Aanbod van Genade Aanbod van Genade
  • Boek
  • Blog
  • Tijdslijn
  • Trefwoorden
  • Bijbelteksten
  • Over deze website
Abonneren
Aanbod van Genade Aanbod van Genade
Abonneren
  • Boek
  • Blog
  • Tijdslijn
  • Trefwoorden
  • Bijbelteksten
  • Over deze website
  1. Home
  2. Aanbod van Genade
  3. Bijbelstudies: preken in de Bijbel
  4. Wedergeboorte en geloof in het gesprek van Jezus met Nicodémus
Laatst bijgewerkt op 3 december 2025
Aanbod van Genade
  • Folder icon closed Folder open iconWat is het aanbod van genade?
    • Aan wie wordt de genade aangeboden?
    • Aan welke voorwaarden moet je voldoen om dit aanbod te krijgen?
    • Waarom wordt de genade aangeboden?
    • Het algemeen, onvoorwaardelijk, welmenend aanbod van genade
    • De noodzaak van het aanbod van genade
    • De uitverkiezing en het werk van de Heilige Geest
    • Waarom is er zoveel discussie over het aanbod van genade?
  • Folder icon closed Folder open iconDe Reformatie en het aanbod van genade
    • Luther en de geknechte wil
    • Op de schouders van Augustinus
    • Calvijn over de vrije wil
    • De Bijbel en de Reformatie leren een eenzijdig werk van God
    • Het aanbod van genade bij Luther
    • Calvijn en het aanbod van genade
    • Theodorus Beza en de verhouding tussen uitverkiezing en aanbod van genade
    • Conclusie: de Reformatie en het aanbod van genade
  • Folder icon closed Folder open iconDe Dordtse Leerregels en de strijd met de remonstranten
    • Van Reformatie naar Dordtse Synode
    • Arminius en de remonstranten
    • De Dordtse Synode en de Dordtse Leerregels
    • Vrije wil en uitverkiezing in de Dordtse Leerregels
    • Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels
    • De plicht tot geloof in de Dordtse Leerregels
    • Conclusie: de Dordtse Leerregels en het aanbod van genade
  • Folder icon closed Folder open iconDe Westminster Assembly over het aanbod van genade
    • Historische context van het puritanisme: van Reformatie naar Westminster Assembly
    • Vroege puriteinse theologie
      • Perkins, de vader van het piëtistisch puritanisme
      • Ames en de systematisering van de theologie
      • De hartelijke theologie van Sibbes
      • Preston en het Engelse hypothetisch universalisme
      • Conclusie: het aanbod van genade in de vroege puriteinse theologie
    • De vergaderingen van de Westminster Assembly
    • Het aanbod van genade in de Westminster Confessie en Grote Catechismus
    • Het aanbod van genade in de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’
    • Conclusie: het aanbod van genade in de Westminster belijdenissen
  • Folder icon closed Folder open iconDe ‘Modern Question’: neonomianisme en hypercalvinisme in Engeland
    • Het antinomianisme: tegen menselijke werkzaamheden
    • Samuel Rutherford en de bereidwilligheid van Christus
    • Het neonomianisme: de nieuwe wet van de genade
    • Robert Traill verdedigt de protestantse leer van de rechtvaardiging
    • Herman Witsius en zijn poging om vrede te stichten
    • Het hypercalvinisme: geen aanbod van genade
      • Joseph Hussey en de start van het hypercalvinisme
      • De ‘Modern Question’: is het ieders plicht om te geloven?
      • Bij John Gill komt het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem
      • De Gospel Standard belijdenis van het hypercalvinisme
    • De gevaren van het hypercalvinisme
      • Andrew Fuller en zijn antwoord op de 'Modern Question'
      • Spurgeon tussen arminianisme en hypercalvinisme
    • Conclusie: hoe blijf je gereformeerd?
  • Folder icon closed Folder open iconDe ‘Marrow-controversy’: de strijd in Schotland
    • In ontwikkeling…
  • Folder icon closed Folder open iconBijbelstudies: preken in de Bijbel
    • Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6
    • Wedergeboorte en geloof in het gesprek van Jezus met Nicodémus

Wedergeboorte en geloof in het gesprek van Jezus met Nicodémus

In de Bijbelstudie over Johannes 6 zagen we hoe Jezus omgaat met de verhouding tussen Gods soevereiniteit en onze verantwoordelijkheid. Hij ontneemt Zijn hoorders in deze preek alles wat ze zelf denken te kunnen en willen. Tegelijkertijd omlijst Hij deze boodschap met het aanbod van genade en de belofte van het eeuwige leven. Jezus werkt hier aan op de vrucht die we aan het einde van het hoofdstuk bij Petrus zien: ‘Heere, tot wien zullen wij heen gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens’ (Joh. 6:68). De Heere wil dat we met lege handen naar Hem komen en alleen op Hem ons vertrouwen stellen.

Nu is deze preek in Johannes 6 maar één voorbeeld van vele. We zien dezelfde lijn terug in andere preken en gesprekken van de Heere Jezus, en misschien wel het duidelijkste in Zijn gesprek met Nicodémus in Johannes 3:1-21. Nadrukkelijk komen hierin de wedergeboorte als werk van de Geest én de oproep tot geloof naar voren. Dit gedeelte bevat ook de bekendste Bijbeltekst (Joh. 3:16). Maarten Luther noemde dit vers ‘de Bijbel in het klein’, omdat het het hart van Gods hele boodschap bevat. [1]Richard D. Phillips, John, 1ste dr., ed. by Richard D. Phillips e.a., vol. 1, Reformed Expository Commentary (P&R Publishing, 2014), 168. Genoeg redenen om ons in dit Bijbelgedeelte te verdiepen om de betekenis van dit nachtelijke gesprek helder te krijgen en de grote lijn erin te ontdekken.

De inhoud van Jezus’ gesprek met Nicodémus (3:1-21)

Johannes 3:1-21 beschrijft het gesprek van de Heere Jezus met Nicodemus. Sommige Bijbeluitleggers zeggen dat hun gesprek eindigt in vers 15. Vers 16-21 is dan een uitleg van de evangelist bij het voorgaande. [2]‘Some argue that Jesus’ monologue extends to the end of v. 21. But vv. 16–21 read more plausibly as the Evangelist’s meditation. For instance, the expression ‘one and only’ (monogenēs) is a word used by the Evangelist (1:14, 18; cf. 1 Jn. 4:9), and is not elsewhere placed on the lips of Jesus or of anyone else in this Gospel. Nor does Jesus normally refer to God as ho theos (‘God’).’ D.A. Carson, The Gospel According to John (Leicester, England: Inter-Varsity Press [u.a.], 1991), 203. Er is echter veel voor te zeggen om heel vers 1-21 te zien als de woorden van Jezus. Al zou vers 16-21 niet precies op dat moment tot Nicodémus gesproken zijn, het hele Evangelie is de openbaring van het Woord (Joh. 1:1). Dus zonder een duidelijke indicatie dat het gesprek in vers 15 eindigt, moeten we gewoon verder luisteren naar Jezus’ woorden in vers 16-21. [3]‘The majority, however (including the most recent versions), extend Jesus’ speech to the end of verse 21, and the wisest course is to follow their example. While few interpreters would seriously argue that Jesus actually uttered the words found in verses 16–21 to Nicodemus and his companions at the first Passover in Jerusalem, Jesus has been introduced as “the Word”, the only Revealer of God. It is fair to assume that once he is so introduced all authoritative revelation in the Gospel comes from him, whether through his own lips or the pen of the Gospel writer. Without a clear notice in the text that his speech is over, the reader should keep on listening as to the voice of “the One who came down from heaven, the Son of man”, for only he can speak of “heavenly things” (vv. 12–13).’ J. Ramsey Michaels, The Gospel of John, The New International Commentary on the Old and New Testament (Eerdmans Publishing Company, 2010), 200-201.

Nicodémus, een Farizeeër, zoekt Jezus op in de stilte van de nacht. Misschien doet hij dit uit voorzichtigheid, omdat hij bang is voor de reacties van zijn collega’s, of eenvoudigweg om ongestoord met Jezus te kunnen spreken. Hoe het ook zij, hij krijgt een heldere boodschap van Jezus: om een echte discipel van Hem te zijn, moet hij een nieuw mens worden. [4]‘Hoewel nu het plan van den Evangelist was ons als in een spiegel te laten zien, hoe weinigen in Jeruzalem recht geschikt waren om het Evangelie te ontvangen, is toch om andere oorzaken deze geschiedenis voor ons vooral nuttig; voornamelijk, omdat wij daarin onderwezen worden aangaande de verdorven natuur van het menselijk geslacht, en welke de rechte toegang is tot de school van Christus, eindelijk ook aan welke beginselen wij ons moeten gewennen, om toe te nemen in de hemelse leer. Want dit is de hoofdzaak van de rede, die Christus hier houdt, dat wij, om ware discipelen van Hem te zijn, nieuwe mensen moeten worden.’ Johannes Calvijn, Johannes, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 113-14. We gaan de tekst stap voor stap doornemen.

Niemand kan zonder wedergeboorte Gods Koninkrijk binnengaan (3:1-3)

Nicodémus was niet zomaar iemand. Hij was een Farizeeër en lid van het Sanhedrin (Joh. 3:1, Joh. 3:10, Joh. 7:45-53). Zijn combinatie van politieke macht, moreel hoge standaarden en theologische geleerdheid kunnen we ons nu moeilijk voorstellen. [5]Phillips, John, 1:150. Deze Joodse leider kwam in de nacht tot Jezus (Joh. 3:2). Al snel zou blijken dat zijn eigen ‘nacht’ donkerder was dan hij zelf wist. [6]Carson, The Gospel According to John, 186.

Nicodémus bezoekt de Heere Jezus met een zeker respect en de wil om te leren. Hij erkent dat Jezus wonderen doet die Hij niet zonder God kan doen (Joh. 3:2). Toch stelt hij zich op als een gelijke (ook een ‘leraar van God’), niet als een gelovige tegenover zijn Heiland. [7]Phillips, John, 1:151. Wat Nicodémus ook in Jezus ziet, het is niet genoeg. Jezus dringt direct door tot de kern: zonder wedergeboorte kun je het Koninkrijk van God niet zien (Joh. 3:3).

Je moet een radicale transformatie ondergaan om zalig te worden, zegt Hij zonder omhaal van woorden. Ja, ook iemand van het kaliber van Nicodémus. Al diens kennis, gaven, positie en integriteit zijn niet genoeg. Zelfs zijn erkenning dat Jezus Zijn tekenen alleen kan doen door Gods kracht is niet genoeg. Calvijn zegt dat het hart van Nicodémus direct werd geploegd en gezuiverd, zodat niets het onderwijs van Jezus in de weg zou staan. [8]Calvijn, Johannes, 117. Ook voor ons is dit een duidelijke boodschap: wie je ook bent en wat je ook doet, dat is niet de weg naar het heil. Jezus spreekt heel algemeen: ‘Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien’ (Joh. 3:3). Deze boodschap gaat dus over iedereen, zonder onderscheid. Niemand kan zonder wedergeboorte Gods Koninkrijk binnengaan. [9]Carson merkt op dat hoewel de exacte term ‘Koninkrijk van God’ in het Oude Testament ontbreekt, de verwachting van een toekomstig messiaans rijk daar sterk aanwezig is. Voor een Jood als Nikodemus stond het binnengaan van dit koninkrijk gelijk aan deelname aan het eeuwige leven aan het einde der tijden. Carson wijst erop dat Johannes de termen ‘koninkrijk’ en ‘leven’ nagenoeg inwisselbaar gebruikt. Een belangrijk kenmerk in Johannes is de ‘gerealiseerde’ of ‘geïnaugureerde’ eschatologie: het koninkrijk is niet louter toekomstig, maar is in de persoon en het werk van Jezus reeds aangebroken en nu al toegankelijk voor de gelovige. Zie: Carson, The Gospel according to John, 188.

Met wedergeboorte wordt een radicale transformatie bedoeld, een volledig nieuwe geboorte. Het is niet zo dat een stukje van ons verbeterd moet worden, nee, onze hele menselijke natuur moet worden vernieuwd. Daaruit kunnen we concluderen dat de verdorvenheid, de verkeerdheid, overal in ons verspreid is. [10]‘Voorts bedoelt Hij met het woord wedergeboorte niet slechts de verbetering van een enkel deel, maar de vernieuwing onzer ganse natuur. Waaruit volgt, dat er in ons niets dan verkeerdheid is. Indien toch én in het geheel én in de afzonderlijke delen een hervorming nodig is, dan moet het bederf overal verspreid zijn.’ Calvijn, Johannes, 118-19. Het Griekse woord dat is vertaald als ‘wedergeboorte’ kan zowel ‘opnieuw geboren’ als ‘van boven geboren’ betekenen. We zien beide betekenissen ook terug in het vervolg. Nicodémus vat het op als ‘opnieuw geboren’ (Joh. 3:4), terwijl de Heere Jezus benadrukt dat wedergeboorte een werk is ‘van boven’, van de Geest (Joh. 3:5-6). [11]‘This regeneration is anōthen, a word that can mean ‘from above’ or ‘again’. Because Nicodemus understood it to mean ‘again’ (cf. ‘a second time’, v. 4), and Jesus did not correct him, some have argued that ‘again’ must stand. But Jesus also insists that this new birth, this new begetting, this new regeneration, must be the work of the Spirit, who comes from the realm of the ‘above’. Certainly the other occurrences of anōthen in John mean ‘from above’ (3:31; 19:11, 23). As he does with other terms, John may be choosing to extend double meaning to this one in John 3:3, 7, both ‘from above’ and ‘again’; he certainly does not mean less than the former. Readers who have followed the Gospel to this point will instantly think (as Nicodemus couldn’t) of John 1:12-13: ‘to be born again’ or ‘to be born from above’ must mean the same thing as ‘to become children of God’, to be ‘born of God’, by believing in the name of the incarnate Word.’ Carson, The Gospel According to John, 189.

Aan het begin van het Johannesevangelie lazen we al wat de wedergeboorte is. Het is ‘uit God geboren zijn’, waardoor we ‘kinderen Gods’ worden (Joh. 1:12-13). Door wedergeboorte geloven we in het vleesgeworden Woord van God en nemen we Hem aan. Wie alleen Johannes 1:12 leest, zou kunnen denken dat de wedergeboorte (kind van God worden) het resultaat is van het aannemen van Jezus en het geloof in Hem. Johannes 1:13 corrigeert die gedachte en benadrukt dat niet onze afkomst of vrije wil doorslaggevend is, maar de geboorte uit God. Dat zien we ook in het vervolg van Johannes 3.

Wedergeboorte is het werk van de Geest (3:4-8)

Nicodémus begrijpt het niet (Joh. 3:4). Daarom geeft Jezus verdere uitleg over de wedergeboorte. In Johannes 3:4-8 leert Hij ons drie dingen: wedergeboorte is noodzakelijk, het is een bovennatuurlijk werk van God, en deze nieuwe geboorte wordt zichtbaar in wat ze uitwerkt. [12]Phillips, John, 1:153.

Als eerste herhaalt Jezus de noodzaak van de wedergeboorte (Joh. 3:5). Niemand kan het Koninkrijk van God ingaan zonder wedergeboren te zijn. En vrijwel meteen daarna herhaalt Jezus dit nóg een keer, nu rechtstreeks gericht tot Nicodémus (Joh. 3:7). Ook jij, Nicodémus, moet opnieuw geboren worden. Alles waarop je vertrouwt, je afkomst, je rechtzinnigheid, je godsdienst, geeft je geen toegang tot Gods Koninkrijk. Zo maakt de Heere Jezus korte metten met ons vertrouwen op iets anders dan Hemzelf.

Ten tweede legt Jezus in Johannes 3:5-6 uit wat ‘van boven geboren’ inhoudt. Wedergeboorte is een bovennatuurlijk werk. Het is geboren worden ‘uit water en Geest’. Dit verwijst niet naar twee verschillende geboorten, maar naar één geboorte waarin twee dingen gebeuren. Water en Geest verwijzen naar de belofte van de nieuwe geboorte in Ezechiël 36:25-27. Zoals water ons schoon wast, zo worden we in de wedergeboorte gereinigd van al onze zonden. We komen weer in het reine met God. Daar bovenop wordt ons hart veranderd doordat de Heilige Geest in ons komt wonen. Zo ontvangen we een nieuw leven waarin we God kunnen en willen volgen. [13]‘The third and best view observes that in the Greek text the grammatical structure of “water and the Spirit” indicates a single event, not two different births. Moreover, since Jesus chides Nicodemus for his ignorance (John 3:10), he must be referring to things taught in the Old Testament. It turns out that Jesus’ description of “water and the Spirit” corresponds to God’s promise of the new birth in Ezekiel 36:25–27: “I will sprinkle clean water on you, and you shall be clean from all your uncleannesses, and from all your idols I will cleanse you. And I will give you a new heart, and a new spirit I will put within you. And I will remove the heart of stone from your flesh and give you a heart of flesh. And I will put my Spirit within you, and cause you to walk in my statutes and be careful to obey my rules.” This is a rebirth that a teacher such as Nicodemus should know, involving cleansing from sin as by water, giving us a new and righteous standing with God, and the transforming of the heart by God’s Spirit, giving us new life to live for God. This is what the new birth is all about.’ Phillips, John, 1:153; Zie ook: Carson, The Gospel According to John, 195. Calvijn noemt het een innerlijke zuivering en bezieling door de Heilige Geest. [14]Calvijn, Johannes, 121. Het is niet zomaar een uiterlijke verandering of een ander gevoel. Ryle omschrijft dit helder:

De verandering die onze Heere hier noodzakelijk noemt voor de zaligheid, is overduidelijk niet gering of oppervlakkig. Het is niet zomaar een hervorming of aanpassing of morele verandering of uitwendige levensverandering. Het is een grondige verandering van het hart en de wil en het karakter. Het is een wederopstanding. Het is een nieuwe schepping. Het is een overgang van de dood naar het leven. Het is het inplanten van een nieuw beginsel van boven in ons dode hart. Het roept een nieuw schepsel in het leven, met een nieuwe natuur, nieuwe levensgewoonten, nieuwe smaken, nieuwe wensen, nieuwe verlangens, nieuwe oordelen, nieuwe opvattingen, nieuwe hoop en nieuwe vrees. Het gaat om niets minder dan al deze dingen, als onze Heere verklaart dat wij allen een ‘nieuwe geboorte’ nodig hebben. [15]J.C. Ryle, Uitleg van het Evangelie van Johannes (Brevier, 2024), 1:116-117.

Als derde wijst Jezus Nicodémus en ons erop dat de wedergeboorte niet alleen bovennatuurlijk is in hoe ze wordt gewerkt. We kunnen dit met ons menselijke verstand niet ten volle begrijpen. Dat maakt Jezus duidelijk met een voorbeeld uit de natuur: zoals we de wind niet volledig kunnen begrijpen, maar hem wél kunnen voelen, zo is het ook met de wedergeboorte. [16]‘Nicodemus hield voor ongelofelijk, wat hij gehoord had over de wedergeboorte en het nieuwe leven, omdat de manier dezer wedergeboorte zijn begrip te boven ging. Om hem zulk een bezwaar te ontnemen, leert Christus hem, dat er ook in het lichamelijk leven een wonderlijke kracht Gods bestaat, waarvan de wijze hoe, verborgen is. Want allen scheppen wij uit de lucht levensadem; de beweging zelve van de lucht wordt door ons gevoeld en waargenomen, en toch weten wij niet, vanwaar ze komt en waar ze heengaat. Indien nu God in dit nietige en vergankelijke leven zó machtig werkt, dat wij gedwongen worden zijn kracht te bewonderen, hoe ongerijmd is het dan, in het hemelse en bovennatuurlijke leven zijn verborgen werk te willen afmeten naar de bevatting van ons verstand, zodat wij niet meer geloven dan wat zichtbaar is?’ Calvijn, Johannes, 127. We hoeven de wedergeboorte dus niet te begrijpen. Deze nieuwe geboorte moet niet uitgelegd, maar ervaren worden. Hoeveel je ook over de wedergeboorte kunt vertellen, het baat je niet als je zelf niet wedergeboren bent en dus geen persoonlijke relatie met Jezus Christus hebt. [17]Phillips, John, 1:156.

Hoe weet je of je wedergeboren bent? De wind kunnen we voelen, en als we naar de bomen kijken, zien we het effect ervan. Maar aan welke kenmerken kunnen we de wedergeboorte herkennen? Spurgeon noemt er een aantal in een preek over Johannes 3:7: [18]C.H. Spurgeon, ‘The Necessity of Regeneration’, in The Metropolitan Tabernacle Pulpit Sermons (Passmore & Alabaster, 1908), 54:584-85.

  • Geloof: één van de eerste bewijzen van de wedergeboorte is geloof in Jezus Christus. Want waar oprecht vertrouwen op Jezus Christus aanwezig is, moet de wedergeboorte hebben plaatsgevonden.
  • Berouw over de zonde: dit is een duidelijk teken van nieuw leven. De wedergeboren christen houdt niet meer van de zonden die hij vroeger liefhad, maar heeft er een hekel aan, en dat blijft zo. Zijn afkeer van de zonde groeit mee met zijn groei in genade. Zonde wordt pas echt afschuwelijk voor iemand die dicht bij God leeft.
  • Gebed: het eerste wat na Paulus’ wedergeboorte over hem werd gezegd, was: ‘zie, hij bidt’ (Hand. 9:11). Het gebed is de levensadem van de ziel. Één van de tekenen dat een pasgeboren baby leeft, is zijn gehuil. Wanneer een mens uit de diepte van zijn ziel tot God roept, weet je dat hij een levend kind van de levende God is.
  • Bezit van nieuw leven: het gevolg van wedergeboorte is een nieuw leven, met nieuwe verlangens, liefde tot God, liefde tot Zijn volk, vreugde in de eredienst en honger naar Gods Woord. Wedergeboorte leidt tot reiniging van de zonde en een nieuw verlangen naar heiligheid.

Wedergeboorte is dus noodzakelijk, bovennatuurlijk en wordt zichtbaar in je leven. Maar hoe kunnen we opnieuw geboren worden? Dat is de vraag die Nicodémus nu aan Jezus stelt (Joh. 3:9).

Hoe je wedergeboren kunt worden (3:9-15)

‘Hoe kunnen deze dingen geschieden?’ (Joh. 3:9), vraagt Nicodémus. Hoe kun je wedergeboren worden en het Koninkrijk van God ingaan? Het korte antwoord op deze vraag zien we in Johannes 3:15: ‘Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ Het zien of binnengaan van het Koninkrijk van God, wedergeboren worden, gebeurt door het verlossende werk van Christus aan het kruis, dat ontvangen wordt door het geloof. [19]Carson, The Gospel According to John, 202. Hoe is het mogelijk dat Nicodémus, een ‘leraar van Israël’, dit niet weet?

Als eerste wijst Jezus op een gebrek aan kennis. Hoe kun je zo onwetend zijn, Nicodémus; je hebt toch de heilige Schriften (Joh. 3:10)? Het probleem is echter dat we als gevallen mensen zo weinig begrijpen van Gods onderwijs. Dat zien we telkens terugkomen in het Evangelie van Johannes. Jezus biedt de Samaritaanse vrouw het ‘levende water’ aan, maar ze denkt dat Hij het over gewoon water heeft (Joh. 4:10-12). In Johannes 6 voedt de Heere Jezus vijfduizend mensen en daarna leert Hij hun dat Hij het ‘Brood des levens’ is (Joh. 6:35), maar ze vragen zich af hoe Hij hun Zijn vlees te eten kan geven (Joh. 6:52). Dit illustreert dat de Bijbel alleen niet genoeg is; het vernieuwende werk van de Heilige Geest is onmisbaar. [20]Phillips, John, 1:160.

Ten tweede wijst Jezus op een gebrek aan geloof. ‘Gijlieden’, Nicodémus, maar dat geldt ook voor ons, ‘neemt Onze getuigenis niet aan’ (Joh. 3:11). Als je de aardse dingen die Jezus zegt niet gelooft, hoe zal je dan de hemelse dingen geloven (Joh. 3:12)? Het probleem waarmee Nicodémus wordt geconfronteerd, is hetzelfde probleem dat ons allemaal treft: onze onwetendheid en ons ongeloof als het gaat over de goddelijke en hemelse dingen.

Eerst heeft Jezus Nicodémus verteld dat er een geboorte ‘van boven’ nodig is, ondanks zijn afkomst, status en godsdienst. Nu Hij gaat uitleggen hoe we wedergeboren kunnen worden, benadrukt Hij opnieuw en nog explicieter waar het probleem zit. We hebben geen kennis en aanvaarden Zijn woorden niet. We moeten eerst erkennen dat we uit onszelf onwetend zijn over God en geestelijke zaken. Zonder Gods ingrijpen volharden we in onze onwetendheid en dwaasheid. Sterker nog, we vinden de boodschap dat wedergeboorte noodzakelijk is onaanvaardbaar. Dit gaat in tegen onze trots, tegen onze drang om iets te verdienen en iets te doen voor onze zaligheid. Ons hart is door de zonde verhard tegen de boodschap van God (Ef. 4:18). [21]Zie: Phillips, John, 1:159-61.

Daar laat Jezus het echter niet bij. Hij wijst Nicodémus op de mogelijkheid van wedergeboorte door het kruis. Nee, Nicodémus moet niet afwachten totdat het bovennatuurlijke werk van de nieuwe geboorte plaatsvindt in zijn hart. Hij moet op Jezus zien. Nu gebruikt de Heere Jezus een heel krachtig en duidelijk beeld. Toen de Israëlieten in de woestijn als straf op hun zonde gebeten werden door giftige slangen moest Mozes een koperen gifslang maken (Num. 21:4-9). Die moest hij hoog op een stang zetten, zodat iedereen de koperen slang kon zien. Iedereen die naar de slang keek, bleef leven. Wie niet keek, stierf. Zo moet Jezus Zelf ook verhoogd worden (Joh. 3:14), en iedereen die op Hem ziet, die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven (Joh. 3:15).

Volgens Calvijn wijst het verhogen van de Zoon hier (Joh. 3:14) op de prediking van het Evangelie. Door de verkondiging van het Evangelie moet Christus als een banier worden opgeheven zodat iedereen Hem kan zien. Niemand moet zich hoeven afvragen of Christus hem wel aangeprezen wordt. Iedereen die Hem in geloof aanschouwt, zal de zaligheid verkrijgen. [22]‘Want Hij getuigt, dat Hij aan allen openlijk en duidelijk zal voorgesteld worden, opdat Hij zijne kracht over allen uitstort. Verhoogd worden betekent: gesteld worden op een hoge plaats, om van allen gezien te kunnen worden. Dit is geschied door de prediking van het Evangelie. Want dat sommigen het uitleggen van het kruis, komt met het verband niet overeen en is in strijd met het doel. De eenvoudige zin der woorden is dus, dat door de verkondiging van het Evangelie Christus als een banier zou moeten verheven worden, opdat aller oog op Hem mocht zien, gelijk Jesaja voorzegd had (Jes. 2:2). (…) Voorts wordt dit te dezer plaatse met dit doel aangehaald, opdat Christus ons onderwijze, dat Hij door de leer des Evangelies voor aller ogen gesteld moet worden, opdat allen, die Hem in het geloof aanschouwen zullen, de zaligheid verkrijgen. Daaruit is af te leiden, dat Christus ons in het Evangelie duidelijk voorgesteld wordt, opdat niemand over duisterheid klage, en dat deze openbaring aan allen gemeen is, en dat het geloof die aanschouwing bezit, waardoor het Hem als tegenwoordig ziet; gelijk Paulus zegt, dat Hij met zijn kruis duidelijk afgeschilderd wordt, als Hij naar waarheid gepredikt wordt (Gal. 3:1).’ Calvijn, Johannes, 135-36.

Wat is nu het antwoord op de vraag hoe je wedergeboren kunt worden? Dat antwoord is drieledig: je kunt opnieuw geboren worden door de liefde van de Vader Die Zijn Zoon heeft gegeven (Joh. 3:16-18), door het verlossende offer van Christus Die verhoogd werd aan het kruis en verhoogd wordt in het Evangelie (Joh. 3:9-15), en door het werk van de Heilige Geest Die reinigt van de zonden en een nieuw hart schept (Joh. 3:4-8). De wedergeboorte is het werk van de Drie-enige God. [23]Zie bijv. Phillips, John, 1:164-65. Dit werk is echter bovennatuurlijk en onzichtbaar. De Heere Jezus richt onze aandacht daarom in het vervolg van het gesprek op het geloof. Als Nicodémus vraagt hoe hij wedergeboren kan worden, krijgt hij de opdracht: geloof in de verhoogde Zoon. Zie op Hem! Alleen zo kunnen we weten dat we wedergeboren zijn.

Het geschenk van de Vader (3:16-18)

We zijn geestelijk dood, onwetend en hebben een afkeer van de boodschap van Jezus. Verwondert het je niet dat er tóch verlossing mogelijk is? Dat vloeit allemaal voort uit de liefde van God! God heeft uit liefde voor de verloren wereld Zijn Zoon gegeven als de Verlosser van verlorenen (Joh. 3:16). Gods doel hierbij is om de wereld te behouden (Joh. 3:17). Dat is nodig omdat ieder die niet in Gods Zoon gelooft, al veroordeeld is (Joh. 3:18).

Ergens anders schrijft Johannes dat christenen de wereld niet mogen liefhebben (1 Joh. 2:15-17). De wereld is zo verdorven, zo goddeloos, dat we er afstand van moeten bewaren. Toch is dit verbod niet in tegenspraak met het feit dat God de wereld liefheeft. Christenen mogen de wereld niet liefhebben op een egoïstische manier, door mee te doen aan haar goddeloosheid. God heeft de wereld lief met een onbaatzuchtige, duurbetaalde, verlossende liefde. [24]Carson, The Gospel According to John, 205. Dat maakt deze liefde van God zo wonderlijk. Tegen de zwarte achtergrond van de goddeloze wereld schittert de onnavolgbare liefde van God, Die Zijn Zoon geeft om haar te verlossen.

Je vraagt misschien: heeft God niet alleen de uitverkorenen lief? Daar is al veel over gediscussieerd en ik zal later in dit artikel de verschillende standpunten kort toelichten. Maar als we de nadruk leggen op de ‘uitverkoren wereld’ gaan we voorbij aan de bedoeling van Johannes 3:16 en zien we een Bijbels kernthema over het hoofd. ‘Alle gelovigen zijn uit de wereld uitverkoren (Joh. 15:19); zij zijn niet iets anders dan “wereld” wanneer het Evangelie hen voor het eerst bereikt. Ze zouden nooit ware discipelen zijn geworden als God de wereld niet had liefgehad.’ [25]Carson, The Gospel According to John, 205. Paulus roemt in de grote liefde waarmee God ‘ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden’ (Ef. 2:4-5). Toen we nog zondaren waren, bevestigde God Zijn liefde voor ons al door het sterven van Christus (Rom. 5:8). [26]Zie: Phillips, John, 1:168-71. Omdat de wereld zo zondig is, spreekt God een verschrikkelijk oordeel over haar uit, maar dankzij Zijn onbegrijpelijke liefde heeft dezelfde God de wereld zó lief dat Hij Zijn Zoon gaf om haar te redden. Sommige mensen denken dat God ons alleen aanneemt omdat Jezus Hem daar als het ware toe dwingt. Maar het was juist uit liefde dat de Vader Zijn geliefde Zoon zond om de wereld te behouden!

De Heere Jezus vertelt Nicodémus wat de bron van onze zaligheid is: de genadige liefde van God. Daarom, zegt Calvijn, wordt Hij ons als Zaligmaker aangeboden. [27]‘Christus openbaart hier de eerste oorzaak en als het ware de bron onzer zaligheid, opdat er geen twijfel overblijve. Want onze zielen hebben geen vredige plaats om te rusten, zolang zij niet gekomen zijn tot de genadige liefde Gods. Daarom, gelijk nergens anders dan in Christus de gehele inhoud onzer zaligheid te zoeken is, zo hebben wij te zien vanwaar Christus tot ons gekomen, en waarom Hij ons als Zaligmaker aangeboden is. Beide wordt ons hier duidelijk gezegd, dat n.l. het geloof in Christus voor allen een levendmakend geloof is, en dat Christus daarom het leven heeft aangebracht, omdat de hemelse Vader niet wilde, dat het menselijk geslacht, dat Hij liefhad, verloren ging.’ Calvijn, Johannes, 137. Zie ook Calvijn op 2 Petrus 3:9: ‘Niet willende, dat enigen verloren gaan. Dit is een wonderbare liefde tot het menselijke geslacht, dat Hij ze allen wil zalig hebben, en gereed is ter zaligheid op te nemen, die moedwillig verloren gaan. Doch deze orde is wel op te merken, dat God bereid is allen tot boetvaardigheid te ontvangen, opdat niemand verloren ga: want met deze woorden wordt aangewezen het middel om zaligheid te verkrijgen. Hierom, wie van ons naar zijn zaligheid staat, dat hij leert deze weg in te gaan. Maar hier kon men vragen: zo God niet wil dat iemand verloren ga, waarom gaan daar zovelen verloren? Ik antwoord, dat hier niet gesproken wordt van den verborgen raad Gods, waarbij de verworpenen tot hun verderf geordineerd zijn, maar alleen van den wil, die ons in het Evangelie geopenbaard wordt. Want daar biedt God de hand een iegelijk zonder onderscheid. Doch Hij grijpt alleen die aan, en leidt ze tot Zich, welke Hij vóór de schepping der wereld verkoren heeft. Ook brengt het woord dat Petrus gebruikt zoveel mede, dat God wil dat allen, die tevoren verwoest en verstrooid waren, te zamen tot bekering komen.’ Johannes Calvijn, De tweede zendbrief van Petrus, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 136. De bron van onze zaligheid kan ook niets anders zijn dan de liefde van God. Eerder in het gesprek heeft Jezus alle eigengerechtigheid al afgekapt en hier benadrukt Hij opnieuw dat de zaligheid buiten onszelf ligt. Gods liefde gaat aan alle oorzaken vooraf. [28]‘Wij beelden ons dus in, dat God ons daarom genadig is, omdat Hij ons waardig keurde om aan te zien. Maar de Schrift prijst overal zijn loutere barmhartigheid, waardoor al onze verdiensten teniet gedaan worden. Niets anders bedoelen de woorden van Christus, als Hij de oorzaak stelt in de liefde Gods. (…) En het ligt zeker niet in het duister, dat Christus aldus gesproken heeft, om de mensen af te trekken van het zien op zichzelf en hen te brengen tot de barmhartigheid Gods alleen. Hij leert ook niet, dat God iets in ons zou bespeurd hebben, dat zulk een weldaad waardig was, en daardoor er toe gebracht was om ons te verlossen, maar Hij kent de eer der verlossing enig en alleen toe aan zijne liefde. (…) Dit bewijst ook Paulus uit de omstandigheid van den tijd (Rom. 5:10) n.l., omdat wij bemind zijn, toen wij nog vijanden waren door de zonde. (…) Maar gij moet in gedachte houden, wat ik reeds eerder gezegd heb, dat de verborgen liefde, waarmede de hemelse Vader ons bij Zichzelf heeft liefgehad, aan alle andere oorzaken voorafgaat, omdat ze uit zijn eeuwig voornemen voortvloeit; maar de genade, die Hij ons betuigd wil hebben, en waardoor wij tot het vertrouwen op de zaligheid worden gebracht, begint eerst bij de verzoening door Christus verworven.’ Calvijn, Johannes, 137-38. Calvijn ziet in Johannes 3:16 het rijke aanbod van genade, dat om ons antwoord vraagt. Hij zegt dat Jezus hier zo ruim over Gods liefde spreekt om al onze twijfels weg te nemen. We mogen geen twijfel zaaien, waarschuwt hij, en er ook zelf niet aan twijfelen dat Gods liefde op ons gericht is. Het is een grove belediging voor God als Hij zo duidelijk Zijn liefde betuigt en wij daaraan twijfelen, alsof Hij zomaar mensen zou verdoemen. [29]‘Voorts, gelijk wij in het eerste gedeelte horen, dat God zijn Zoon voor ons in den dood gegeven heeft, omdat Hij ons liefhad, zoo wordt nu ook terstond er bijgevoegd, dat het Christus alleen is, op Wien het geloof eigenlijk zien moet. (…) Want omdat de mens niet licht overtuigd wordt, dat God hem liefheeft, drukt Hij, om allen twijfel weg te nemen, met name uit, dat wij zozeer God dierbaar geweest zijn, dat Hij zelfs zijn Eniggeboren Zoon om onzentwil niet gespaard heeft. Daar God dus genoeg en meer dan genoeg zijn liefde aan ons duidelijk gemaakt heeft, doet ieder die, met dit getuigenis niet tevreden, nog twijfelt, Christus geen kleine belediging aan, alsof de een of ander uit den groten hoop zo maar in den dood geworpen was. Laat ons liever zo denken: zo waard als God zijn Eniggeboren Zoon is, zo kostelijk is Hem ook onze zaligheid geweest.’ Calvijn, Johannes, 139. Calvijn vervolgt:

Want Hij heeft duidelijk willen uitdrukken, dat, ofschoon wij ten dode schijnen geboren te zijn, nochtans ons een zekere verlossing wordt aangeboden door het geloof in Christus, en dat wij alzo den dood, die ons anders bedreigt, in het minste niet te vrezen hebben. En Hij heeft hier zo algemeen gesproken (een iegelijk) eensdeels om allen zonder onderscheid tot deelgenootschap aan het leven te nodigen, anderdeels om den ongelovigen alle verontschuldiging af te snijden. Met hetzelfde doel gebruikt Hij ook het woord wereld, dat Hij eerst gebezigd heeft. Want ofschoon er in de wereld niets gevonden kan worden dat Gods gunst waardig is, toont Hij zich nochtans jegens die ganse wereld genadig, daar Hij zonder uitzondering allen tot het geloof in Christus roept, hetwelk niets anders is, dan het ingaan in het leven. Maar laat ons bedenken dat, al wordt in het algemeen het leven beloofd in Christus aan allen die geloven, toch geenszins het geloof aan allen gemeen is. Want Christus is wel aan allen openbaar en voorgesteld, maar alleen den uitverkorenen opent God de ogen, om Hem door het geloof te zoeken. [30]Calvijn, Johannes, 140.

Calvijn benadrukt dus het aanbod van genade aan de hele wereld. De bedoeling van dat aanbod is dat je het in geloof aanneemt, zodat je behouden wordt (Joh. 3:17). Daarmee gaat Calvijn niet voorbij aan de realiteit dat alleen de uitverkorenen gaan geloven, zoals Jezus ook in dit gesprek met Nicodémus de nadruk legt op de noodzaak van de wedergeboorte, waar je zelf niets aan kunt bijdragen. Als we dat met ons verstand kloppend willen krijgen, lopen we vast. Laten we in plaats daarvan gehoor geven aan de oproep van Jezus: Geloof! Zie op Mij!

Jezus kwam in een wereld die al verloren en veroordeeld was. ‘Hij kwam niet in een neutrale wereld om sommigen te redden en anderen te veroordelen; Hij kwam in een verloren wereld (want dat is het wezen van de ‘wereld’, Joh. 3:19) om sommigen te redden. Dat niet de hele wereld zal worden gered, blijkt volkomen duidelijk uit de volgende verzen (Joh. 3:18-21); maar Gods bedoeling met het zenden van Jezus was om de wereld zaligheid te brengen. Daarom wordt Jezus later genoemd: “de Zaligmaker der wereld” (Joh. 4:42; vgl. 1 Joh. 4:14).’ [31]Carson, The Gospel According to John, 207.

In Johannes 3:17 wordt volgens Calvijn het woord ‘wereld’ herhaald zodat niemand hoeft te denken dat hij buitengesloten wordt. [32]‘Zo is er dan geen oorzaak voor twijfel of angstige bekommering voor iemand, hoe hij den dood ontkomen kan, als wij maar vasthouden, dat dit de raad Gods is, dat Christus ons van dien dood zal verlossen. Het woord ‘wereld’ wordt herhaald, opdat niemand mene, dat hij buiten gesloten wordt, zo hij slechts den weg des geloofs vasthoudt.’ Calvijn, Johannes, 141. We moeten uit deze verzen (Joh. 3:16-17) niets anders leren dan dat God naar Zijn oneindige goedheid ons wil behouden. ‘En zo dikwijls als onze zonden ons benauwen, zo dikwijls als satan ons tot wanhoop zoekt te brengen, moeten wij dit schild daartegen stellen, dat God niet wil, dat wij voor eeuwig verloren gaan, omdat Hij zijn Zoon tot zaligheid der wereld heeft verordineerd.’ [33]Calvijn, Johannes, 142.

Als we niet zalig worden, is dat niet Gods schuld. We kunnen niet zeggen dat wij graag gered willen worden, maar dat God ons helaas niet lief heeft. Als we verloren gaan, ligt dat niet aan een gebrek in Gods liefde, maar aan ons ongeloof (Joh. 3:18). Dan verdienen we het om verloren te gaan. ‘Want wie de in Christus aangeboden genade verachten, zijn waardig dat zij in Hem een rechter vinden en een wreker van zulk een onwaardige en schandelijke verwerping.’ [34]Calvijn, Johannes, 142. Als we niet erkennen dat er dodelijk gif in ons is en weigeren het tegengif in te nemen, veroordelen we onszelf, zoals Israëlieten die niet naar de koperen slang wilden kijken onherroepelijk zouden sterven.

We zien in dit Bijbelgedeelte twee zaken naast elkaar staan:

  • Zonder wedergeboorte kunnen we niet geloven en dus het Koninkrijk van God niet ingaan. Deze nieuwe geboorte wordt gewerkt door de Heilige Geest.
  • Uit liefde biedt God aan iedereen Christus aan. Dit aanbod moeten we door het geloof aannemen. Als we zo’n hard hart hebben dat we dit weigeren, gaan we verloren. ‘Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?’ (Hebr. 2:3).

Het ongeloof richt zich op het eerste punt en zegt: ‘Ik kan niet zelf geloven, God moet het doen.’ Op die manier kun je zelfs vroom zeggen: ‘Het ligt bij God vast van eeuwigheid’, en vervolgens ‘eerlijk onbekeerd’ verder leven. Maar we mogen het tweede punt niet vergeten. Het geloof ziet beide zaken en zegt:

In Zijn grote liefde redt God ons van de ondergang en geeft Hij ons eeuwig leven, door het geloof in Zijn enige Zoon. Wat geen geld kan kopen, wat geen werk kan verdienen en wat tranen niet kunnen bewerken, geeft God aan iedereen die in Zijn Zoon gelooft. Daarom moeten we ons bekeren van ons ongeloof en in geloof naar Christus toe gaan. We moeten ons geloof versterken en voeden door de Bijbel te lezen en te bidden. En als geloven moeilijk is, laten we dan, net als de discipelen van Jezus, nederig bidden: ‘Heere, geef ons meer geloof!’ (Luk. 17:5). De God Die ons zo liefhad dat hij Zijn enige Zoon gaf, zal er zeker voor zorgen dat Zijn Heilige Geest het geloof versterkt dat we nodig hebben om zalig te worden. [35]Phillips, John, 1:184-85.

Het geloof stoort zich niet aan de Bijbelse leer van de wedergeboorte, maar is er juist blij mee. Want omdat ons geloof niet ons eigen werk is, maar dat van de Drie-enige God, ligt het onwankelbaar vast in Gods soevereine wil. We hoeven niet op een twijfelachtige grond in onszelf te bouwen.

We zien in Johannes 3:18 (zie ook Joh. 3:36) de rechtvaardiging door het geloof, waar ook Paulus vaak over schrijft (Tit. 3:5-7, Ef. 2:8-9, Gal. 2:16, Rom. 3:28, Rom. 5:1). Alleen door het geloof kunnen we zalig worden en eeuwig leven. Als we niet geloven, zijn we al veroordeeld. Dan blijft Gods toorn op ons rusten en gaan we eeuwig verloren. Dat is de ernst van het leven. Omdat we zonder wedergeboorte niet kunnen geloven, is het geloof het beste bewijs van de wedergeboorte. Wil je weten of je wedergeboren bent? Geloof in de Heere Jezus Christus!

Het oordeel uitgesproken om mensen te bewegen naar de verhoogde Zoon te gaan (3:19-21)

De Heere Jezus laat er geen misverstand over bestaan: alleen door wedergeboorte en geloof kunnen we behouden worden. Aan het slot van Zijn gesprek met Nicodémus zegt Hij dat ongeloof een bewuste en verwijtbare keuze is. Jezus kwam in de wereld om hen die geloven te redden, maar Hij moet ook het oordeel uitspreken: mensen hebben de duisternis liever dan het Licht (Joh. 3:19). [36]Phillips, John, 1:188. Zie ook: Calvijn, Johannes, 145. ‘Daar dan de geveinsheid alleen de mensen Gode vijandig maakt, worden zij allen schuldig gerekend, omdat, indien zij niet, door hoogmoed verblind, zichzelven behaagden, zij bereid en gewillig zouden zijn om de leer des Evangelies aan te nemen.’ Johannes 3:19-21 staat niet in Gods Woord om je lijdelijk te maken:

Het doel van deze drie verzen is dus niet om lezers te laten denken dat ze op grond van hun intrinsieke eigenschappen tot een vooraf bepaalde categorie behoren, maar om hun te laten zien dat ze groot gevaar lopen (het oordeel wordt al uitgesproken), en wat de ten diepste morele redenen zijn waarom mensen het licht haten. Johannes benadrukt deze dingen in de hoop dat zijn lezers God zullen smeken dat alles wat ze doen, uit Hem zal zijn – kort gezegd, dat ze zich tot de ‘verhoogde’ Zoon des mensen zullen wenden met hetzelfde eenvoudige, wanhopige en onvoorwaardelijke geloof als dat waarmee de Israëlieten in de woestijn naar de koperen slang opkeken (Joh. 3:13-15). Alleen door zulk geloof, en door zulk geloof alleen, kan iemand wedergeboren worden (Joh. 3:3, Joh. 3:5) en daardoor het eeuwige leven ontvangen (Joh. 3:15-16). [37]Carson, The Gospel According to John, 208.

Jezus is als het Licht in de wereld gekomen (Joh. 1:4, Joh. 1:9). Hij roept het ons toe: ‘Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben’ (Joh. 8:12). Het volgen van het Licht resulteert in wandelen in het licht. Dat betekent dat geloof in Jezus vrucht draagt. Dat zie je in een veranderd leven (‘die de waarheid doet’) en de wens om God te verheerlijken (‘opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn’) (Joh. 3:21). [38]‘John 3:21 tells us two important things about true faith, the first of which is that it produces this changed life. But, second, a true faith is motivated to exalt the glory of God. Jesus explains, “Whoever does what is true comes to the light, so that it may be clearly seen that his works have been carried out in God.”’ Phillips, John, 1:194.

Verdieping: de betekenis van ‘wereld’ in Johannes 3:16

Nu we een goed beeld hebben van Jezus’ gesprek met Nicodémus wil ik nog iets dieper ingaan op de betekenis van het woord ‘wereld’ in Johannes 3:16. Hierboven heb ik de uitleg gevolgd die zegt dat het hier niet zozeer gaat over de grootte van de wereld, maar over de grootte van Gods liefde, en dat voor een verloren wereld. Er zijn echter ook andere meningen.

Alle mensen of alleen de uitverkorenen?

Voorstanders van de algemene verzoeningsleer gebruiken onder andere Johannes 3:16 om aan te tonen dat Christus voor heel de wereld gestorven is. Hij wordt volgens hen door God de Vader aan heel de wereld gegeven als zijnde voor hen gestorven. De wereld betekent hier alle mensen, zonder uitzondering, zeggen ze. Er zijn verschillende varianten van de algemene verzoeningsleer, maar over het algemeen wordt met ‘algemene verzoening’ de arminiaanse variant bedoeld die zegt dat Christus Zijn werk gedaan heeft en dat het nu afhangt van de vrije keuze van een mens is om dit te geloven. Deze leer is op de Dordtse Synode duidelijk afgewezen.

In reactie op deze leer benadrukten sommigen dat met het woordje ‘wereld’ in Johannes 3:16 alleen de uitverkorenen worden bedoeld. John Owen heeft dit uitgebreid beargumenteerd in zijn onderbouwing van de particuliere verzoening. [39]John Owen, The Works of John Owen, ed. William H. Goold, vol. 10 (Edinburgh: T&T Clark, n.d.), 325–328. Hij legt uit dat Gods liefde die hier wordt bedoeld, de verkiezende liefde van God is. Wie op die manier door God geliefd wordt, is uitverkoren, zal gaan geloven en ontvangt dus eeuwig leven. Ook op de Westminster Assembly hebben afgevaardigden zoals Gillespie, Goodwin en Rutherford beargumenteerd dat Johannes 3:16 spreekt over Gods liefde voor de uitverkorenen. Men benadrukte wel dat Gods besluiten over de wereld van de uitverkorenen ‘onbepaald’ zijn uitgedrukt. Daarom hebben predikanten de algemene verplichting om het Evangelie aan ieder mens te verkondigen, zodat iedereen tot Christus kan komen. [40]Zie deze weergave van de discussie op de Westminster Assembly over Johannes 3:16 tussen aanhangers van het Engels Hypothetisch Universalisme en verdedigers van de particuliere verzoening.

Als je Gods liefde in Johannes 3:16 uitlegt als Zijn verkiezende liefde waardoor mensen worden behouden, kun je inderdaad niet zeggen dat ‘wereld’ alle mensen zonder uitzondering betekent. In de volgende verzen (Joh. 3:17-21) wordt tenslotte ook gesproken over het oordeel. De wereld ligt verloren en alleen de gelovigen worden gered. In de context van de discussie over de algemene of particuliere verzoening is deze uitleg te begrijpen.

Niemand wordt uitgesloten

De Bijbelse context van Johannes 3:16 is echter niet een discussie over de reikwijdte van de verzoening. De vraag die in Johannes 3:1-21 centraal staat, is hoe je wedergeboren kunt worden. Zoals we zagen, is dat een werk van de Drie-enige God en beveelt Hij ons te zien op de verhoogde Zoon, zoals de dodelijk gebeten Israëlieten moesten zien op de koperen slang. Volgens Thomas Boston betekent ‘wereld’ in deze context dat er niemand wordt uitgesloten:

Toen de Israëlieten in de woestijn waren, werden velen van hen gebeten door vurige slangen. God stelde een middel tot genezing in, namelijk een koperen slang die op een paal werd verhoogd. Hij bood dat middel aan allen aan die het wilden gebruiken met het doel waarvoor Hij het had ingesteld, namelijk om te worden genezen, door ernaar te kijken. Hierbij sloot Hij niemand uit die genezing nodig had (Num. 21:8). Zo is ook de hele mensheid gebeten door de oude slang, de duivel, en is de zonde als een dodelijk vergif in hen achtergebleven. Daarom heeft God Jezus Christus aangesteld als het door de hemel verordende middel tot hun zaligheid, en Hem als zodanig geschonken aan alle verloren nakomelingen van Adam die met dat doel gebruik van Hem willen maken, door in geloof naar Hem op te zien. In dit geschenk sluit Hij niemand uit die tot de wereld van de mensen behoort (Joh. 3:14-16). [41]Thomas Boston, The Whole Works of Thomas Boston: An Illustration of the Doctrines of the Christian Religion, Part 1, onder redactie van Samuel M‘Millan, vol. 1 (Aberdeen: George and Robert King, 1848), 352.

We zagen dit ook bij Calvijn, die Johannes 3:16 uitlegt als het algemene aanbod van genade. Iedereen, zonder uitzondering, wordt opgeroepen tot het geloof in Christus. In Johannes 3:17 wordt het woord ‘wereld’ herhaald, aldus Calvijn, zodat niemand hoeft te denken dat hij buitengesloten wordt. [42]‘Zo is er dan geen oorzaak voor twijfel of angstige bekommering voor iemand, hoe hij den dood ontkomen kan, als wij maar vasthouden, dat dit de raad Gods is, dat Christus ons van dien dood zal verlossen. Het woord ‘wereld’ wordt herhaald, opdat niemand mene, dat hij buiten gesloten wordt, zo hij slechts den weg des geloofs vasthoudt.’ Calvijn, Johannes, 141. Ook Luther ziet in Johannes 3:16 het algemene aanbod van genade. Hij stelt dat met ‘wereld’ het hele menselijke geslacht wordt bedoeld. Ben je een mens? Waarom wil je jezelf dan buiten het woordje ‘wereld’ sluiten?, zo vraagt Luther. Maak God niet tot een leugenaar door te twijfelen of Hij deze Zoon ook aan jou aanbiedt (1 Joh. 5:10). Als je jezelf door je ongeloof buitensluit, zal je ook zelf moeten verantwoorden waarom je, tegen het uitdrukkelijke Woord van God in, dit Geschenk niet hebt willen aannemen.

Als we zeggen dat met het woord ‘wereld’ alleen de uitverkorenen worden bedoeld, verschuiven we de focus van Johannes 3:16 naar de vraag of ik wel uitverkoren ben. Gods onbegrijpelijke liefde, het wonder dat Hij Zijn Zoon gaf om een verloren wereld te redden, verschuift dan naar de achtergrond. We worden niet gered als uitverkorenen; we worden als goddeloze zondaren uit de wereld getrokken (Joh. 15:19, Ef. 2:4-5, Rom. 5:8). Laten we ons niet allermeest richten op de algemene betekenis van dit vers, maar op de persoonlijke oproep die hierin tot ons komt. William Perkins, de vader van het puritanisme, verwoordt dit krachtig:

U moet er op letten, dat de beloften der zaligheid in Christus algemeen zijn, of tenminste onbepaald, geen bijzonder mens uitsluitend; zoals kan blijken in de uitdrukking een voor allen: ‘Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’, Johannes 3:16. Nu dan, zo vaak als u zult twijfelen aan Gods barmhartigheid, sluit u uzelf buiten Gods belofte, terwijl Hij u niet buitensluit. En zoals, wanneer een vorst alle dieven vergeving schenkt, een ieder dit op zichzelf kan toepassen, ook al staat zijn naam niet uitdrukkelijk in de kwijtschelding; zo heeft de Koning der koningen een algemene kwijtschelding gegeven van vrije vergeving der zonden aan hen, die ze willen aannemen. Geloof daarom, dat God waarachtig is in Zijn belofte. [43]William Perkins, Hemelse Vertroosting, Dordrecht, 1965, blz. 64. Geciteerd in: C. Harinck, Om het hart van het Evangelie (Houten: Den Hertog, 1994), 208.

Laten we Johannes 3:16 niet een theologische discussie intrekken, maar ons verwonderen over de belovende God Die niemand uitsluit.

Samenvattend: de belangrijkste thema’s in het gesprek van Jezus met Nicodémus

De belangrijkste thema’s in dit nachtelijke gesprek met Nicodémus zijn wedergeboorte, geloof en het aanbod van genade.

Over de wedergeboorte zegt de Heere Jezus drie belangrijke dingen: wedergeboorte is noodzakelijk, het is een bovennatuurlijk werk van God, en deze nieuwe geboorte wordt zichtbaar in wat ze uitwerkt (Joh. 3:4-8). We kunnen dus niet zonder de wedergeboorte, we kunnen haar niet zelf tot stand brengen, en als we ons afvragen of we opnieuw geboren zijn, moeten we naar de vruchten kijken. De belangrijkste vrucht is dat we van harte geloven en onze Zaligmaker liefhebben (DL III/IV.13). [44]DL III/IV.13 : ‘De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.’ Dat zien we terug in het vervolg van dit gesprek. Want als Nicodémus vraagt hoe hij opnieuw geboren kan worden (Joh. 3:9), reageert Jezus: door te geloven in Gods eniggeboren Zoon, de Zoon des mensen (Joh. 3:11-12, Joh. 3:15-18). De wedergeboorte wordt overigens niet alleen in het Johannesevangelie aan de orde gesteld. Paulus schrijft erover (Tit. 3:5), Petrus begint zijn brieven ermee (1 Petr. 1:3, 1 Petr. 1:23) en ook in de zendbrieven van Johannes lezen we keer op keer over het ‘uit God geboren zijn’ (1 Joh. 2:29, 1 Joh. 3:9, 1 Joh. 4:7, 1 Joh. 5:1, 1 Joh. 5:4, 1 Joh. 5:18). [45]Carson, The Gospel According to John, 190.

Het tweede thema in hun gesprek is geloof. Jezus stelt Nicodémus schuldig, en daarmee ons allemaal. Van nature nemen we Zijn getuigenis niet aan (Joh. 3:11) en geloven we niet wat Hij zegt (Joh. 3:12). Toch dringt Jezus aan op geloof in Hem; dat is nu juist het doel waarom Hij gekomen is (Joh. 3:15-17). Hij biedt ons geen enkel excuus waar we ons achter kunnen verschuilen. Er zijn maar twee mogelijkheden: niet geloven en verloren gaan (beter gezegd: verloren blijven, zie Joh. 3:18), of wél geloven en het eeuwige leven ontvangen.

In dit Bijbelgedeelte zien we dus de absolute noodzaak van zowel wedergeboorte als geloof. Zonder wedergeboorte kunnen we Gods Koninkrijk niet zien (Joh. 3:3) en het niet binnengaan (Joh. 3:5). Zonder geloof gaan we verloren (Joh. 3:15-16) en liggen we onder het oordeel (Joh. 3:18). Wedergeboorte is een verborgen werk van de Geest (Joh. 3:5) dat alleen aan de vruchten gezien kan worden (Joh. 3:8). Geloof is vrucht van de wedergeboorte, maar ook een opdracht met gevolgen voor de eeuwigheid. Jezus houdt geloof en wedergeboorte heel dicht bij elkaar. Zonder wedergeboorte is er geen geloof, maar wedergeboorte gaat ook niet zonder geloof.

Die opdracht om te geloven volgt op de vraag hoe we wedergeboren kunnen worden (in Joh. 3:9). We kunnen die vraag theologisch beantwoorden en zeggen: je kunt wedergeboren worden door de liefde van de Vader Die Zijn Zoon heeft gegeven (Joh. 3:16-18), door het verlossende offer van Christus Die verhoogd werd aan het kruis en verhoogd wordt in het Evangelie (Joh. 3:9-15), en door het werk van de Heilige Geest Die reinigt van de zonden en een nieuw hart schept (Joh. 3:4-8). Dit zijn Bijbelse waarheden, maar als Jezus deze vraag beantwoordt, doet Hij vooral de dringende oproep om op Hem te zien, zoals de Israëlieten op de verhoogde slang moesten zien.

Dat brengt ons bij het derde thema: het aanbod van genade. We lezen elders in de Bijbel dat de wedergeboorte gewerkt wordt door het Woord van God (1 Petr. 1:23). De Heilige Geest gebruikt dus het middel van het Evangelie om de wedergeboorte tot stand te brengen. [46]Zie ook DL III/IV.17, waarin benadrukt wordt dat God het Evangelie gebruikt om de wedergeboorte te werken. Woord en Geest zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden; we mogen ze niet van elkaar scheiden. Dat bedoelt de Heere Jezus ook als Hij zegt dat Hij verhoogd moet worden opdat we in Hem gaan geloven (Joh. 3:14-15). In de prediking moet Christus iedereen voor ogen worden geschilderd en aan iedereen aangeboden worden als de enige Die ons kan verlossen van onze dodelijke ziekte. Jezus trekt een lijn van de koperen slang in de woestijn (Num. 21:4-9) naar de oproep tot geloof. Alle Israëlieten, zonder uitzondering, ontvingen het aanbod om naar de koperen slang te kijken. De koperen slang was hoog op een staak bevestigd, zodat iedereen hem kon zien. Zo wordt in het Evangelie Christus aan iedereen aangeboden.

Vind je het moeilijk om de verhouding tussen wedergeboorte en geloof te begrijpen? Houd dan vooral dit eenvoudige beeld in gedachten: wie op Hem ziet, is gered. Geldt dat voor iedereen? Ja! Sluit jezelf dus niet buiten. Christus wordt jou niet aangeboden om je te veroordelen, maar om je te behouden (Joh. 3:17). Uit liefde voor onze verloren wereld gaf God Zijn Zoon aan ons als een beschikbare Zaligmaker (Joh. 3:16). Je moet Hem echter wel aannemen (dat is: in Hem geloven), anders ga je verloren.

Waar werkt Jezus op aan in dit gesprek?

Hoe gaat de Heere Jezus met Nicodémus om? Eerst neemt Hij deze hooggeplaatste Israëliet alles uit handen. Zijn positie, zijn kennis, het houden van de wet, het is allemaal niet genoeg. Alleen door wedergeboorte kan hij zalig worden (Joh. 3:3, Joh. 3:5). Dat is een geboorte van boven, door de Heilige Geest. Als Nicodémus dan vraagt hoe hij wedergeboren kan worden (Joh. 3:9), wijst Jezus eerst nog zijn schuld aan. Het ontbreekt hem aan kennis en geloof (Joh. 3:10-12). Zo brengt Jezus hem, maar ook ons, tot de erkenning van onze onwetendheid en ons ongeloof.

Maar daar laat de Heere het niet bij. Hij wijst Zijn bezoeker op de onnavolgbare liefde van God voor een verloren wereld (Joh. 3:16). Ook voor Nicodémus. Aan iedereen die het Evangelie hoort, wordt Christus Zelf aangeboden, met een duidelijke opdracht: zie op Hem! In dit gesprek ligt uiteindelijk de nadruk op de liefdevolle oproep van God om te geloven in Zijn Zoon. Christus wordt je aangeboden met het oog op je behoud, niet om je te veroordelen (Joh. 3:17). God wil ons in Zijn oneindige goedheid behouden! Als je echter niet in Hem gelooft, ben je al veroordeeld (Joh. 3:18).

Kunnen we onszelf redden? Nee, die mogelijkheid snijdt Jezus radicaal af. Er is een volledige transformatie nodig, een wedergeboorte. Geloof is een vrucht van wedergeboorte en tegelijk werkt God de wedergeboorte door Zijn Geest te verbinden aan het aanbod van genade in het Evangelie. Met andere woorden: met de oproep tot geloof in de aangeboden Christus wil God ook de wedergeboorte schenken, waardoor we kunnen geloven. Hoe dat precies werkt, is voor ons verborgen (Joh. 3:8). Laten we maar eenvoudig het voorbeeld van de Heere Jezus volgen en het Evangelie laten klinken.

Dat Evangelie roept ons toe: zie op de ‘verhoogde’ Christus met hetzelfde eenvoudige, wanhopige en onvoorwaardelijke geloof als dat waarmee de Israëlieten in de woestijn naar de koperen slang opkeken. Alleen door zulk geloof, en door zulk geloof alleen, kun je wedergeboren worden en het eeuwige leven ontvangen. Het ongeloof zegt: ‘Ik kan niet zelf geloven’, en laat het daarbij. Het geloof neemt de toevlucht tot Christus en zegt: ‘Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp’ (Mar. 9:24).

Voetnoten   (46)
1
Richard D. Phillips, John, 1ste dr., ed. by Richard D. Phillips e.a., vol. 1, Reformed Expository Commentary (P&R Publishing, 2014), 168.
2
‘Some argue that Jesus’ monologue extends to the end of v. 21. But vv. 16–21 read more plausibly as the Evangelist’s meditation. For instance, the expression ‘one and only’ (monogenēs) is a word used by the Evangelist (1:14, 18; cf. 1 Jn. 4:9), and is not elsewhere placed on the lips of Jesus or of anyone else in this Gospel. Nor does Jesus normally refer to God as ho theos (‘God’).’ D.A. Carson, The Gospel According to John (Leicester, England: Inter-Varsity Press [u.a.], 1991), 203.
3
‘The majority, however (including the most recent versions), extend Jesus’ speech to the end of verse 21, and the wisest course is to follow their example. While few interpreters would seriously argue that Jesus actually uttered the words found in verses 16–21 to Nicodemus and his companions at the first Passover in Jerusalem, Jesus has been introduced as “the Word”, the only Revealer of God. It is fair to assume that once he is so introduced all authoritative revelation in the Gospel comes from him, whether through his own lips or the pen of the Gospel writer. Without a clear notice in the text that his speech is over, the reader should keep on listening as to the voice of “the One who came down from heaven, the Son of man”, for only he can speak of “heavenly things” (vv. 12–13).’ J. Ramsey Michaels, The Gospel of John, The New International Commentary on the Old and New Testament (Eerdmans Publishing Company, 2010), 200-201.
4
‘Hoewel nu het plan van den Evangelist was ons als in een spiegel te laten zien, hoe weinigen in Jeruzalem recht geschikt waren om het Evangelie te ontvangen, is toch om andere oorzaken deze geschiedenis voor ons vooral nuttig; voornamelijk, omdat wij daarin onderwezen worden aangaande de verdorven natuur van het menselijk geslacht, en welke de rechte toegang is tot de school van Christus, eindelijk ook aan welke beginselen wij ons moeten gewennen, om toe te nemen in de hemelse leer. Want dit is de hoofdzaak van de rede, die Christus hier houdt, dat wij, om ware discipelen van Hem te zijn, nieuwe mensen moeten worden.’ Johannes Calvijn, Johannes, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 113-14.
5
Phillips, John, 1:150.
6
Carson, The Gospel According to John, 186.
7
Phillips, John, 1:151.
8
Calvijn, Johannes, 117.
9
Carson merkt op dat hoewel de exacte term 'Koninkrijk van God' in het Oude Testament ontbreekt, de verwachting van een toekomstig messiaans rijk daar sterk aanwezig is. Voor een Jood als Nikodemus stond het binnengaan van dit koninkrijk gelijk aan deelname aan het eeuwige leven aan het einde der tijden. Carson wijst erop dat Johannes de termen 'koninkrijk' en 'leven' nagenoeg inwisselbaar gebruikt. Een belangrijk kenmerk in Johannes is de 'gerealiseerde' of 'geïnaugureerde' eschatologie: het koninkrijk is niet louter toekomstig, maar is in de persoon en het werk van Jezus reeds aangebroken en nu al toegankelijk voor de gelovige. Zie: Carson, The Gospel according to John, 188.
10
‘Voorts bedoelt Hij met het woord wedergeboorte niet slechts de verbetering van een enkel deel, maar de vernieuwing onzer ganse natuur. Waaruit volgt, dat er in ons niets dan verkeerdheid is. Indien toch én in het geheel én in de afzonderlijke delen een hervorming nodig is, dan moet het bederf overal verspreid zijn.’ Calvijn, Johannes, 118-19.
11
‘This regeneration is anōthen, a word that can mean ‘from above’ or ‘again’. Because Nicodemus understood it to mean ‘again’ (cf. ‘a second time’, v. 4), and Jesus did not correct him, some have argued that ‘again’ must stand. But Jesus also insists that this new birth, this new begetting, this new regeneration, must be the work of the Spirit, who comes from the realm of the ‘above’. Certainly the other occurrences of anōthen in John mean ‘from above’ (3:31; 19:11, 23). As he does with other terms, John may be choosing to extend double meaning to this one in John 3:3, 7, both ‘from above’ and ‘again’; he certainly does not mean less than the former. Readers who have followed the Gospel to this point will instantly think (as Nicodemus couldn’t) of John 1:12-13: ‘to be born again’ or ‘to be born from above’ must mean the same thing as ‘to become children of God’, to be ‘born of God’, by believing in the name of the incarnate Word.’ Carson, The Gospel According to John, 189.
12
Phillips, John, 1:153.
13
‘The third and best view observes that in the Greek text the grammatical structure of “water and the Spirit” indicates a single event, not two different births. Moreover, since Jesus chides Nicodemus for his ignorance (John 3:10), he must be referring to things taught in the Old Testament. It turns out that Jesus’ description of “water and the Spirit” corresponds to God’s promise of the new birth in Ezekiel 36:25–27: “I will sprinkle clean water on you, and you shall be clean from all your uncleannesses, and from all your idols I will cleanse you. And I will give you a new heart, and a new spirit I will put within you. And I will remove the heart of stone from your flesh and give you a heart of flesh. And I will put my Spirit within you, and cause you to walk in my statutes and be careful to obey my rules.” This is a rebirth that a teacher such as Nicodemus should know, involving cleansing from sin as by water, giving us a new and righteous standing with God, and the transforming of the heart by God’s Spirit, giving us new life to live for God. This is what the new birth is all about.’ Phillips, John, 1:153; Zie ook: Carson, The Gospel According to John, 195.
14
Calvijn, Johannes, 121.
15
J.C. Ryle, Uitleg van het Evangelie van Johannes (Brevier, 2024), 1:116-117.
16
‘Nicodemus hield voor ongelofelijk, wat hij gehoord had over de wedergeboorte en het nieuwe leven, omdat de manier dezer wedergeboorte zijn begrip te boven ging. Om hem zulk een bezwaar te ontnemen, leert Christus hem, dat er ook in het lichamelijk leven een wonderlijke kracht Gods bestaat, waarvan de wijze hoe, verborgen is. Want allen scheppen wij uit de lucht levensadem; de beweging zelve van de lucht wordt door ons gevoeld en waargenomen, en toch weten wij niet, vanwaar ze komt en waar ze heengaat. Indien nu God in dit nietige en vergankelijke leven zó machtig werkt, dat wij gedwongen worden zijn kracht te bewonderen, hoe ongerijmd is het dan, in het hemelse en bovennatuurlijke leven zijn verborgen werk te willen afmeten naar de bevatting van ons verstand, zodat wij niet meer geloven dan wat zichtbaar is?’ Calvijn, Johannes, 127.
17
Phillips, John, 1:156.
18
C.H. Spurgeon, ‘The Necessity of Regeneration’, in The Metropolitan Tabernacle Pulpit Sermons (Passmore & Alabaster, 1908), 54:584-85.
19
Carson, The Gospel According to John, 202.
20
Phillips, John, 1:160.
21
Zie: Phillips, John, 1:159-61.
22
‘Want Hij getuigt, dat Hij aan allen openlijk en duidelijk zal voorgesteld worden, opdat Hij zijne kracht over allen uitstort. Verhoogd worden betekent: gesteld worden op een hoge plaats, om van allen gezien te kunnen worden. Dit is geschied door de prediking van het Evangelie. Want dat sommigen het uitleggen van het kruis, komt met het verband niet overeen en is in strijd met het doel. De eenvoudige zin der woorden is dus, dat door de verkondiging van het Evangelie Christus als een banier zou moeten verheven worden, opdat aller oog op Hem mocht zien, gelijk Jesaja voorzegd had (Jes. 2:2). (…) Voorts wordt dit te dezer plaatse met dit doel aangehaald, opdat Christus ons onderwijze, dat Hij door de leer des Evangelies voor aller ogen gesteld moet worden, opdat allen, die Hem in het geloof aanschouwen zullen, de zaligheid verkrijgen. Daaruit is af te leiden, dat Christus ons in het Evangelie duidelijk voorgesteld wordt, opdat niemand over duisterheid klage, en dat deze openbaring aan allen gemeen is, en dat het geloof die aanschouwing bezit, waardoor het Hem als tegenwoordig ziet; gelijk Paulus zegt, dat Hij met zijn kruis duidelijk afgeschilderd wordt, als Hij naar waarheid gepredikt wordt (Gal. 3:1).’ Calvijn, Johannes, 135-36.
23
Zie bijv. Phillips, John, 1:164-65.
24
Carson, The Gospel According to John, 205.
25
Carson, The Gospel According to John, 205.
26
Zie: Phillips, John, 1:168-71.
27
‘Christus openbaart hier de eerste oorzaak en als het ware de bron onzer zaligheid, opdat er geen twijfel overblijve. Want onze zielen hebben geen vredige plaats om te rusten, zolang zij niet gekomen zijn tot de genadige liefde Gods. Daarom, gelijk nergens anders dan in Christus de gehele inhoud onzer zaligheid te zoeken is, zo hebben wij te zien vanwaar Christus tot ons gekomen, en waarom Hij ons als Zaligmaker aangeboden is. Beide wordt ons hier duidelijk gezegd, dat n.l. het geloof in Christus voor allen een levendmakend geloof is, en dat Christus daarom het leven heeft aangebracht, omdat de hemelse Vader niet wilde, dat het menselijk geslacht, dat Hij liefhad, verloren ging.’ Calvijn, Johannes, 137. Zie ook Calvijn op 2 Petrus 3:9: ‘Niet willende, dat enigen verloren gaan. Dit is een wonderbare liefde tot het menselijke geslacht, dat Hij ze allen wil zalig hebben, en gereed is ter zaligheid op te nemen, die moedwillig verloren gaan. Doch deze orde is wel op te merken, dat God bereid is allen tot boetvaardigheid te ontvangen, opdat niemand verloren ga: want met deze woorden wordt aangewezen het middel om zaligheid te verkrijgen. Hierom, wie van ons naar zijn zaligheid staat, dat hij leert deze weg in te gaan. Maar hier kon men vragen: zo God niet wil dat iemand verloren ga, waarom gaan daar zovelen verloren? Ik antwoord, dat hier niet gesproken wordt van den verborgen raad Gods, waarbij de verworpenen tot hun verderf geordineerd zijn, maar alleen van den wil, die ons in het Evangelie geopenbaard wordt. Want daar biedt God de hand een iegelijk zonder onderscheid. Doch Hij grijpt alleen die aan, en leidt ze tot Zich, welke Hij vóór de schepping der wereld verkoren heeft. Ook brengt het woord dat Petrus gebruikt zoveel mede, dat God wil dat allen, die tevoren verwoest en verstrooid waren, te zamen tot bekering komen.’ Johannes Calvijn, De tweede zendbrief van Petrus, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 136.
28
‘Wij beelden ons dus in, dat God ons daarom genadig is, omdat Hij ons waardig keurde om aan te zien. Maar de Schrift prijst overal zijn loutere barmhartigheid, waardoor al onze verdiensten teniet gedaan worden. Niets anders bedoelen de woorden van Christus, als Hij de oorzaak stelt in de liefde Gods. (…) En het ligt zeker niet in het duister, dat Christus aldus gesproken heeft, om de mensen af te trekken van het zien op zichzelf en hen te brengen tot de barmhartigheid Gods alleen. Hij leert ook niet, dat God iets in ons zou bespeurd hebben, dat zulk een weldaad waardig was, en daardoor er toe gebracht was om ons te verlossen, maar Hij kent de eer der verlossing enig en alleen toe aan zijne liefde. (…) Dit bewijst ook Paulus uit de omstandigheid van den tijd (Rom. 5:10) n.l., omdat wij bemind zijn, toen wij nog vijanden waren door de zonde. (…) Maar gij moet in gedachte houden, wat ik reeds eerder gezegd heb, dat de verborgen liefde, waarmede de hemelse Vader ons bij Zichzelf heeft liefgehad, aan alle andere oorzaken voorafgaat, omdat ze uit zijn eeuwig voornemen voortvloeit; maar de genade, die Hij ons betuigd wil hebben, en waardoor wij tot het vertrouwen op de zaligheid worden gebracht, begint eerst bij de verzoening door Christus verworven.’ Calvijn, Johannes, 137-38.
29
‘Voorts, gelijk wij in het eerste gedeelte horen, dat God zijn Zoon voor ons in den dood gegeven heeft, omdat Hij ons liefhad, zoo wordt nu ook terstond er bijgevoegd, dat het Christus alleen is, op Wien het geloof eigenlijk zien moet. (…) Want omdat de mens niet licht overtuigd wordt, dat God hem liefheeft, drukt Hij, om allen twijfel weg te nemen, met name uit, dat wij zozeer God dierbaar geweest zijn, dat Hij zelfs zijn Eniggeboren Zoon om onzentwil niet gespaard heeft. Daar God dus genoeg en meer dan genoeg zijn liefde aan ons duidelijk gemaakt heeft, doet ieder die, met dit getuigenis niet tevreden, nog twijfelt, Christus geen kleine belediging aan, alsof de een of ander uit den groten hoop zo maar in den dood geworpen was. Laat ons liever zo denken: zo waard als God zijn Eniggeboren Zoon is, zo kostelijk is Hem ook onze zaligheid geweest.’ Calvijn, Johannes, 139.
30
Calvijn, Johannes, 140.
31
Carson, The Gospel According to John, 207.
32
‘Zo is er dan geen oorzaak voor twijfel of angstige bekommering voor iemand, hoe hij den dood ontkomen kan, als wij maar vasthouden, dat dit de raad Gods is, dat Christus ons van dien dood zal verlossen. Het woord ‘wereld’ wordt herhaald, opdat niemand mene, dat hij buiten gesloten wordt, zo hij slechts den weg des geloofs vasthoudt.’ Calvijn, Johannes, 141.
33
Calvijn, Johannes, 142.
34
Calvijn, Johannes, 142.
35
Phillips, John, 1:184-85.
36
Phillips, John, 1:188. Zie ook: Calvijn, Johannes, 145. ‘Daar dan de geveinsheid alleen de mensen Gode vijandig maakt, worden zij allen schuldig gerekend, omdat, indien zij niet, door hoogmoed verblind, zichzelven behaagden, zij bereid en gewillig zouden zijn om de leer des Evangelies aan te nemen.’
37
Carson, The Gospel According to John, 208.
38
‘John 3:21 tells us two important things about true faith, the first of which is that it produces this changed life. But, second, a true faith is motivated to exalt the glory of God. Jesus explains, “Whoever does what is true comes to the light, so that it may be clearly seen that his works have been carried out in God.”’ Phillips, John, 1:194.
39
John Owen, The Works of John Owen, ed. William H. Goold, vol. 10 (Edinburgh: T&T Clark, n.d.), 325–328.
40
Zie deze weergave van de discussie op de Westminster Assembly over Johannes 3:16 tussen aanhangers van het Engels Hypothetisch Universalisme en verdedigers van de particuliere verzoening.
41
Thomas Boston, The Whole Works of Thomas Boston: An Illustration of the Doctrines of the Christian Religion, Part 1, onder redactie van Samuel M‘Millan, vol. 1 (Aberdeen: George and Robert King, 1848), 352.
42
‘Zo is er dan geen oorzaak voor twijfel of angstige bekommering voor iemand, hoe hij den dood ontkomen kan, als wij maar vasthouden, dat dit de raad Gods is, dat Christus ons van dien dood zal verlossen. Het woord ‘wereld’ wordt herhaald, opdat niemand mene, dat hij buiten gesloten wordt, zo hij slechts den weg des geloofs vasthoudt.’ Calvijn, Johannes, 141.
43
William Perkins, Hemelse Vertroosting, Dordrecht, 1965, blz. 64. Geciteerd in: C. Harinck, Om het hart van het Evangelie (Houten: Den Hertog, 1994), 208.
44
DL III/IV.13: ‘De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.’
45
Carson, The Gospel According to John, 190.
46
Zie ook DL III/IV.17, waarin benadrukt wordt dat God het Evangelie gebruikt om de wedergeboorte te werken. Woord en Geest zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden; we mogen ze niet van elkaar scheiden.
  • Tagged:
  • Algemeen aanbod
  • Bijbelstudie
  • Calvijn
  • Prediking
  • Wedergeboorte
  • Welmenend aanbod
Vorige Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6

Gerelateerde artikelen

  • Wat is het aanbod van genade?
  • Het aanbod van genade in de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’
  • Het aanbod van genade in de Westminster Confessie en Grote Catechismus
  • Het hypercalvinisme: geen aanbod van genade
  • Aan wie wordt de genade aangeboden?
  • Van Reformatie naar Dordtse Synode
  • Ames en de systematisering van de theologie
  • Calvijn en het aanbod van genade
  • Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels
  • Conclusie: de Reformatie en het aanbod van genade
  • Conclusie: het aanbod van genade in de vroege puriteinse theologie
  • Conclusie: het aanbod van genade in de Westminster belijdenissen
  • Op de schouders van Augustinus
  • Joseph Hussey en de start van het hypercalvinisme
  • De Gospel Standard belijdenis van het hypercalvinisme
  • Bijbelstudies: preken in de Bijbel
  • De hartelijke theologie van Sibbes
  • De Bijbel en de Reformatie leren een eenzijdig werk van God
  • Perkins, de vader van het piëtistisch puritanisme
  • Waarom wordt de genade aangeboden?
  • Het aanbod van genade bij Luther
  • Theodorus Beza en de verhouding tussen uitverkiezing en aanbod van genade
  • Preston en het Engelse hypothetisch universalisme
  • De noodzaak van het aanbod van genade
  • Aanbod van Genade
  • Samuel Rutherford en de bereidwilligheid van Christus
  • Calvijn over de vrije wil
  • Het algemeen, onvoorwaardelijk, welmenend aanbod van genade
  • Bij John Gill komt het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem
  • Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6
  • Bekijk meer

Geef een reactie Reactie annuleren

Deel dit artikel

Wedergeboorte en geloof in het gesprek van Jezus met Nicodémus

Of kopieer de link

Clipboard Icon
INHOUD

Benieuwd naar updates?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en krijg een e-mail als er wijzigingen of nieuwe artikelen zijn.