Bij John Gill komt het hypercalvinisme tot een samenhangend systeemJohn Gill (1697-1771) was een goede vriend van John Brine. Hij herpubliceerde boeken van John Skepp (een volger van Hussey) en Tobias Crisp (die centraal stond in de strijd rondom het antinomianisme). Geoffrey Nuttall concludeert dat bij Brine en Gill het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem kwam. [1]Geoffrey F. Nuttall, ‘Northamptonshire and the Modern Question: a turning-point in eighteenth-century dissent’, The Journal of Theological Studies XVI, nr. 1 (1 april 1965), 117-18. Curt Daniel komt tot dezelfde conclusie. Daniel heeft de meest uitgebreide studie naar John Gill geschreven en laat met veel verwijzingen zien dat latere hypercalvinisten Gill als hun leider zagen. [2]Curt D. Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’ (PhD thesis, University of Edinburgh, 1983), 9-11. Dit had te maken met zijn geleerdheid en de hoeveelheid boeken die uit zijn pen vloeiden. [3]Gills Bijbelverklaring bevat bijvoorbeeld honderden citaten uit rabbijnse geschriften, die hij in het Hebreeuws kon lezen. Zie Daniel, 48-50.We zullen zien dat Gill niet tegen evangelisatie is, anders dan veel andere hypercalvinisten. Ook gaat Gill minder ver dan Hussey en Brine in het afwijzen van iedere oproep tot bekering en geloof. Mensen aanmoedigen om naar Jezus te komen is volgens hem gewoon Bijbels. Toch wijst hij het aanbod van genade en de plicht tot geloof af. Volgens onze eerdere definitie is Gill dus een hypercalvinist, maar vergeleken met Hussey en Brine wel een gematigde. Spurgeon zegt dat Gill de leider van het hypercalvinisme was, maar dat zijn volgers niet heel ver afdwalen als ze niet verder gaan dan hun leider. [4]Daniel, 774; Robert W. Oliver, History of the English Calvinistic Baptists 1771 – 1892: From John Gill to C. H. Spurgeon (Edinburgh: Banner of Truth Trust, 2006), 15.Veel discussie over Gill: hypercalvinist of niet?Toch is er de nodige discussie over Gill. Heel wat historici proberen hem te verdedigen en aan te tonen dat hij geen hypercalvinist is. Gill krijgt zoveel aandacht omdat hij enorm veel invloed heeft gehad onder de Particular Baptists in de 18e eeuw. Hij is de eerste persoon die een compleet vers-voor-vers Bijbelcommentaar in het Engels schreef en ook de eerste particular baptist die een uitgebreide systematische theologie samenstelde. [5]Oliver, History of the English Calvinistic Baptists, 4. Hij heeft verbazend veel geschreven en wordt vaak aangeduid als de ‘geleerde John Gill’. De gemeente die hij diende, werd later de ‘Metropolitan Tabernacle’ waar de bekende Charles Spurgeon leiding aan gaf.De vraag of Gill een hypercalvinist was, blijft echter terugkomen, omdat men hem vanwege zijn vriendschap met Skepp, Brine en anderen vaak zo noemt (schuld door associatie dus) [6]Zie bijvoorbeeld Toon, die schrijft over het herpubliceren van boeken van Skepp en Crisp, zijn vriendschap met Skepp, het samenwerken met Brine en zijn waarderend schrijven over Crisp en Hussey. Peter Toon, The emergence of Hyper-Calvinism in English nonconformity 1689–1765, Digital reproduction by Quinta Press 2003 (London: The Olive Tree, 1967), 96-97. en doordat voor- en tegenstanders de werken van Gill niet goed interpreteren. [7]David Mark Rathel, ‘Was John Gill a Hyper-Calvinist? Determining Gill’s Theological Identity’, Baptist Quarterly 48, nr. 1 (2 januari 2017): 47-48. Hoewel mijn doel niet is om een uitgebreide studie naar John Gill te doen, wil ik gezien zijn verstrekkende invloed wel summier beschrijven hoe er over hem geschreven wordt en welk standpunt hij inneemt over het aanbod van genade en de plicht tot geloof.Nettles verdedigt GillDe bekendste verdediger van Gill is Thomas Nettles. Hij wijst erop dat Gill nooit iets geschreven heeft in reactie op de Modern Question. Bovendien was hij het volgens Nettles niet eens met de opvatting van zijn vriend Brine dat we niet-wedergeboren mensen niet kunnen oproepen tot bekering en geloof. [8]Thomas J. Nettles, By His grace and for His glory – A historical, theological, and practical study of the doctrines of grace in baptist life, 2de dr. (Grand Rapids, MI: Baker Book House Company, 1990), 30. Gill onderschreef ook niet de mening van Hussey dat de oproep om tot de Heere Jezus te komen alleen over het lokale, fysieke komen tot Jezus op dat moment gaat. [9]Lees hier een bespreking van deze interpretatie van Joseph Hussey. Hij legt dit komen tot Jezus wél uit als geloven in Hem. Komen en geloven zijn synoniemen die aangeven dat mensen als zondaren tot een volkomen, geschikte, bekwame en gewillige Zaligmaker komen.Gill spreekt zich echter in niet mis te verstane bewoordingen uit over het aanbod van genade. Hij zegt letterlijk dat er geen algemeen aanbod van genade is. [10]‘And that there are universal offers of grace and salvation made to all men, I utterly deny; nay, I deny that they are made to any; no, not to God’s elect; grace and salvation are provided for them in the everlasting covenant, procured for them by Christ, published and revealed in the gospel, and applied by the Spirit.’ Gill geciteerd in: Nettles, 100; En ook in: Toon, Hyper-Calvinism, 127. Aan niemand, zelfs niet aan de uitverkorenen. Want God heeft al in de eeuwigheid genade en verlossing gegeven aan de uitverkorenen. Gill is er niet op tegen om zondaren aan te moedigen tot Christus te komen, maar hij ziet geen enkel theologisch fundament voor de term ‘aanbod van genade’. [11]Nettles, By His grace and for His glory, 100-2. Hij gaat in zijn afwijzen van het aanbod van genade dus minder ver dan Hussey, maar wijst het niettemin af.Nettles interpreteert Gill op een welwillende manier, zoals ook blijkt uit zijn pogingen om te benadrukken dat Gill toch enige plicht tot geloven erkent, ondanks duidelijke uitspraken die dit weerleggen. Net als Hussey en Brine maakt Gill onderscheid tussen wettische en evangelische bekering en natuurlijk en zaligmakend geloof. Net als zij zegt hij dat onbekeerden alleen opgeroepen kunnen worden tot wettische bekering en natuurlijk geloof. Desondanks zoekt Nettles naar zinnen die erop lijken te wijzen dat Gill toch wel leert dat het ieders plicht is om zaligmakend te geloven. [12]Nettles, 94-99.Nettles verandert de definitie van hypercalvinismeVerderop in zijn boek definieert Nettles het hypercalvinisme. Hij beargumenteert dat het afwijzen van het aanbod van genade niet betekent dat je een hypercalvinist bent en maakt dan, mijns inziens, dezelfde fout als veel anderen die het aanbod van genade afwijzen. Hij verwart het aanbod van genade met het ‘in bezit stellen’ ervan en zegt dan dat een mens dit niet kan. [13]Nettles, 387-89. Nettles brengt de definitie van hypercalvinisme terug tot het afwijzen van iedere verantwoordelijkheid van de mens en meent dat je mensen dus niet kunt oproepen tot bekering en geloof. [14]Nettles, 389-91. In dit licht kunnen we zijn conclusie dat John Gill geen hypercalvinist is beter plaatsen. [15]Nettles, 106-7.In een latere publicatie erkent Nettles dat Gill inderdaad toch wel de hypercalvinistische visie aanhangt die de plicht om te geloven afwijst. Toch wil Nettles hem nog steeds geen hypercalvinist noemen, omdat hij dat alleen in theorie was. Ondanks dat er voor onbekeerden geen eis van bekering en geloof is, preekte Gill wel het Evangelie en dus was zijn hypercalvinisme slechts hypothetisch, aldus Nettles. [16]Rathel, ‘Was John Gill a Hyper-Calvinist? Determining Gill’s Theological Identity’, 58.Gill zet de eeuwige besluiten van God centraalGill is echter heel duidelijk en systematisch in zijn leer. Hij komt er niet zomaar toe om van het aanbod van genade en de plicht tot geloof af te wijzen. Gill redeneert vanuit Gods eeuwige besluiten. Hij leert dat uitverkorenen in de eeuwigheid al verenigd zijn met Christus, van eeuwigheid gerechtvaardigd zijn en van eeuwigheid aangenomen als kinderen van God. Het geloof is niet gericht op Christus als de enige hoop; het geloof is een bekendmaking aan de uitverkoren zondaar dat hij gerechtvaardigd is. [17]Oliver, History of the English Calvinistic Baptists, 6-7.Ook Daniel laat zien dat Gill een algemeen aanbod van genade afwijst en redeneert vanuit Gods eeuwige besluit. Gill maakt Gods geopenbaarde wil volledig ondergeschikt aan Zijn verborgen wil. Op basis daarvan concludeert hij dat God niet wil dat alle mensen zalig worden. Een predikant moet in zijn preken niets suggereren wat tegen de verborgen wil van God ingaat. Gill noemt dat geen voorwaardelijke prediking, maar prediking in onderwerping aan Gods verborgen wil. [18]Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’, 427-28.Samenvattend zegt Gill het volgende over het aanbod van genade:Het is hoogst irrationeel als predikanten Christus, en de verlossing door Hem, aan de mens aanbieden, terwijl ze noch de macht, noch het recht hebben om deze te geven; en terwijl de personen aan wie zij ze aanbieden noch de macht, noch de wil hebben om ze te ontvangen. (…) Het strookt niet met onze gedachten over God, dat Hij predikanten zou sturen om de zaligheid aan te bieden aan mensen aan wie Hij nooit van plan was haar te geven. [19]John Gill geciteerd in: Daniel, 437.Hieruit blijkt, opnieuw, dat het hypercalvinisme de Bijbelse waarheden tot een kloppend systeem wil maken. De menselijke logica staat echter boven de schijnbare tegenstrijdigheden in de Bijbel.Een gematigde hypercalvinistAls we de discussie over Gill overzien, kunnen we concluderen dat hij een hypercalvinist is. Voor- en tegenstanders zijn het erover eens dat hij het aanbod van genade en de plicht tot (zaligmakend) geloof afwijst. Gill zet de eeuwige besluiten van God centraal en trekt op grond daarvan logische conclusies over het aanbod van genade en de plicht tot geloof. Hij preekt wel het Evangelie en is er ook niet op tegen om mensen op te roepen tot Jezus te komen. Hij gaat dus minder ver dan Hussey en Brine.Hoe denkt Gill dan precies over het aanbod van genade en de plicht tot geloof? We zullen hem zelf aan het woord laten.Gill wijst het aanbod van genade afGills visie op het algemene aanbod van genade is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Hij zegt:Ik ontken ten stelligste dat er een algemeen aanbod van genade en zaligheid aan alle mensen wordt gedaan. Ja, ik ontken dat dit aanbod ook maar aan iemand wordt gedaan, zelfs niet aan Gods uitverkorenen. Genade en zaligheid liggen voor hen besloten in het eeuwige verbond. Christus heeft deze voor hen verworven, ze zijn geopenbaard in het Evangelie en worden toegepast door de Geest. [20]Gill,The Doctrine of Predestination Stated, London, 1752, 29.Geciteerd in: Nettles, By His grace and for His glory, 100; Toon, Hyper-Calvinism, 127; Oliver, History of the English Calvinistic Baptists, 9.Voor Gill is het duidelijk: het Evangelie is geen aanbod, maar een kracht Gods tot zaligheid.Het staat vast dat de zaligheid niet is verworven voor degenen die niet gered zullen worden, en dat ze ook niet aan hen of aan wie dan ook mag worden aangeboden. Degenen voor wie de zaligheid is verworven, vormen de gemeente die Christus met Zijn eigen bloed heeft gekocht. En aan hen wordt deze zaligheid niet aangeboden, maar toegepast. Voor deze mensen is het Evangelie geen aanbod, maar de kracht van God tot zaligheid. [21]John Gill, The cause of God and truth (London: Thomas Tegg and Son, 1838), 190.Dit is niet slechts een goed gevonden quote. Gill schrijft op veel andere plaatsen in zijn oeuvre in dezelfde trant. Zo betoogt hij in een reactie over de leer van de verwerping bijvoorbeeld:Men impliceert dat, ‘als we uitgaan van een absoluut besluit van verwerping, het aanbieden van het Evangelie vals en hypocriet moet zijn, en dat de genade dan niet in alle ernst en oprechtheid kan worden aangeboden’. Maar dan moet eerst worden bewezen dat de genade inderdaad wordt aangeboden, aan wie dan ook, verkorenen of niet-verkorenen. Het Evangelie wordt niet aangeboden aan de verkorenen; het is voor hen de kracht van God tot zaligheid. Gods genade wordt hun geschonken, aan hen toegepast en in hen gewerkt, maar niet aan hen aangeboden. En wat de niet-verkorenen betreft, aan hen wordt geen genade aangeboden of geschonken. Daarom kan er geen sprake zijn van onwaarheid of hypocrisie, huichelarij of bedrog, iets belachelijks of bedrieglijks in Gods handelen jegens hen, of iets wat Gods daad van voorbijgaan of verwerpen weerlegt. [22]Gill, 288-89.Toch moet onze visie op Gill genuanceerd zijn. Hij wijst het aanbieden van genade af, maar leert wel dat het Evangelie aan alle mensen moet worden verkondigd:Het is waar dat de Evangeliedienaars, hoewel ze aan niemand de zaligheid behoren aan te bieden, aangezien ze daar geen opdracht voor hebben, wel het Evangelie van de zaligheid aan alle mensen kunnen verkondigen, en verklaren dat ieder die gelooft zalig zal worden. Want die opdracht hebben ze wel gekregen: ‘En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie allen creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden’ (Mark. 16:15-16). Deze verkondiging van het Evangelie aan alle mensen, zonder onderscheid, is echter op geen enkele manier in tegenspraak met de particuliere verzoening en bijzondere redding van alleen de uitverkorenen. God beschikt en zegent het om hen tot Christus te vergaderen. Het wordt de kracht van God voor hun zaligheid, en voor de hunne alleen. [23]Gill, 303.Gill is dus tegen het gebruik van het woord ‘aanbod’ of ‘aanbieden’, maar niet tegen evangelisatie en zending, zoals sommige andere hypercalvinisten. Het Evangelie moet aan iedereen gebracht worden. Zoals we eerder zagen, moet een predikant volgens hem daarbij niets suggereren wat tegen de verborgen wil van God ingaat.Gill leert geen plicht tot geloofGills positie ten opzichte van het bevel tot geloof en bekering lijkt op het eerste gezicht lastiger te bepalen. Want hij zegt wel dat er sprake is van een bevel tot geloof en bekering, maar maakt hetzelfde onderscheid dat we al bij Hussey en Brine zagen, namelijk tussen evangelische en wettische bekering en zaligmakend en natuurlijk geloof. Gill legt uit:Bovendien roept God mensen nooit op tot evangelische bekering, en verlangt Hij niet van hen dat ze in Christus geloven tot redding van hun ziel. Maar Hij geeft hun die bijzondere genade en wendt de goddelijke kracht aan die hen in staat stelt om te geloven en zich te bekeren. God vraagt niet van alle mensen dat ze in Christus geloven, en wanneer Hij dat wel doet, is dat in overeenstemming met Zijn Zelfopenbaring. Hij vraagt helemaal niet van de heidenen, die geen uitwendige openbaring van Christus hebben, dat ze in Hem geloven. En degenen die alleen de uitwendige bediening van het Woord hebben, zonder dat deze gepaard gaat met de bijzondere verlichting door Gods Geest, zijn verplicht niet méér te geloven dan zo ver de uiterlijke openbaring aan hen reikt. [24]Gill, 307.Zoals we eerder zagen, probeert Nettles Gill te verdedigen. Hij zegt dat Gill hier doelt op de heidenen die nog nooit het Evangelie hebben gehoord. Maar Gill zegt in de laatste zin heel duidelijk dat dit ook geldt voor mensen die alleen de uitwendige roeping van het Evangelie horen. Zij worden alleen verplicht tot het historisch geloof.Dat klinkt door in Gills Bijbeluitleg. Over de vele vermaningen tot zondaren in de Bijbel zegt hij: ‘Deze passages hebben geen betrekking op geestelijke en innerlijke bekering, maar op een uiterlijke hervorming van leven en gedrag.’ [25]‘these passages have no respect to spiritual and internal conversion, but to an external reformation of life and manners.’ Gill, Body of Divinity, 549. Geciteerd in: Oliver, History of the English Calvinistic Baptists, 9. Zie ook: ‘En wat betreft bevelen en aansporingen tot wedergeboorte, of beloften van vergeving aan hen die zichzelf opnieuw geboren laten worden, of doodsbedreigingen voor degenen die dit nalaten, of aanklachten tegen degenen die dit niet doen, ken ik er geen in heel het Woord van God; wat hiermee bedoeld wordt, heeft alleen betrekking op een uiterlijke hervorming van leven en zeden, en niet op wedergeboorte of het eerste werk van bekering.’ Gill, The cause of God and truth, 234.Uiteindelijk komt het erop neer dat volgens Gill alleen overtuigde zondaren [26]‘sensible sinners’ opgeroepen kunnen worden tot het ware geloof in Christus. Hij zegt bijvoorbeeld:Ik ken in heel Gods Woord geen enkele aansporing aan dode zondaren om terug te keren en te leven in geestelijke zin. Over de aansporingen in Ezechiël 18 waarnaar men verwijst, heb ik al vaak opgemerkt dat deze betrekking hebben op burgerlijke en tijdelijke zaken, niet op geestelijke en eeuwige zaken. We mogen en moeten echter overtuigde zondaren aanmoedigen en aansporen om in Christus te geloven en hun bekering te bewijzen door vruchten voort te brengen die daarmee in overeenstemming zijn. [27]Gill, The cause of God and truth, 317.Overtuigde zondaren zijn mensen die wedergeboren zijn, maar nog geen zekerheid van hun geloof hebben. [28]Rathel, ‘Was John Gill a Hyper-Calvinist? Determining Gill’s Theological Identity’, 54-55. De Heilige Geest heeft hen wakker geschud en tot een besef van hun verloren toestand gebracht.ConclusieGill wijst dus zowel het algemene aanbod van genade als het algemene bevel tot bekering en geloof af. Daardoor worden de hoorders van het Evangelie op zichzelf teruggeworpen met de vraag of ze wedergeboren zijn. Want alleen wedergeboren mensen mogen en moeten in Christus geloven. Hoewel Gill wat gematigder is dan Hussey en Brine is hij toch duidelijk een hypercalvinist – volgens velen, onder wie Spurgeon, zelfs de leider van de hypercalvinisten. Hij is het die de verschillende leerstellingen van het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem maakt.Dat betekent niet dat we al Gills pennenvruchten moeten afwijzen. Hij schrijft bijvoorbeeld heel warm en bevindelijk over Christus. [29]Zie bijvoorbeeld: Oliver, History of the English Calvinistic Baptists, 12-14. Desondanks moeten we concluderen dat juist de bewondering voor zijn vele gaven ertoe heeft geleid dat veel predikanten hem volgden en de Bijbelse oproepen tot bekering en geloof aan niet-wedergeboren mensen gingen weglaten. [30]Oliver, 14. Dat had niet alleen serieuze gevolgen voor zijn eigen generatie, maar ook voor de generaties na hem. Voetnoten (30) Tagged:Algemeen aanbodHypercalvinismePlicht tot geloof Vorige De ‘Modern Question’: is het ieders plicht om te geloven? Volgende De Gospel Standard belijdenis van het hypercalvinisme