Op de schouders van AugustinusWe hebben gezien dat Luther zijn bekende term ‘de geknechte wil’ niet zelf heeft bedacht, maar hem aan Augustinus ontleent. De Reformatie introduceert geen nieuwe dingen, maar gaat terug naar de Bijbel en de vroege kerk. De genadeleer van Augustinus komt weer centraal te staan: het Sola Gratia. Volgens Augustinus is de genade vrij, onmisbaar, voorkomend (zij moet komen vóórdat de zondaar kan herstellen), onwederstandelijk en onvergankelijk. [1]R.C. Sproul, Vrije wil en genade (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2008), 52. Sinds de zondeval en de daarbij behorende erfzonde is alleen Gods genade toereikend om de mens te kunnen verlossen. Daarom is deze genade zo belangrijk.De viervoudige staat van de mens volgens AugustinusAugustinus beschrijft heel kernachtig de viervoudige staat [2]Het boek: Thomas Boston, De menselijke natuur in haar viervoudige staat (Houten: Den Hertog, 1996) correspondeert met deze indeling van Augustinus. van de mens ten opzichte van de zonde: [3]Omgeschreven in: ‘Augustine’s Doctrine of the Bondage of the Will’, geraadpleegd 3 januari 2024, (link ); Gebaseerd op: Saint Augustine, Enchiridion – On Faith, Hope, and Love, vertaald door Albert C. Outler, z.d., 45, voetnoot 229 en door Augustinus zelf omschreven in paragraaf 118 van dit boek op blz. 49.Voor de zondeval: posse peccare, posse non peccare, kunnen zondigen en kunnen niet-zondigen. Adam en Eva hadden voor de zondeval een vrije wil en konden kiezen of ze zondigden of niet.Na de zondeval: non posse non peccare, niet kunnen niet-zondigen. Sinds de zondeval is de wil van de mens slaaf van de zonde. Met andere woorden: de wil is geknecht. Een mens kan er niet meer zelf voor kiezen om geen zonde te doen.Na de wedergeboorte, in Christus: posse non peccare, kunnen niet-zondigen. In de wedergeboorte wordt de wil vernieuwd en gaat een mens door genade weer willen wat God wil. Er komt een strijd met de zonde. Hoewel een mens niet zonder zonde zal zijn, kan hij door de kracht van de Heilige Geest de zonde deels weerstaan.Na dit leven: non posse peccare, niet kunnen zondigen. Na dit leven, in de eeuwige heerlijkheid, zal de staat van de mens nog heerlijker zijn dan in het paradijs. Dan is er geen zonde meer en kan een mens niet meer zondigen.Luther spreekt dus volledig in lijn met Augustinus als hij zegt dat een mens zichzelf niet uit de zonde kan redden. Augustinus trekt een parallel tussen de lichamelijke en de geestelijke dood: ‘Als een mens zelfmoord gepleegd heeft, is hij krachteloos zichzelf in het leven te herstellen.’ [4]Sproul, Vrije wil en genade, 70.Alleen door genade wordt de wil echt vrijDe mens is echter geen marionet geworden. Hij blijft verantwoordelijk voor zijn daden. Augustinus zegt: een mens is nog altijd vrij om te doen wat hij wil doen, maar omdat hij geen verlangen naar gerechtigheid heeft, is zijn wil toch gebonden aan zijn eigen zondige begeerten. Met andere woorden, een zondig mens handelt zonder uitwendige dwang, maar zijn wil is niet inwendig vrij in morele zin, omdat ze gebonden is aan de zondige begeerten. [5]Augustinus maakt onderscheid tussen ‘wil’ (voluntas) en de ‘vrije beslissing’ of ‘keuzevrijheid’ (liberum arbitrium). Het is alleen de genade van God die de wil weer echt vrij kan maken. Augustinus verbindt dit aan de uitverkiezing. In de uitverkorenen bekeert God hun verkeerde wil tot een goede wil.Augustinus zegt dat de uitverkiezing niet is gebaseerd op het geloof van een mensIn de strijd met Pelagius heeft Augustinus heel duidelijk gezegd dat de uitverkiezing niet is gebaseerd op Gods voorkennis over het geloof van een mens. Een mens wordt dus niet uitverkoren omdat God van tevoren weet dat de mens gaat geloven. Een mens wordt uitverkoren opdat hij gaat geloven. [6]Sproul, Vrije wil en genade, 72-73. Voetnoten (6) Tagged:AugustinusCalvijnLuther Vorige Luther en de geknechte wil Volgende Calvijn over de vrije wil