Het aanbod van genade bij LutherAls de mens geen vrije wil heeft, mogen we het Evangelie dan ook niet prediken en aanbieden? Zeker wel, betoogt Luther in zijn boek De geknechte wil. Zoals ik aan de hand van Luther en Calvijn liet zien, zijn de vele beloften in de Bijbel geen reden om de mens een vrije wil toe te schrijven. Maar Luther verstopt de beloften ook niet achter de uitverkiezing. We gaan kijken naar het aanbod van genade bij Luther.De Bijbel staat vol met troostvolle beloftenDe Heere wil de dood van de zondaar niet. Hij wil dat de goddeloze zich bekeert en leeft (Ezech. 18:23, Ezech. 33:11). Luther noemt dit ‘een Evangelische stem en een allerzoetste troost voor alle arme zondaren’. [1]Maarten Luther, Servum Arbitrum, dat is ‘De Knechtelijke Wil’ (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012), 93. . Hij benadrukt dat de Bijbel bijna niets anders dan zulke troostvolle beloften van Gods genade bevat, ‘door welke God de Heere de mensen de genade, de vrede en het leven en de zaligheid aanbiedt. [2]Luther, 93.Als die beloften er niet zouden zijn, wie zou dan nog enig vertrouwen hebben en genade verwachten? Luther benadrukt meerdere keren [3]Luther, Zie bijv. blz. 93, 95, 100. dat de Bijbel met dit soort beloften Gods genade aanbiedt aan alle mensen in de wereld. Sommigen verachten deze genade, terwijl anderen haar met vreugde en dankzegging ontvangen. Dat sommigen haar verachten, komt volgens Luther doordat de wet dan zijn werk nog niet heeft gedaan en mensen hun zonden nog niet bekennen. Maar de diepere oorzaak ligt in de verborgen wil van God.Accepteer dat je God niet kunt begrijpenDie verborgen wil van God moeten we niet onderzoeken of willen begrijpen. Laten we accepteren dat we God niet volledig kunnen begrijpen:Daarom wordt dan recht gezegd, zo God de dood niet wil, dat wij het onze wil wijten moeten, dat wij vergaan. Ik zeg recht, zo u het verstaat alzo als God Zich in Zijn woord geopenbaard heeft. Want Hij wil dat alle mensen zalig worden, als Hij met het woord van de zaligheid tot allen komt en het is de schuld van onze wil, dat wij Hem niet aannemen als de Heere Christus zegt, Matth. 13:37: ‘Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen en u hebt niet gewild.’ Maar waarom de Goddelijke Majesteit dit gebrek van onze wil in alle mensen niet wegneemt of verandert, terwijl de wil niet in macht van de mens staat. En waarom God onze wil de schuld toerekent, terwijl de mens toch dit gebrek niet weg kan doen, dit mag niemand vragen noch onderzoeken en onderzocht u dat toch een lange tijd, u nochtans nimmer zult vinden, zoals Paulus tot de Romeinen, Hfdst. 11:34: ‘Wie heeft de zin des Heeren gekend, of wie is Zijn raadsman geweest?’ [4]Luther, 96-97.Wij mensen kunnen niet begrijpen dat Christus spreekt, trekt, vermaant, lokt en aanbiedt en dat toch niet iedereen tot Hem komt. Waarom doet het Christus verdriet dat mensen niet tot Hem komen en hoe hangt dit samen met Gods verborgen wil? We weten het niet. Hetzelfde geldt voor de vraag waarom het Woord moet worden verkondigd als alleen de Heilige Geest in ons hart kan werken. Luther antwoordt hierop:Het belieft God alzo, dat Hij niet zonder het woord, maar door het woord de Heilige Geest geeft, opdat wij predikanten alzo Zijn medewerkers zouden zijn, 1 Kor. 3, als wij uitwendig leren en prediken, hetgeen dat Hij inwendig alleen inblaast en werkt waar Hij wil, alleen zeg ik waar Hij wil, hetwelk Hij nochtans zonder woord wel zou kunnen doen, maar Hij wil het niet doen. (…) Zo zou God ons ook zonder brood kunnen voeden en voorwaar Hij geeft de kracht van het voedsel zonder brood, zoals Hij zegt, Matth. 4:4: ‘De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord dat door de mond Gods uitgaat.’ Nochtans belieft het Hem ons door het brood en met het brood uitwendig en met het Woord inwendig te voeden. [5]Luther, 107.De levende stem van God door middel van de predikingVoor Luther is de Bijbel geen dood object, maar het levende Woord van God (de Viva Vox Dei). ‘De dienst van het Nieuwe Testament bestaat niet in stenen en dode tafelen, maar zij is gesteld in het geluid van de levende stem.’ [6]W. van ’t Spijker, Luther, belofte en ervaring (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012), 113. Die levende stem van God komt tot ieder die naar de preek luistert. Langs die weg wil God met Zijn Heilige Geest werken. Luther benadrukt dat Gods belofte in het Woord tot ons komt:Die belofte berust op de heilsfeiten van Christus, op Zijn lijden, sterven en opstanding. Die belofte komt in de prediking tot ons, in alle ernst en met alle kracht, ja vooral ook met goddelijke kracht geladen. En zó komt Luther tot die boeiende uitspraak, die kenmerkend is geworden voor heel zijn theologie, dat God nooit anders met de mensen gehandeld heeft of nog handelt dan door middel van het Woord van de belofte. En dat wij nooit anders met God kunnen handelen, dan door het geloof in dit beloftewoord. [7]Spijker, 92.In zijn scherpe discussie met Erasmus bewaart Luther het Evangelie. Hij verzwakt de beloften van het Evangelie niet, maar zegt: richt je op de geopenbaarde wil van God. Richt je op de geopenbaarde God Zelf, Die ons vlees aannam; houd je aan het Evangelie. Het is genoeg als je de verborgen God vreest en aanbidt, maar laat je leiden door het Evangelie, door wat je gepredikt wordt. [8]J. Kamphuis, ‘Luthers leer van de predestinatie in de Knechtelijke wil’, in Servum Arbitrum, dat is ‘De Knechtelijke Wil’ (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012), 216. God werkt door het Woord, en omdat Hij almachtig is, zullen al Zijn woorden tot vervulling komen.Het aanbod van genade in de prediking van LutherHoe bracht Luther dit zelf in de praktijk? Laten we kijken naar een preek van hem over Johannes 3:16: [9]Maarten Luther, Gods liefde in Christus, Gehouden in een huiselijke godsdienstoefening, op 10 juni, 2e Pinksterdag, 1538 (digitale versie ). ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ Luther benadrukt de onuitsprekelijke liefde van de God Die Zijn Zoon geeft. Zo’n groot geschenk zou ons hart in vuur en vlam moeten zetten! Luther haalt de woorden van Paulus in Romeinen 8:32 aan: omdat God ons Zijn Zoon gegeven heeft, heeft Hij ons met die Zoon ook álles gegeven.Wij moeten dit Geschenk door het geloof ontvangen en aannemen. Maar, klaagt Luther, ‘aan wie ligt het dan dat wij alle gaven en dit Geschenk zo gering achten? Dat wij zulke woorden niet ter harte nemen en er niet voortdurend aan denken? Dat ligt aan niemand anders dan aan de ellendige duivel. Hij verblindt onze harten zozeer dat wij deze heerlijke prediking over onze hoofden laten heengaan en ons intussen bekommeren over allerlei tijdelijke zorgen.’ God biedt de wereld niet een kasteel of een koninkrijk aan, maar Zijn eigen Zoon in eigen Persoon!God beveelt ons Zijn Geschenk aan te nemen, zegt Luther. Besef toch eens wat een grote zonde het ongeloof is. Als God ons geld of nieuwe kleren zou aanbieden, zouden we dat geschenk met beide handen aangrijpen – maar nu het Gods Zoon Zelf is, houdt iedereen zich alsof hij Hem niet nodig heeft! Luther beklemtoont hoe groot Gods liefde is die ontelbaar veel zonden wil vergeven. ‘Hoe het ga in dit tijdelijke leven, goed of slecht, u mag zich zonder enig voorbehoud aan deze liefde houden en alle goeds van God verwachten, omwille van Christus.’Ontvang het aanbod door het geloofVervolgens legt Luther uit hoe we deze genade ontvangen. Het geloof is de hand die we moeten ophouden en waarin we deze Gave moeten ontvangen. We kunnen dit Geschenk op geen enkele manier verdienen; alleen het geloof kan en moet deze Schat aangrijpen.Zoals God door Zijn liefde tot Gever wordt, behoren wij door het geloof in Christus de ontvangers te worden. Dit betekent dat wij geloven zoals we het horen. God is barmhartig en genadig en betoont Zijn barmhartigheid en liefde jegens ons doordat Hij Zijn eniggeboren Zoon mens laat worden. Hij legt al onze zonden op Hem, lees maar wat Johannes zegt: ‘Zie het Lam Gods, Dat de zonden der wereld wegneemt’ (Joh. 1:29). Met zo’n Gave en zoveel liefde van God moeten wij ons hart tot rust brengen, tegen de zonde en een kwaad geweten in, want God bewijst omwille van Christus geen toorn of ongenade jegens ons, maar louter liefde en genade. Wie dat gelooft, is zeker zalig, want dit Geschenk is zo groot, dat het dood en zonde geheel en al in het niet doet verzinken. [10]Luther.Luther benadrukt dat tegenstanders hier tegenin kunnen gaan, maar dat Gods Woord blijft staan: wie in de Zoon van God gelooft, zal niet verloren gaan, maar heeft het eeuwige leven. ‘Daar moet het bij blijven, als u het tenminste de Heere Christus in Zijn Woord niet wilt verbeteren. Dit zijn gouden woorden, levenswoorden.’Het aanbod van genade is volgens Luther voor heel de wereldHoe kan ik zeker weten dat dit ook voor mij, arme zondaar, is bedoeld? Dat kan een grote worsteling zijn als je beseft hoe vaak je God hebt beledigd en boos gemaakt. Deze gedachten zullen zeker opkomen als je jezelf eens goed bekijkt, zegt Luther. Maar dan moet je je snel weer tot het Woord wenden. Want zulke gedachten zijn niets anders dan het eigenlijke ongeloof, dat ons van zo’n troostvolle prediking wil aftrekken. En, aldus Luther, ongeloof kun je met niets anders afweren dan met het Woord van God.Christus zegt Zelf dat Zijn Vader, de waarachtige en eeuwige God, de wereld zo lief heeft gehad. De wereld, dat is het hele menselijke geslacht. Ben je een mens? Waarom wil je jezelf dan buiten het woordje ‘wereld’ sluiten? Maak God niet tot een leugenaar door te twijfelen of deze Zoon ook aan jou geschonken wordt. Als je jezelf buitensluit, zal je ook zelf moeten verantwoorden waarom je door je ongeloof, tegen het uitdrukkelijke Woord van God in, dit Geschenk niet hebt willen aannemen. Luther besluit zijn preek door te wijzen op Gods genade alleen. Hij zegt:Daarom willen wij het ook laten bij dit ene stuk, dat wij alleen uit genade zalig worden en die genade alleen door het geloof kunnen ontvangen, zonder ook maar iets van ons toedoen of onze verdienste. Alles wat tot het eeuwige leven en tot vergeving van zonden nodig is, ligt enkel en alleen in de liefde en barmhartigheid Gods opgesloten! God verlene ons Zijn genade, opdat wij zo mogen geloven. Dat wij daarvoor met vreugde alles verduren, sterven en eeuwig zalig worden. [11]Luther.Luther laat verantwoordelijkheid en eenzijdige genade voluit naast elkaar staanWe zien in deze preek dat Luther de twee waarheden volledig naast elkaar laat staan. Enerzijds benadrukt hij de verantwoordelijkheid van zijn hoorders. Luther preekt heel duidelijk een algemeen aanbod van genade; aan heel de wereld wordt Christus aangeboden. Als zijn hoorders dit niet willen aannemen, is dat door hun eigen ongeloof. Tegelijkertijd wijst hij erop dat zalig worden een eenzijdig Godswerk is dat we niet kunnen verdienen en waar we niets aan kunnen bijdragen. Alles wat tot het eeuwige leven en tot vergeving van zonden nodig is, ligt enkel en alleen in de liefde en barmhartigheid van God opgesloten.Dit zien we terug in een andere preek van Luther. Daar spreekt hij naar aanleiding van Johannes 15:26 (‘Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien Ik u zenden zal van den Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen’) over het werk van de Heilige Geest in de persoonlijke toe-eigening van het heil:Nu hebben we dikwijls gehoord, dat dit het Evangelie is: dat God in de wereld laat prediken en tegen iedereen laat zeggen: Niemand kan door de wet rechtvaardig worden – maar de mens wordt daardoor alleen erger! Daarom heeft God Zijn lieve Zoon naar de aarde gezonden om te sterven en Zijn bloed te vergieten, want de mens kon onmogelijk door eigen kracht en werk voor de zonde voldoen en daarvan verlost worden. Maar behalve dat dit overal gepredikt moet worden, moet er nog meer bijkomen. Want hoewel ik dit met mijn oren kan horen, kan ik het toch niet met mijn hart geloven. Daarom geeft God bij het Woord ook de Heilige Geest, Die deze prediking in mijn hart afdrukt, zodat die daarin vasthecht en leeft. Want het is zeker waar, Christus heeft alles uitgericht en volbracht. De zonde heeft Hij weggenomen en de volkomen overwinning heeft Hij behaald, zodat wij door Hem over alle dingen zouden regeren – dáár ligt de schat op één hoop, maar ze is nog niet uitgedeeld of toegepast. Daarom, om deze schat te bezitten, moet de Heilige Geest komen, Die ze ons in het hart geeft – zodat wij geloven en zeggen: Ik ben ook één van hen aan wie deze genade is geschonken. Wanneer wij dát voelen, dat God ons zó heeft verlost en deze schat aan ons heeft gegeven, dan begint het goed en kan het niet missen. [12]Maarten Luther, ‘Preek op eerste pinksterdag, 24 Mei’, in Predigten des Jahres 1523, Eyn Sermon auff den Pfingstag, vertaald door https://maartenluther.com/, vol. WA 12, 1523, 571 ev.Een bredere analyse van het aanbod van genade in de preken van LutherNu kunnen we op basis van twee preken natuurlijk geen uitspraak doen over heel Luthers prediking. Daarom is het interessant om een bredere analyse van zijn preken te maken. Drs. K. Exalto heeft dit gedaan op basis van negen preken (door Luther uitgesproken en door anderen opgeschreven) en twee postilles (door Luther uitgeschreven preken om anderen preekstof aan te reiken) over dezelfde gelijkenis, namelijk die van de arbeiders in de wijngaard zoals beschreven in Mattheüs 20:1-16. [13]K. Exalto, ‘Gelijk loon. Luthers uitleg van de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard Vertaald en toegelicht door Drs. K. Exalto’, in Door Christus méér dan overwinnaar, preken van Dr. Maarten Luther (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012). Exalto koos deze preken omdat ze de hoofdthema’s van Luthers preken bevatten en uit verschillende periodes van zijn leven komen (van 1517 tot 1544). Wat kunnen we op basis hiervan concluderen over het aanbod van genade bij Luther? Welke plaats geeft hij de uitverkiezing en hoe spreekt hij over de wet en het Evangelie?Wet en EvangelieDe preken van Luther bevatten zowel wet als Evangelie. Luther preekt scherp de wet om mensen te vernederen en verootmoedigen. De slechtste mensen zoekt hij niet bij hen die zich uitleven in uitwendige zonden, maar bij de allerheiligsten in eigen oog. Hij probeert de tegenstanders van Gods genade te ontmaskeren. Luther spaart niemand, maar preekt altijd voor iedereen ook de mogelijkheid om zalig te worden, hoe groot de tegenstand ook is. We vinden bij hem een rijke Evangelieprediking, zoals we in zijn preek over Johannes 3:16 al zagen. Luther wil zijn hoorders op de middenweg houden, zoals hij dat zelf noemt. Daarmee bedoelt hij de weg tussen twee gevaren in: aan de ene kant zorgeloosheid en zelfverheffing, aan de andere kant wanhoop en vertwijfeling. Deze gevaren hebben de wonderlijke eigenschap dat ze heel makkelijk in elkaar kunnen omslaan.Het gevaar van zorgeloosheid en zelfverheffing bestrijdt Luther met de wet. Hij spreekt duidelijk over de functie van de wet: deze dient om de mens te leren dat hij niet meer aan Gods eisen kan voldoen. De hoogmoedige zondaar wordt door de wet vernederd om door de heerlijke beloften van God weer opgericht te worden. Net zo min als we reden hebben tot zelfverheffing vanwege onze eigen gerechtigheid, hebben we reden om te vertwijfelen. Houd de middenweg, zegt Luther. Dat is ‘leven uit het Evangelie, zien op de goedheid van Heere van de wijngaard, dat wil zeggen de genade Gods in Jezus Christus’. [14]Exalto, 92.Ware ootmoed is iets heel anders dan vertwijfeling. ‘Ik moet beide loslaten: de eigengerechtigheid en mijn zondegevoel. Kijk ik alleen maar naar de werken, dan word ik eigengerechtig, kijk ik alleen maar naar de zonden dan vertwijfel ik. En in beide gevallen bevind ik mij niet meer op de middenweg.’ [15]Exalto, 93. Te veel kijken naar je eigen zonden, te veel zoeken naar ellendekennis is verkeerd als dat je ervan weerhoudt om tot Christus en Zijn genade te vluchten. Houd je vast aan de goedheid van God, zegt Luther; dan heb je geen reden voor arrogantie én geen reden tot wanhoop.Luther preekt ook over de uitverkiezingDe uitverkiezing heeft nadrukkelijk een plaats in de preken van Luther. In dit geval naar aanleiding van Mattheüs 20:16: ‘want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.’ Luther laat dit zonder enig bezwaar staan. Hij waarschuwt echter wel tegen de verkeerde uitleg hiervan. Hij noemt het een goddeloze opvatting om te zeggen: God biedt Zijn genade velen aan, maar laat weinigen die genade ondervinden. ‘Wie van God niet anders weet en gelooft dan dit, kan niet anders dan Hem vijandig gezind zijn; men houdt Hem dan voor een God, aan wiens wil het ontbreekt, zodat wij niet allen zalig worden.’ [16]Exalto, 82. Volgens Luther bedoelt deze tekst iets heel anders:Als de Heere zegt: Velen zijn geroepen, bedoelt Hij dat de prediking van het Evangelie algemeen en openbaar is, en dat zij is voor ieder die het maar horen wil en het wil aannemen. En daarom laat God het zo algemeen en zo openbaar prediken, opdat iedereen het zal geloven en aannemen en zal zalig worden Maar ach, hoe gaat het? De tekst zegt: Maar weinigen zijn uitverkoren. Dat betekent: Slechts weinigen gedragen zich jegens het Evangelie zo, dat God een welbehagen in hen heeft. Want zij horen het niet, zij geven er geen acht op. Of zij horen het wel, maar behouden het niet, zij willen er niets voor lijden. Of zij horen het wel maar geven meer om geld en goed en wereldse wellusten; en dat behaagt God niet. In zulken heeft Hij geen welbehagen. Het niet verkoren zijn noemt Christus het zich zó gedragen dat God geen welgevallen aan ons heeft. Uitverkoren, Gode welbehagelijke mensen zijn zij die naarstig het Evangelie horen, in Christus geloven, van het geloof blijk geven in het vruchtdragen, en daar dan ook voor willen lijden, al wat zij lijden moeten.Deze uitleg is de ware; zij kan niemand ergeren, maar zij betert de mensen, zodat zij bedenken: Kom, wil ik God behagen en uitverkoren zijn, dan is het niet te dulden dat ik leef met een slecht geweten, tegen Gods gebod zondig en niet de zonden tegenga; ik moet naar de kerk gaan, de prediking horen, God bidden om zijn Heilige Geest, het Woord bewaren, weerstand bieden tegen de duivel en zijn instellingen, en bidden om bescherming, geduld en goddelijke bijstand. [17]Exalto, 82-83.We zien hier dat Luther een algemeen aanbod van genade preekt en de uitverkiezing juist aangrijpt om mensen aan te sporen het Evangelie te horen en ermee aan het werk gaan, biddend om de Heilige Geest. Hij wil de uitverkiezing niet scheiden van de verkondiging van het Evangelie. Het niet uitverkoren zijn verbindt Luther aan het niet aannemen van het Evangelie.Daarmee zegt hij niet dat de uitverkiezing afhangt van het geloof van een mens dat God vooraf (in de eeuwigheid) al heeft gezien. Dan zou Luther zijn hele boek De geknechte wil wegstrepen, want we zagen dat hij deze gedachte daar heel duidelijk tegenspreekt. Het geloof is geen prestatie waarmee we de goddelijke verkiezing verdienen. [18]Exalto, 94. Maar als we op basis van de uitverkiezing concluderen dat God niet iedereen de zaligheid gunt, worden we vertwijfelde of juist zorgeloze en goddeloze mensen. We mogen niet denken dat het toch al vaststaat of we worden behouden of niet, en dat we dus geen moeite hoeven te doen. Luther zegt:U hebt van Godswege het bevel om zijn Woord te horen en in Christus te geloven, dat Hij uw Heiland is, en voor uw zonden betaald heeft; geef er acht op dat ge dat bevel nakomt; en bevindt ge u ongelovig en zwak, bid God om zijn Heilige Geest, en twijfel er niet aan, dat Christus uw Heiland is, en dat ge door Hem, als ge in Hem gelooft, dat wil zeggen, u met Hem troost – behouden wordt. Dat geve ons allen, onze lieve Heere Jezus Christus. Amen. [19]Exalto, 83.Richt je op Gods geopenbaarde wilLuther laat de onbegrijpelijkheid van God en de majesteit van Zijn uitverkiezing staan, maar spoort ons aan ons te richten op de geopenbaarde wil van God. Er is maar één weg tot God, en die Weg is Christus Zelf (Joh. 14:6). In Christus zien we dat God goed is en ons behoud wil. Hem moeten we leren kennen! ‘Wij dienen op Gods Woord te letten en niet op Zijn onnaspeurlijke verborgen wil. De geheimenissen van Gods majesteit zijn voor ons niet alleen verborgen, maar stellig ook verboden terrein. Wij moeten genoeg hebben aan God in Christus.’ [20]Luther geciteerd in: A. de Reuver, Bedelen bij de bron (Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 1992), 548-49. Hierna volgt ook direct de uitleg van De Reuver: ‘Anderzijds echter beoogt hij [Luther] per se niet dat wij de verborgenheid Gods zullen vergeten. Veeleer roept hij op om God in Zijn geheimenis te vrezen en te aanbidden.’Luther preekt met het diepe besef dat de predikant niet óver God moet preken, maar dat God rechtstreeks wil spreken dóór de predikant. Daarom is preken voor hem ook ‘een dagelijks sterven van vrees dat je de gemeente op een zijweg leidt’. [21]W.J. Kooiman, Luther, zijn weg en werk (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012), 99. We hebben gezien dat Luther voluit een algemeen aanbod van genade preekte, ondanks deze zorg en ondanks onze geknechte wil. Hoe is dat bij die andere bekende reformator? Hoe ziet Calvijn het aanbod van genade? Voetnoten (21) Tagged:Algemeen aanbodGeopenbaarde wilLutherUitverkiezing Vorige De Bijbel en de Reformatie leren een eenzijdig werk van God Volgende Calvijn en het aanbod van genade