Het aanbod van genade in de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’De Schotse hoogleraar en predikant David Dickson (1583-1662) speelde een essentiële rol bij het vestigen van het orthodoxe christendom in Schotland. Hij verzorgde onder meer het eerste volledige commentaar op de Westminster Confessie. [1]Joel R. Beeke en Randall J. Pederson, Meet the Puritans: With a Guide to Modern Reprints, e-book (Grand Rapids, MI: Reformation Heritage Books, 2007), 393. In 1650 schreef hij samen met James Durham (1622-1658) het beroemde boekje The Sum of Saving Knowledge (De kern van de kennis tot zaligheid). [2]Ik heb eerst een oudere versie geraadpleegd: David Dickson en James Durham, De Kennis der Zaligheid (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2005). Tijdens het schrijven kwam er een nieuwe versie uit van dezelfde vertaler. Daar heb ik de citaten naar omgezet, omdat dit in wat hedendaagser Nederlands is geschreven: David Dickson en James Durham, Kern van de kennis tot zaligheid – Samenvatting en toepassing van de christelijke leer (Houten: Den Hertog, 2024).Achtergrond van de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’De Generale Synode van de Schotse kerk bepaalt in 1639 dat iedere predikant wekelijks in zijn gemeente catechisatie moet geven. In 1649 bepaalde de Generale Synode om bij dat catechiseren de hoofdlijnen van de kennis tot zaligheid in het kort uit te leggen. In reactie hierop schrijven Dickson en Durham dit geschrift. [3]Dickson en Durham, De Kennis der Zaligheid, 3. De volledige titel luidt: De Kennis der Zaligheid – Een kort begrip van de Christelijke leer vervat in de Heilige Schriften, en uiteengezet in de Westminster Confessie, de Grote en de Kleine Catechismus; met de praktijk van deze leer.Dit is een voorbeeld van het bedoelde onderwijs in overeenstemming met de Westminster belijdenissen. Het is nooit officieel als belijdenis van de Schotse kerk erkend, maar wel in vrijwel iedere Schotse uitgave van de Westminster Confessie en de Grote en de Kleine Catechismus toegevoegd en als zodanig geaccepteerd in de Schotse kerk.De Kern van de kennis tot zaligheid is voor veel mensen, onder wie Robert Murray M‘Cheyne (1813-1843), een middel tot hun bekering. [4]Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 392. Zie ook:; Dickson en Durham, De Kennis der Zaligheid, 3. Ook Thomas Boston verwijst naar dit ‘boekje’ in zijn aantekeningen op Het merg van het Evangelie van Fisher. [5]Dickson en Durham, Kern van de kennis tot zaligheid, 13; Zie: Edward Fisher, Het merg van het Evangelie – met aantekeningen van Thomas Boston (Kampen: Brevier uitgeverij, 2015), 160. Naast de Westminster Confessie en Grote Catechismus gebruikt Boston deze algemeen aanvaarde toevoeging aan de Westminster belijdenissen om het algemene aanbod van genade te onderbouwen.Omdat de Kern van de kennis tot zaligheid in het jaar direct na de Westminster Assembly is geschreven, met als doel de leer door te geven en praktisch te maken, wil ik aan de hand hiervan laten zien hoe men in de praktijk omging met het aanbod van genade.De beknopte Kern van de kennis tot zaligheid is opgedeeld in vier delen. Eerst bespreken Dickson en Durham kernachtig de hoofdpunten van de christelijke leer. Al snel slaan ze de brug naar de praktijk van de leer der zaligheid. Vervolgens behandelen ze de rechtsgronden en beweegredenen om te geloven, en tot slot de bewijzen van een waar geloof.Hoofdpunten van de christelijke leerHet eerste deel van de Kern van de kennis tot zaligheid is ook weer in vier stukken verdeeld: [6]Dickson en Durham, Kern van de kennis tot zaligheid, 15.De ellendige staat waarin alle mensen van nature verkeren, door het verbreken van het werkverbond.Het middel tot genezing waarin God in Jezus Christus voor de uitverkorenen heeft voorzien, door het genadeverbond.De middelen die God heeft ingesteld om hen deelgenoot te maken van dit verbond. De auteurs noemen vier middelen: het Woord van God, de sacramenten, het bestuur van de kerk en het gebed. We zien in dit gedeelte het algemeen aanbod van genade al terugkomen: ‘In het Woord van God, gepredikt door gezonden boodschappers, doet de Heere een aanbod van genade aan alle zondaren, op voorwaarde van geloof in Jezus Christus. Al degenen die hun zonden belijden, de aangeboden Christus aannemen, en zich onderwerpen aan Zijn inzettingen, zal Hij samen met hun kinderen in de eer en de voorrechten van het genadeverbond laten opnemen.’ [7]Dickson en Durham, 21.De zegeningen die God door deze middelen krachtdadig aan de uitverkorenen schenkt.Praktische toepassing van de kern van de kennis tot zaligheidIn het tweede deel, de praktische toepassing van de zaligmakende kennis, verschuift de focus naar het overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Dat gebeurt als eerste door de wet. Ernstig benadrukken de auteurs de ernst van het rechtvaardige oordeel aan de hand van 2 Thessalonicenzen 1:7-10:Hier worden we onderwezen dat onze Heere Jezus, Die zich nu aanbiedt om Middelaar te zijn voor degenen die in Hem geloven, op de laatste dag met vlammend vuur zal komen om te oordelen, te verdoemen en uit te delgen allen die God niet hebben geloofd en het aanbod van genade door het Evangelie niet hebben aangenomen en de leer ervan ongehoorzaam zijn geweest, maar in hun natuurlijke staat zijn gebleven onder de wet of het werkverbond. [8]Dickson en Durham, 31.God gebruikt ook het Evangelie om ons te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Juist het Evangelie dat met het welmenende aanbod van genade tot ons komt, stelt ons schuldig als we niet geloven:Niet te geloven in Jezus Christus of weigeren het genadeverbond aan te nemen dat in Jezus Christus aangeboden wordt, is een grotere en gevaarlijkere zonde dan alle andere zonden tegen de wet. Want de hoorders van het evangelie die niet in Christus geloven, verwerpen Gods genade in Christus, de enige weg tot verlossing van de zonde en toorn, en willen zich niet onderwerpen om met God verzoend te worden. [9]Dickson en Durham, 32.Dickson en Durham halen verschillende Bijbelteksten aan om te laten zien hoe groot onze zonde is als we het aanbod van genade, dat ons in Christus wordt aangeboden, weigeren. Ze citeren het welmenende aanbod in Jesaja 55:3 en wijzen erop dat het algemene aanbod in wezen gelijk is aan een bijzonder aanbod aan ieder persoonlijk. Dat blijkt uit Handelingen 16:31, waar de apostel zegt: ‘Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.’ De grond van dit aanbod vinden we in Johannes 3:16. [10]Dickson en Durham, 33. Dit is het gedeelte dat Thomas Boston aanhaalt in: Fisher, Het merg van het Evangelie – met aantekeningen van Thomas Boston, 160.De zondaar moet ervan overtuigd raken dat de rechtvaardigheid alleen te verkrijgen is door het geloof in Jezus Christus. Als we de gerechtigheid van Christus niet omhelzen, is ons lot voorzegd in Johannes 3:18-19. Vandaar de aansporing aan boetvaardigen die willen geloven:Laat hierop de boetvaardige, die wenst te geloven, deze woorden gebruiken, en tot de Heere hartelijk zeggen: ‘Gij zegt: Zoek mijn aangezicht. Mijn ziel antwoordt U daarop: Ik zoek Uw aangezicht, o HEERE (Ps. 27:8). Ik heb geluisterd naar het aanbod van een eeuwigdurend verbond van alle zaligmakende genadegaven die in Christus te krijgen zijn, en ik omhels van harte Uw aanbod. Heere, laat het een verbond tussen mij en U zijn. Heere, ik geloof; kom mijn ongeloof te hulp (Mar. 9:24). Zie ik geef mijzelf aan U over om U in alles voor eeuwig te dienen; en ik hoop dat Uw rechterhand mij behoudt. De HEERE zal het voor mij voleinden; Uw goedertierenheid, Heere, is in eeuwigheid; laat niet varen de werken Uwer handen (Ps. 138:7-8).’ Op deze wijze zou een mens een oprechte gelovige in Christus kunnen worden. [11]Dickson en Durham, Kern van de kennis tot zaligheid, 37.Tot slot laten Dickson en Durham in dit gedeelte over de praktijk van de leer der zaligheid zien hoe ‘iedere gelovige sterk kan worden in het geloof, en van zijn verkiezing en zaligheid op betrouwbare gronden en door waarachtige blijken van het geloof verzekerd kan worden’. [12]Dickson en Durham, 38.Rechtsgronden en beweegredenen om te gelovenIn het derde deel van de Kern van de kennis tot zaligheid worden de rechtsgronden voor en aansporingen tot het geloof beschreven. Het gaat hier over de kern van het aanbod van genade. Daarom wil ik wat uitgebreider weergeven wat Dickson en Durham hierover schrijven. In het tweede deel hebben ze kort uiteengezet wat de vaste grond van het geloof is. Nu noemen ze vier rechtsgronden en bijzondere aansporingen om op deze vaste grond te bouwen en in Christus te geloven: Gods hartelijke uitnodiging, Gods dringende verzoek om je met Hem te laten verzoenen, Gods bevel aan ieder mens om in Christus te geloven, en de krachtige verzekering dat ieder die gelooft het eeuwige leven heeft.Gods hartelijke uitnodigingGods hartelijke uitnodiging wordt uitgelegd aan de hand van Jesaja 55:1-4. Dickson en Durham trekken hier de volgende acht lessen uit: [13]Samengevat uit: Dickson en Durham, 44-49.O alle gij dorstigen: God biedt Christus en Zijn genade aan om niet. Ieder mens, zonder uitzondering, kan door Christus rechtvaardigheid en de zaligheid ontvangen, als hij werkelijk van de zonde en de toorn verlost wil worden.Komt tot de wateren: Hij nodigt alle zondaren, die om welke reden dan ook op een afstand van God staan, om tot Hem te komen en de rijkdom van Zijn genade aan te nemen. Deze genade stroomt in Christus als een rivier die onze zonden kan afwassen en Gods toorn kan wegnemen.Gij, die geen geld hebt: De Heere roept in het bijzonder mensen die niets hebben, zodat niemand zou achterblijven omdat hij zich te zondig of onwaardig voelt, of omdat hij weet dat hij niet in staat is om iets goeds te doen.Komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk: God vraagt niets van de koper, behalve dat hij tevreden is met de overvloedige genade die hem wordt aangeboden en dit aanbod van harte omhelst. Op die manier sluit hij een plechtig verbond met God.Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen dat geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen dat niet verzadigen kan?: De Heere weet dat we geneigd zijn om de rechtvaardigheid en het leven te zoeken door onze eigen werken, en dat we juist niet geneigd zijn om Christus Jezus te omhelzen en uit vrije genade het leven te ontvangen. Daarom roept Hij ons liefdevol terug van onze verkeerde weg.Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen: de Heere belooft ons dat we ten volle verzadigd zullen worden als we de toevlucht nemen tot de genade van Christus. Hij belooft ons ware tevredenheid en een volheid van geestelijke vreugde.Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken: Het geloof is uit het gehoor. Daarom vraagt God ons te luisteren naar de uitleg van Zijn aanbod. Hij roept ons op om het te geloven en op God te vertrouwen. Als we dit aanbod aannemen, belooft de Heere dat Hij ons, dode zondaars, levend zal maken, en dat Hij met ons een onverbreekbaar verbond van eeuwige verzoening en vrede zal sluiten.Zie, Ik heb Hem tot een Getuige der volken gegeven, een Vorst en Gebieder der volken: God wil ons ervan verzekeren dat Hij deze zaligmakende genadegaven echt aan ons heeft geschonken. Ook wil Hij ons overtuigen van de werkelijkheid van het verbond tussen God en de gelovige. Daarom heeft de Vader Zijn eeuwige en eniggeboren Zoon gegeven als een viervoudige gave: Hij is mens geworden, Hij is gegeven als een Getuige voor de volken, als Leider (‘Vorst’) en Bevelhebber (‘Gebieder’).Wat moet een lezer (of catechisant) hier nu mee? De Kern van de kennis tot zaligheid zet steeds aan tot zelfonderzoek en wil ook aansporen en bemoedigen. Als je een verbond met God bent aangegaan, staat er bijvoorbeeld, kun je je geloof versterken door als volgt te redeneren:Eenieder die het aanbod van vrije genade, gedaan aan zondaars die dorsten naar gerechtigheid en zaligheid, hartelijk omhelst, behoort uit kracht van het eeuwig verbond aan Christus de ware David toe, en heeft deel aan al Zijn gewisse en zaligmakende weldaden.Ik (mag de zwakke gelovige zeggen) omhels hartelijk het aanbod van vrije genade dat hier gedaan wordt aan zondaars die dorsten naar de gerechtigheid en de zaligheid.Daarom behoor ik uit kracht van het eeuwige verbond aan Christus toe, en ik heb deel aan al Zijn gewisse en zaligmakende weldaden. [14]Dickson en Durham, 49.Gods dringende verzoek om je met Hem te laten verzoenenDe tweede rechtsgrond en bijzondere aansporing om Christus te omhelzen en in Hem te geloven, is Gods dringende verzoek om je met Hem te laten verzoenen, zoals uiteengezet in 2 Korinthe 5:19-21. Dickson en Durham ontlenen negen leerpunten aan deze verzen: [15]Samengevat uit: Dickson en Durham, 50-53.Er is verzoening nodig. Van nature verkeert de uitverkoren wereld dus in een staat van vijandschap tegen God.Christus Jezus, de eeuwige Zoon van God, als Middelaar, en de Vader in Hem, is al sinds de val van Adam voortdurend bezig om (door Zijn Woord en Geest) vriendschap te sluiten tussen Zichzelf en de uitverkoren wereld.De wijze van verzoening is in alle eeuwen in wezen dezelfde. God vergeeft de zonden van degenen die hun zonden en hun vijandschap tegen God belijden, en in Christus verzoening en vergeving zoeken.Het doel van het Evangelie en het gehele Woord van God is drievoudig: het onderwijst ons hoe noodzakelijk de verzoening met God voor ons is, hoe we met God verzoend kunnen worden, en hoe we na deze verzoening de vriendschap met God door Christus moeten onderhouden.Allen tot wie dit Evangelie komt, moeten het horen, geloven en gehoorzamen. De gezaghebbende verkondiging ervan is een ambt dat alleen toebehoort aan degenen die God tot deze bediening roept en uitzendt.De predikanten van het Evangelie moeten zich gedragen als boodschappers van Christus. Ze moeten zich strikt houden aan hun opdracht in Mattheüs 28:19-20. En dan moet het volk hen ontvangen als gezanten of ambassadeurs van God.Gods dienaren moeten met vurige liefde de mensen ertoe bewegen hun zonden te belijden, Christus aan te nemen en een heilig leven te leiden.De mensen moeten beseffen dat ze, via het liefdevolle werk van hun voorgangers, te maken hebben met God en Christus Die hen smeken: Laat u met Mij verzoenen! Er bestaat geen sterker middel om het harde hart van een zondaar te verbreken, dan dat God hem om zijn vriendschap vraagt.Hoe is het mogelijk dat het verbond van verzoening zo eenvoudig kan worden gesloten tussen God en een nederige zondaar die tot Christus vlucht? De apostel neemt ons mee naar de oorzaak hiervan, die in het verbond van verlossing is uiteengezet.Dickson en Durhem sluiten ook dit gedeelte af met een oproep tot zelfonderzoek. Ze laten zien dat een zwakke gelovige op grond van het bovenstaande zeker kan zijn van zijn persoonlijke rechtvaardiging.Gods bevel om in Christus te gelovenVervolgens beschrijven ze de derde rechtsgrond en bijzondere aansporing om in Christus te geloven, namelijk het strenge en ontzagwekkende bevel van God, Die alle hoorders van het Evangelie gebiedt om tot Christus te komen en in Hem te geloven. Dit leggen ze uit aan de hand van vijf leerpunten uit 1 Johannes 3:23: [16]Samengevat uit: Dickson en Durham, 55-57.Als een mens niet tevreden is met Gods liefelijke uitnodiging of Gods nederige en liefdevolle verzoek om zich met Hem te verzoenen, zal hij erachter komen dat hij met het soevereine gezag van de hoogste Majesteit te doen heeft: ‘Want dit is Zijn gebod, dat wij geloven in Hem!’Bedenk dat dit een gebod van het Evangelie is, dat volgt op de wet, en gegeven wordt tot genezing van alle zonden. Als we dit gebod niet gehoorzamen, volgt er geen ander gebod meer dan dit: ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur’ van de hel (Matth. 25:41), want ‘dit is Zijn gebod’. Gehoorzaamheid aan dit gebod is God welgevallig (1 Joh. 3:22), en ‘zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen’ (Hebr. 11:6).Ieder die het Evangelie hoort, moet een gewetenszaak maken van de plicht tot een levend geloof in Christus. Dit geldt dus zowel de zwakke gelovige als de mens die geneigd is tot wanhoop, de sterke gelovige en ook de meest onboetvaardige, goddeloze en verdorven mens. Want Hij Die alle mensen gebiedt om in Christus te geloven, gebiedt hen daarmee ook te geloven dat ze buiten Christus verdoemd en verloren zijn. Hij gebiedt alle mensen hun zonden te belijden en te erkennen dat ze Christus nodig hebben. In feite gebiedt Hij alle mensen zich te bekeren, opdat ze in Hem zouden geloven. Ieder die weigert zich van zijn zonden te bekeren, maakt zich schuldig aan ongehoorzaamheid aan dit bevel.Wie dit gebod gehoorzaamt, bouwt zijn zaligheid op een vaste grond. Want hij heeft de beloofde Messias gevonden, de volkomen Zaligmaker omhelsd en zijn zaligheid gebouwd op de Zoon van God.Wie in Jezus Christus gelooft, is bevrijd van de vloek van de wet. Maar hij is niet bevrijd van haar geboden of van de gehoorzaamheid eraan. Hij is nu aan de wet verbonden door een nieuwe verplichting, en een nieuw gebod van Christus. Het eerste deel van dit nieuwe gebod, dat geloof in Hem voorschrijft, sluit noodzakelijkerwijs liefde tot God in, en dus gehoorzaamheid aan de eerste tafel van de wet. Het tweede deel van dit gebod schrijft liefde tot onze naaste voor (in het bijzonder voor de huisgenoten van het geloof, Galaten 6:10), en dus gehoorzaamheid aan de tweede tafel van de wet.Dickson en Durham laten in heel de Kern van de kennis tot zaligheid doorschijnen dat ze het iedereen zo gunnen om gelovig naar deze Zaligmaker te vluchten! Ze proberen het hartelijk, met ernst en met het gebod van de soevereine God. Ze moedigen zwakke gelovigen aan niet te aarzelen, niet te twijfelen. Versterk jezelf, zo roepen ze je op, door als volgt te redeneren:Eenieder die in het gevoel van zijn eigen zondigheid en de vrees voor Gods toorn, op het gebod van God is gevlucht tot Jezus Christus, het enige Geneesmiddel tegen zonde en ellende, en zijn hart verbonden heeft tot gehoorzaamheid aan de wet der liefde, heeft geen aanmatigend of dood geloof, maar een waar en zaligmakend geloof.Ik ben (zou de zwakke gelovige kunnen zeggen), in het gevoel van mijn eigen zondigheid en de vrees voor Gods toorn, gevlucht tot Jezus Christus, het enige Geneesmiddel tegen zonde en ellende, en heb mijn hart verbonden tot gehoorzaamheid aan de wet der liefde.Daarom is mijn geloof niet een aanmatigend en dood geloof, maar een waar en zaligmakend geloof. [17]Dickson en Durham, 58.De krachtige verzekering dat de gelovige het eeuwige leven heeftDe laatste en vierde rechtsgrond en bijzondere aansporing om in Christus te geloven, is de krachtige verzekering dat ieder die het gebod (om te geloven) gehoorzaamt, het eeuwige leven heeft. Opnieuw worden vijf punten besproken, deze keer aan de hand van Johannes 3:35-36: [18]Samengevat uit: Dickson en Durham, 59-61.‘De Vader heeft de Zoon lief’ wanneer Hij als Middelaar de gelovigen vrijkoopt, heiligt en zalig maakt.De Vader ‘heeft alle dingen in Zijn hand gegeven’ om Zijn werk te volbrengen. Hij gaf Hem alle gezag in hemel en op aarde, alle rijkdommen van genade, geest en leven, kortom: alles wat nodig was om de verlossing tot stand te brengen.God verzekert ieder die Christus van harte aanneemt, en dus het aanbod van het verbond der genade en de verzoening door Hem: ‘Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven.’ Dit leven ligt onder andere vast in Gods onherroepelijke besluit van uitverkiezing en Zijn krachtdadige roeping.God verzekert ieder die de leer betreffende de rechtvaardiging en het eeuwige leven door Jezus Christus niet aanneemt: ‘Die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien.’Hij verklaart ook dat ieder die de leer aangaande de Zoon van God niet aanneemt, Gods toorn zal moeten dragen, omdat hij het licht dat in de wereld gekomen is en aan hem werd aangeboden heeft afgewezen, en de duisternis liever heeft gehad dan het licht: ‘maar de toorn Gods blijft op hem.’ Gods toorn rust op hem zolang hij ongelovig blijft.We zien hier enerzijds de belofte van het eeuwige leven en anderzijds de dreiging van Gods eeuwige toorn. Dickson en Durham onderwijzen de zwakke gelovige vervolgens:Eenieder die de leer die door de Zoon van God gegeven is, gelooft, en zich aan de ene kant krachtig getrokken gevoelt om in Hem te geloven door het gezicht van het leven in Hem, en aan de andere kant door de vrees voor Gods toorn gedreven wordt om Hem aan te kleven, mag zeker zijn van zijn recht en aanspraak op het eeuwige leven door Hem.Ik, die zondig en onwaardig ben (zo mag een zwakke gelovige zeggen), geloof de leer die door de Zoon van God gegeven is, en ik gevoel mij aan de ene kant krachtig getrokken om in Hem te geloven door het gezicht van het leven in Hem, en aan de andere kant door de vrees voor Gods toorn gedreven om Hem aan te kleven.Daarom kan ik zeker zijn van mijn recht en aanspraak op het eeuwige leven door Hem. [19]Dickson en Durham, 61-62.De bewijzen van een waar geloof in de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’In het laatste deel van de Kern van de kennis tot zaligheid bespreken Dickson en Durham het bewijs van het waarachtige geloof uit de vruchten. De volgende vier zaken zijn volgens hen noodzakelijk:De gelovige moet in zijn oordeel krachtig overtuigd zijn van zijn verplichting om de gehele zedelijke wet te onderhouden, gedurende al de dagen van zijn leven; en dat des te meer omdat hij door Christus verlost is van het werkverbond en de vloek van de wet.Hij moet trachten toe te nemen in de oefening en dagelijkse praktijk van de godzaligheid en rechtvaardigheid.De weg van zijn nieuwe gehoorzaamheid moet door het juiste kanaal lopen, namelijk door het geloof in Christus en door een goed geweten, tot alle plichten van liefde tot God en de mensen.Hij moet nauwe gemeenschap met de Fontein Christus Jezus houden, uit Wie de genade moet stromen tot het verschaffen van goede vruchten. [20]Dickson en Durham, 63-64.Ze onderbouwen deze vier punten weer op grond van de Bijbel. Ook dit gedeelte is het lezen waard en bevat waardevolle lessen voor het christenleven, maar in de context van deze studie laat ik het rusten. Dickson en Durham ronden af door erop te wijzen dat het komen tot Christus het ontwijfelbare bewijs is dat een mens door God verkoren is tot het leven (zie Joh. 6:37). Maar overtuigen de wet of het Evangelie ons niet zodanig van zonde, gerechtigheid en oordeel dat we tot Christus komen en dagelijks een beroep op Hem doen? Dan missen we elk bewijs van een zaligmakend geloof en geven we geen blijk van onze uitverkiezing, zolang we in deze toestand blijven. [21]Dickson en Durham, 76.ConclusieDe Kern van de kennis tot zaligheid is relatief kort, maar laat duidelijk zien hoe men in de Schotse Kerk (en later ook breder in de Engelstalige wereld) de leer van Westminster wilde doorgeven en in de praktijk brengen. Wat komt hierin de warmte, aandrang, gunning en bewogenheid met het heil van mensen naar voren! Dit geschrift, dat als standaard toevoeging aan de belijdenis ging functioneren, leert heel duidelijk een algemeen en welmenend aanbod van genade. Dat kwam al duidelijk naar voren in de vele citaten die ik heb gedeeld, maar wel bij uitstek in het volgende:Ieder mens die het Evangelie hoort, moet een gewetenszaak maken van de plicht tot een levend geloof in Christus. De zwakke gelovige moet niet denken dat het een aanmatiging is om te doen wat bevolen is. De mens die geneigd is tot wanhoop, moet moed vatten en er aan denken om dit liefelijke en tot behoud strekkende gebod te gehoorzamen. De sterke gelovige moet nog meer staan naar het gevoel Jezus Christus nodig te hebben en steeds meer toe nemen in de gehoorzaamheid aan dit gebod. Ja de meest onboetvaardige, goddeloze en verdorven mens moet zichzelf niet uitsluiten, of door anderen uitgesloten worden, om ordelijk te streven naar deze plicht, hoe wanhopig zijn toestand ook schijnt te zijn. Want Hij, die alle mensen gebiedt om in Christus te geloven, gebiedt daarbij alle mensen ook te geloven dat ze buiten Christus verdoemd en verloren zijn. Hij gebiedt daarbij alle mensen hun zonden en hun behoefte aan Christus te erkennen, en in feite gebiedt Hij alle mensen berouw te hebben, opdat ze in Hem zouden geloven. En eenieder die weigert over zijn vroegere zonden berouw te hebben, is schuldig aan ongehoorzaamheid aan dit gebod, dat gegeven wordt aan allen die het horen, maar in het bijzonder aan hen die binnen de zichtbare kerk zijn. [22]Dickson en Durham, 55-56.Hiermee rond ik de bespreking de Westminster documenten af. We kunnen nu een conclusie gaan trekken over het aanbod van genade in de Engelse belijdenissen en de vroege puriteinse theologie. Voetnoten (22) Tagged:Algemeen aanbodPlicht tot geloofSchotlandWelmenend aanbodWestminster Vorige Het aanbod van genade in de Westminster Confessie en Grote Catechismus Volgende Conclusie: het aanbod van genade in de Westminster belijdenissen