.De mens is naar het beeld van God geschapen, maar uit vrije wil van God afgeweken. Daarmee is hij het beeld van God kwijtgeraakt (DL III/IV.1). Sindsdien worden alle kinderen geboren met de schuld van de erfzonde (DL III/IV.2). Ieder mens is dood in de zonden en slaaf van de zonden. Zonder het genadewerk van de Heilige Geest kan en wil hij niet naar God terugkeren (DL III/IV.3). Het overgebleven licht van de natuur is onvoldoende om tot zaligmakende kennis van God te komen (DL III/IV.4). Ook de wet geeft geen oplossing; deze overtuigt de mens alleen van zijn zonden en schuld (DL III/IV.5).God maakt mensen zalig door de kracht van de Heilige Geest en het Evangelie van de Messias (DL III/IV.6). Door Gods welbehagen wordt het Evangelie nu (in de tijd van het Nieuwe Testament) aan meer mensen geopenbaard (DL III/IV.7). Iedereen die het Evangelie hoort wordt ernstig geroepen. God belooft met ernst iedereen die tot Hem komt en gelooft het eeuwige leven (DL III/IV.8). Christus wordt in het Evangelie aangeboden. Als degenen die het Evangelie horen Hem niet aannemen, of Hem slechts met een tijdelijk geloof aannemen, ligt dat niet aan het Evangelie, maar is dat hun eigen schuld (DL III/IV.9). Degenen die komen en bekeerd worden, doen dat niet door hun vrije wil. God heeft hen van eeuwigheid uitverkoren en in de tijd krachtig geroepen en uit de macht van de duisternis verlost (DL III/IV.10).Deze ware bekering wordt dus niet alleen tot stand gebracht door het prediken van het Evangelie; het is de Heilige Geest Die de wedergeboorte werkt. Hij opent het hart en Hij maakt de verkeerde en dode wil levend, zodat de wedergeboren mens goede werken kan doen (DL III/IV.11). Deze wedergeboorte werkt God, bovennatuurlijk en wonderlijk, zonder ons in ons. Wedergeboorte is een vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking. Hierdoor gaan mensen met een vernieuwde wil daadwerkelijk geloven en zich bekeren (DL III/IV.12). Gelovigen begrijpen de werking van de wedergeboorte niet helemaal, maar weten en voelen wel dat zij daardoor met hun hart geloven en hun Zaligmaker liefhebben (DL III/IV.13).Het geloof en de wil om te geloven is dus een gave van God (DL III/IV.14). Deze gave is God ons niet schuldig; het is genade. Als mensen hun geloof belijden en hun leven verbeteren, moeten we daarvan het beste denken, want wij kunnen het hart niet beoordelen. Voor de anderen moeten we bidden of God hen wil roepen. We moeten ons niet beter voelen dan hen (DL III/IV.15). God werkt niet in mensen alsof ze een dood stuk hout zijn en dwingt hen niet met geweld, maar Hij maakt de wil levend en nieuw op een liefelijke en krachtige manier. Hierdoor krijgt een gewillige en oprechte gehoorzaamheid door de Geest de overhand (DL III/IV.16).God werkt de wedergeboorte niet alleen door het Evangelie, maar ook niet zonder het Evangelie. Het Evangelie is het zaad van de wedergeboorte. We mogen de prediking van het Evangelie en het werk van de Heilige Geest dus niet van elkaar scheiden. Hoe ijveriger predikanten hun werk doen, hoe heerlijker Gods genade zich zal vertonen (DL III/IV.17).Verwerping van dwalingen hoofdstuk 3/4De verwerping der dwalingen verwoordt heel duidelijk waartegen de Dordtse Leerregels zich verzetten. Ze benadrukt de volgende zaken: de straf op de erfzonde is de dood (DL vdd III/IV.1). De mens is goed en naar Gods beeld geschapen. Hij had dus geestelijke gaven (een vrije wil) vóór de zondeval (DL vdd III/IV.2). Deze vrije wil is door de zondeval verdorven (DL vdd III/IV.3) en onwedergeboren mensen zijn geestelijk dood (DL vdd III/IV.4). De algemene genade en de gaven die na de zondeval nog in de mens zijn overgebleven, zijn niet afdoende om daarmee zelf tot bekering te komen (DL vdd III/IV.5).Tijdens de bekering geeft God nieuwe gaven in de wil om te geloven. Geloven kan een mens niet zelf (DL vdd III/IV.6). Genade is dus niet slechts een zacht aandringen van God om je te bekeren, nee, Hij geeft een nieuw hart en een nieuwe geest (DL vdd III/IV.7). Deze wedergeboorte kun je als mens niet tegenhouden, want dan zou je het werk van de almachtige God onderwerpen aan de menselijke wil (DL vdd III/IV.8). De wil van de mens en de genade van God werken niet samen in de bekering. Bekering is een eenzijdig werk van God (DL vdd III/IV.9).Dordtse Leerregels hoofdstuk 5: Volharding en zekerheidDe Dordtse Leerregels sluiten af met hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk schittert de gereformeerde leer en komt alles samen in de trouw van God, Die Zijn kinderen nooit zal loslaten en hen daar ook zekerheid over geeft! Hier wordt een realistisch beeld van de mens geschetst dat ons niet tot wanhoop drijft, maar wijst op de eeuwige trouw van God.Wedergeboren mensen worden wel verlost van de overheersende macht van de zonde, maar niet volledig van de oude mens (DL V.1). Daarom doen bekeerde mensen nog dagelijks zonden, wat hen ootmoedig maakt en iedere keer weer naar Christus laat vluchten (DL V.2). Zelf zouden ze niet niet bestand zijn tegen hun eigen zondigheid en de verleidingen van de wereld en de duivel, maar God is trouw en zal hen tot het einde toe bewaren (DL V.3).Dit betekent niet dat God hen voor alles bewaart. Bekeerde mensen kunnen door eigen schuld in verzoekingen vallen en moeten daarom waken en bidden (DL V.4). Het vallen in zonden heeft grote gevolgen: het bedroeft de Heilige Geest en kan zelfs voor een tijd zorgen dat de zekerheid van het geloof weg is (DL V.5). Maar God zal de Heilige Geest nooit helemaal weghalen, want Zijn verkiezing is onveranderlijk (DL V.6). Gevallen gelovigen zullen door Woord en Geest worden vernieuwd tot bekering (DL V.7). Dankzij Gods genade en barmhartigheid zullen ze volharden tot het einde (DL V.8).Gelovigen kunnen zelf zeker weten dat ze zijn uitverkoren tot de zaligheid en eeuwig bij God zullen leven (DL V.9). Die zekerheid komt niet door een bijzondere openbaring buitenom de Bijbel, maar door het geloof in Gods beloften, het getuigenis van de Heilige Geest en de ernstige en heilige ijver om een goed geweten te hebben en om goede werken te doen (DL V.10). Door twijfel of verzoeking kan de zekerheid soms afwezig zijn, maar God laat hen nooit verzocht worden boven wat ze aankunnen en geeft bij de verzoeking ook de uitkomst (DL V.11). Deze zekerheid maakt gelovigen niet zorgeloos, maar is een aansporing om zich voortdurend ernstig te oefenen in dankbaarheid en in goede werken (DL V.12). Ook gelovigen die in zonde zijn gevallen en weer zijn opgericht worden niet zorgeloos. Zij willen niets liever dan de zekerheid van hun zaligheid vasthouden en de nabijheid van de verzoende God ervaren (DL V.13).God laat gelovigen volharden door middel van de prediking en de sacramenten (DL V.14). Deze leer van de volharding heeft God tot Zijn eer en tot troost van de gelovigen geopenbaard in de Bijbel en ingeprent in hun hart (DL V.15).Verwerping van dwalingen hoofdstuk 5Wat schittert in dit laatste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels de genade van God! Met de remonstrantse leer leeft men altijd in onzekerheid, omdat de volharding in het geloof (tot op het sterfbed) een voorwaarde is voor de verkiezing. In werkelijkheid is het precies andersom: de volharding volgt uit de verkiezing (DL vdd V.1). Gelukkig hangt het niet af van onze vrije wil. God geeft niet alleen de kracht, maar ook de wil om te volharden (DL vdd V.2). Wedergeboren mensen kunnen de zaligheid nooit meer verliezen en verloren gaan (DL vdd V.3). Zij kunnen dus ook de zonde tegen de Heilige Geest niet doen (DL vdd V.4).Op grond van de onwankelbare beloften van God en de kenmerken van Gods kinderen kun je zeker weten dat je in het geloof zult volharden. Hiervoor is geen bijzondere openbaring nodig (DL vdd V.5). De remonstranten leren dat twijfel eigenlijk wel in een mens te prijzen is, omdat je van geloofszekerheid gemakzuchtig en minder toegewijd wordt. De Bijbel leert echter dat de kracht van Gods genade en de Heilige Geest Die in de harten van Gods kinderen woont hen juist doet volharden in het gebed en de oefeningen van het geloof (DL vdd V.6).Het tijdgeloof en het ware geloof verschillen niet alleen in lengte, maar ook in de aard en de vruchten (DL vdd V.7). De wedergeboorte kun je niet verliezen. Je kunt dus niet meerdere keren wedergeboren worden (DL vdd V.8). De Heere Jezus Zelf heeft gebeden voor Zijn kinderen dat ze zullen volharden (Luk. 22:32; Joh. 17:11,15, 20) (DL vdd V.9).De Dordtse Leerregels samengevat in vijf puntenDe vier hoofdstukken van de Dordtse Leerregels, die reageren op de vijf artikelen van de Remonstranten, leren ons dus dat God Zijn Kerk verkiest (DL 1), dat Zijn Kerk is gekocht met het dierbare bloed van Christus (DL 2), dat Hij de wedergeboorte niet alleen door het Evangelie maar ook niet zonder het Evangelie aan Zijn Kerk schenkt (DL 3/4) en dat Hij eeuwig trouw is aan Zijn Kerk (DL 5). In het Engels worden de Dordtse Leerregels vaak samengevat in het acroniem TULIP (met een knipoog naar Nederland als locatie van de Dordtse Synode): [8]Richard Muller vind TULIP een problematische samenvatting, omdat dit vaak wordt gezien als de samenvatting van wat calvinisme zou zijn, terwijl de Dordtse Leerregels slechts een deel van de leer bespreken. We hebben tenslotte niet voor niets ook nog de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daarnaast zijn sommige punten een te simplistische weergave van het theologische debat in de 16e en 17e eeuw. ‘Totale verdorvenheid’ zou moeten gaan over de wil van een mens die niet meer in staat is om de zaligheid te willen. Ook ‘beperkte verzoening’ is een term die destijds niet werd gebruikt. Niemand leerde de alverzoening, ook Arminius niet. De discussie ging erover hoe het mogelijk is dat het offer van Christus algenoegzaam is voor heel de wereld, maar toch niet voor iedereen effectief is. Volgens Arminius hangt dit af van de geloofskeuze van een mens, volgens de gereformeerden vloeit dit voort uit Gods onvoorwaardelijke uitverkiezing. Ook moeten we niet vergeten dat (een deel van) de Engelse afgevaardigden de leer van het hypothetisch universalisme aanhingen, waarin veel ruimer wordt gedacht over het offer van Christus. Dit is niet afgewezen als dwaalleer en valt dus binnen de gereformeerde bandbreedte. Richard A. Muller, Calvin and the Reformed Tradition – On the Work of Christ and the Order of Salvation, e-book (Grand Rapids, MI: Baker Academic, 2012), 61-64. Met deze kanttekening zet ik TULIP hier toch neer als een herkenbare samenvatting van de Dordtse Leerregels.Total depravity: totale verdorvenheid van de mens.Unconditional election: onvoorwaardelijke uitverkiezing. God heeft specifieke personen uitverkoren op basis van Zijn welbehagen; niet omdat Hij wist wie er zouden gaan geloven.Limited atonement: beperkte verzoening (particuliere verzoening). Christus heeft Zijn bloed alleen gestort voor de uitverkorenen.Irresistable grace: onweerstaanbare genade. De wedergeboorte is een genadige, levendmakende gave van God waardoor mensen gaan geloven en zich bekeren.Perseverance of the saints: volharding van de heiligen. God zal de wedergeborenen nooit loslaten, maar hen laten volharden tot het einde. Voetnoten (8) Tagged:Dordtse LeerregelsDordtse Synode Vorige Arminius en de remonstranten Volgende Vrije wil en uitverkiezing in de Dordtse Leerregels