Het hypercalvinisme: geen aanbod van genadeDe 17e eeuw eindigde in Engeland met een felle theologische strijd, de pogingen van Robert Traill en Herman Witsius om vrede te stichten ten spijt. Sommigen verzetten zich zo fel tegen de andere partij dat ze zelf ook verder van de Bijbelse waarheid af kwamen te staan. Dit leidde enerzijds tot neonomianisme, wat voor velen uiteindelijk uitliep op arminianisme. Anderzijds zien we in de 18e eeuw het ontstaan van het hypercalvinisme als reactie op het neonomianisme. Naast een tegenreactie op het neonomianisme is het hypercalvinisme ook een verdere doorontwikkeling van het antinomianisme.Het was waarschijnlijk Andrew Fuller (1754-1815) die voor het eerst de term ‘hypercalvinisme’ gebruikte om deze theologische stroming aan te duiden. [1]Curt D. Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’ (PhD thesis, University of Edinburgh, 1983), 751. In de 18e eeuw is er in Engeland een flinke strijd gevoerd rondom het hypercalvinisme. Daarbij stonden de vragen centraal of er een aanbod van genade is en of het Bijbelse bevel van bekering en geloof tot alle mensen komt. Deze strijd kwam bekend te staan als de Modern Question. Zo komen we eindelijk bij het onderwerp waarnaar dit hoofdstuk is genoemd.Wat is hypercalvinisme?We hebben ondertussen de term hypercalvinisme al verschillende keren langs zien komen. Wat is het hypercalvinisme nu precies? Deze term wordt soms nogal makkelijk gebruikt. Iemand die iets over de uitverkiezing zegt of belijdt dat een mens geen vrije wil heeft wat de geestelijke dingen betreft, wordt dan een hypercalvinist genoemd. Maar dat is niet terecht. Dit is namelijk precies wat Calvijn en na hem de hele gereformeerde traditie leert.Het woord ‘hyper’ geeft aan dat hypercalvinisten de leer van Calvijn, zoals bijvoorbeeld uitgedrukt in de vijf punten van de Dordtse Leerregels, in het extreme trekken. Daardoor ontstaat een leer die niet meer overeenkomt met het calvinisme.Eigenlijk is hypercalvinisme een verwarrende term. Deze leer lijkt dicht bij het calvinisme en dus de gereformeerde leer te staan, maar ze staat er net zo ver van af, en is dus net zo gevaarlijk als het arminianisme. Zowel arminianisme als hypercalvinisme maken het logisch denksysteem van hun theologie belangrijker dan de Bijbel.Daarnaast wekt deze term de indruk dat hypercalvinisten alles van het calvinisme leren, maar dat net een beetje sterker aanzetten. Hypercalvinisten belijden echter slechts een deel van de punten van het calvinisme en laten een belangrijk deel helemaal weg.Kenmerken van het hypercalvinismeLaten we eerst kijken wat het hypercalvinisme wel leert. Het hypercalvinisme zet de volgende zaken centraal: [2]Deze punten komen overeen met de definities van hypercalvinisme die Peter Toon en Curt Daniel geven en die we ook in de geschriften van hypercalvinisten later in dit hoofdstuk zullen terugzien. Zie: Peter Toon, The emergence of Hyper-Calvinism in English nonconformity 1689–1765, Digital reproduction by Quinta Press 2003 (London: The Olive Tree, 1967), 142-43. En de definitie van Daniel: ‘Hyper-Calvinism is that school of Supralapsarian ‘Five Point’ Calvinism which so stresses the sovereignty of God by over-emphasizing the secret over the revealed will and eternity over time, that it minimizes the responsibility of Man, notably with respect to the denial of the word ‘offer’ in relation to the preaching of the Gospel of a finished and limited atonement, thus undermining the universal duty of sinners to believe savingly with the assurance that the Lord Jesus Christ died for them, with the result that presumption is overly warned of, introspection is over-encouraged, and a view of sanctification akin to doctrinal Antinomianism is often approached.’ Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’, 767.Gods verborgen wil: hypercalvinisten maken geen onderscheid tussen de verborgen wil van God en de geopenbaarde wil van God. Volgens hen is er maar één wil in God. Er kan geen tegenstrijdigheid zijn tussen Gods verborgen wil en Zijn geopenbaarde wil. Wat de Bijbel ons daarover openbaart, is volgens hen voor mensen te begrijpen en moet logisch te beredeneren zijn. We zullen later in dit hoofdstuk zien dat hypercalvinisten sommige Bijbelteksten op zo’n manier uitleggen dat hun systeem logisch kloppend wordt. Deze uitleg staat echter ver af van de gereformeerde Bijbeluitleg.Gods eeuwige daden: door de grote nadruk op de eeuwige daden van God (eeuwige rechtvaardiging, eeuwige aanneming, het eeuwige genadeverbond) verduisteren hypercalvinisten in de praktijk ‘Christus en Die gekruisigd’, de centrale boodschap van de apostelen. Ze leiden de plicht van de mens af uit hun leer over de verborgen, eeuwige besluiten van God.Gods eer: bovenstaande opvattingen hebben geleid tot een systeem dat gericht is op het verheerlijken van God ten koste van de morele en geestelijke verantwoordelijkheid van zondaars tegenover God.Wedergeboorte: de oproep tot geloof door een predikant wordt gezien als arminiaans of remonstrants. Een mens kan niet geloven, daarvoor is wedergeboorte nodig. Door de nadruk op Gods eeuwige daden en de wedergeboorte verdwijnt het geloof naar de achtergrond. De predikant spreekt niet over de plicht tot geloof, maar roept de gemeente op om te bidden om bekering. Mensen voelen zich vaak niet schuldig als ze zich niet bekeren en niet geloven; dat kun je tenslotte niet zelf. Dat ze geen slachtoffers zijn maar daders, omdat ze niet willen geloven en zich niet willen bekeren, wordt niet benadrukt.Zelfonderzoek: de nadruk ligt in het hypercalvinisme op zelfonderzoek. Omdat genade alleen mag worden aangeboden aan degenen voor wie het bedoeld is, richt de prediking zich wat het Evangelie betreft op de uitverkorenen. De grote vraag wordt dan: Ben ik uitverkoren? Mensen zoeken naar tekenen dat de Heilige Geest in hen aan het werk is en dat ze dus uitverkoren zijn.Het is belangrijk om te benadrukken dat al deze punten op zichzelf niet onbijbels zijn en dus ook een plaats hebben in de gereformeerde leer. Hypercalvinisten leggen hier echter een buitensporige nadruk op, ten koste van andere Bijbelse waarheden. Het zijn zaken die waar zijn, maar niet centraal moeten staan in de prediking. Dat benadrukt de Dordtse Synode bijvoorbeeld ook.Definitie van het hypercalvinismeAan de hand van de zojuist genoemde kenmerken ontstaat een beeld van het hypercalvinisme. Het is echter niet eenvoudig om er een eenduidige definitie van te geven. Bovendien schuilt daarin het gevaar dat theologische waarheden als uitverkiezing en wedergeboorte verdacht worden gemaakt. Daarom is het beter om het hypercalvinisme te definiëren aan de hand van wat het niet leert, dus waar hypercalvinisten tegen zijn.We kunnen het hypercalvinisme definiëren aan de hand van de volgende twee punten: [3]Deze twee punten komen terug in vrijwel iedere definitie van het hypercalvinisme. We kunnen ze daarom beschouwen als de algemeen aanvaarde definitie van het hypercalvinisme. Zie: Toon, Hyper-Calvinism, 142-43; Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’, 766-67; Robert W. Oliver, History of the English Calvinistic Baptists 1771 – 1892: From John Gill to C. H. Spurgeon (Edinburgh: Banner of Truth Trust, 2006), 9-10 (geen officiële definitie, maar benadrukt dezelfde twee punten); Andrew Fuller, The Gospel worthy of all acceptation: or, the duty of sinners to believe in Jesus Christ, Modernized, formatted, and annotated by William H. Gross www.onthewing.org 2020 (Philadelphia: Charles Cist, 1805) (legt vooral de nadruk op het tweede punt, de plicht tot geloof); Iain H. Murray, Spurgeon v. Hyper-Calvinism – The battle for Gospel Preaching (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1995), 99 (de vier bezwaren van Spurgeon kunnen teruggebracht worden tot deze twee punten).Geen aanbod van genade: hypercalvinisten wijzen het algemene, welmenende aanbod van genade af. God kan volgens hen geen welmenend aanbod doen aan verworpenen; dat zou niet eerlijk zijn. De prediking moet zich richten op degenen die tekenen van uitverkiezing vertonen. In de praktijk betekent dit dat de oprecht boetvaardige zondaren worden aangesproken, dat wil zeggen: mensen met doorleefde ellendekennis. Hypercalvinisten verwarren het aanbod van genade vaak met een in-bezit-stellen van genade. Daarom kan er volgens hen geen aanbod zijn in de prediking, want een predikant kan geen genade geven. Er kan alleen sprake zijn van een verkondigen en voorstellen van (de leer van) de genade.Geen plicht tot geloof: volgens hypercalvinisten kun je mensen niet verplichten tot iets wat ze niet kunnen. Dat zou niet eerlijk zijn van God. Je kunt geen oprechte bekering en zaligmakend geloof eisen van onbekeerde zondaren. Hypercalvinisten gaan hierin zo ver dat ze alle oproepen, vermaningen en uitnodigingen verkeerd vinden. Ze vrezen dat mensen dan gaan denken dat ze zichzelf kunnen bekeren en zelf kunnen geloven. Eerst moet iemand weten of merken dat de Heilige Geest hem de wedergeboorte heeft geschonken; pas dan gaan de oproepen en vermaningen om tot Christus te komen voor hem gelden.Uit de beschrijving van deze twee punten blijkt dat ze onlosmakelijk verbonden zijn met de eerder genoemde kenmerken. Hypercalvinisten redeneren vanuit de verborgen wil van God en leggen op grond daarvan de nadruk op zelfonderzoek naar kenmerken van wedergeboorte en uitverkiezing. De oproep tot geloof en het nodigen tot Christus verdwijnen ver naar de achtergrond en worden zelfs afgewezen.Waar komt het hypercalvinisme vandaan?Wie de voorgaande hoofdstukken gelezen heeft, zal zich afvragen waar het hypercalvinisme vandaan komt. De Dordtse Leerregels en de Westminster Confessie en Catechismus leren ontegenzeglijk het aanbod van genade en de plicht tot geloof. Ook Calvijn, Luther, Beza, Perkins, Ames, Sibbes en Preston spreken heel duidelijk over het aanbod van genade en de plicht tot geloof. Hoe kan het dan, dat predikanten die in deze traditie staan en daaraan vast willen houden toch in het hypercalvinisme terechtkomen?Peter Toon heeft in 1967 onderzoek gedaan naar het ontstaan van het hypercalvinisme in Engeland in de 18e eeuw. Hij onderscheidt vier belangrijke factoren in het ontstaan van het hypercalvinisme: de strijd in de 17e eeuw, menselijk redeneren, persoonlijke factoren en gebrek aan onderscheidend vermogen. [4]Toon, Hyper-Calvinism, 144-46.Verscherpende tegenstellingenAls eerste factor noemt Toon het theologische debat in de 17e eeuw, met name de tweede periode van het antinomiaanse conflict. We zagen dat er een verhitte strijd werd gevoerd en dat men over en weer snel beschuldigingen uitsprak. Hierdoor verscherpten de tegenstellingen steeds verder.Het antinomianisme wil Gods genade centraal zetten en alle daden van een de afwijzen. Dat gaat zo ver dat men geen duidelijk onderscheid meer maakt tussen rechtvaardigmaking en heiligmaking, en tussen de verwerving en de toepassing van de zaligheid. Als gevolg daarvan wil men in de heiligmaking niet spreken van zonden en evenmin van eisen en verplichtingen van de wet. In de toepassing van de zaligheid wil men niet spreken van niet-verdienstelijke daden van de mens, zoals geloof en bekering, die na de wedergeboorte plaatsvinden.Doordat sommigen deze leer steeds verder doorvoeren en daarnaast het neonomianisme krachtig afwijzen, ontwikkelt zich een leer die alles wil uitbannen wat maar enigszins riekt naar daden van de mens, of de mens tot daden aanzet. Zo ontstaat er een theologie waarin men niet meer wil spreken van een algemeen aanbod van genade en waarin het geloof niet meer centraal staat. Dit is de leer die men later zal bestempelen als ‘hypercalvinisme’.In het verlengde hiervan zien we dat hypercalvinisten te zwart-wit denken. Iedere leer die maar enigszins lijkt te wijzen op de menselijke verantwoordelijkheid wordt zonder omwegen bestempeld als arminianisme. Tussenvormen of nuances in de leer lijken voor hypercalvinisten niet te bestaan. [5]Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’, 768.Menselijk redenerenDe tweede factor die Toon noemt, is de toenemende rol van de rede, de menselijke logica. Hoewel hypercalvinisten het rationalisme afwijzen, vallen ze toch ten prooi aan het menselijk redeneren vanuit de eeuwige besluiten van God. Het hypercalvinisme heeft eigenlijk dezelfde oorsprong als het arminianisme, maar trekt de tegenovergestelde conclusie.Arminius redeneert dat God mensen niet verantwoordelijk kan houden voor iets waartoe ze niet in staat zijn. De rechtvaardigheid van God blijft volgens Arminius alleen overeind als Hij Zijn genade aan alle mensen geeft en zij die kunnen afwijzen. Uiteindelijk is zalig worden dan dus toch afhankelijk van de mens.De hypercalvinisten redeneren eveneens dat God mensen niet verantwoordelijk kan houden voor iets waar ze niet toe in staat zijn, maar dat God dat ook niet doet, en dat predikanten het dus ook niet mogen. Omdat God nooit besloten heeft alle hoorders van het Evangelie zalig te maken, mag een predikant volgens hypercalvinisten geen algemene oproep tot bekering doen en het aanbod van Gods genade niet verkondigen. De oproep tot bekering en het aanbod van genade aan onbekeerde mensen is remonstrants en een verloochening van de uitverkiezing van God, menen ze.Het arminianisme en het hypercalvinisme komen voort uit dezelfde fout: de mens wil de Bijbelse leer tot een logisch kloppend systeem maken. Ze komen echter tot een tegenovergestelde slotsom. John ‘Rabbi’ Duncan drukt het verschil kernachtig uit in zijn bekende uitspraak: ‘Het hypercalvinisme is een en al huis en geen deur; het arminianisme is een en al deur en geen huis.’ [6]‘Hyper-Calvinism is all house and no door: Arminianism is all door and no house.’ David Brown, Life of the late John Duncan, Professor of Hebrew and Oriental Languages, New College, Edinburgh (Edinburgh: Edmonston and Douglas, 1872), 405.Persoonlijke factorenAls derde hebben persoonlijke factoren een rol gespeeld bij het ontstaan van het hypercalvinisme. De boeken van Joseph Hussey (1660-1726) worden gezien als het startpunt van het hypercalvinisme. Toon noemt zowel het karakter van Joseph Hussey als het opleidingsniveau van andere belangrijke personen als een factor in het ontstaan van het hypercalvinisme in Engeland.Bij Joseph Hussey is sprake van extreme veranderingen in zijn denken. In 1688 wordt hij door presbyteriaanse predikanten bevestigd, maar na 1693 wordt hij congregationalist. In 1693 publiceert hij een boek waarin hij sterk pleit voor het vrije aanbod van Christus in de prediking. In 1707 publiceert hij echter een ander boek, waarin hij net zo vurig de tegenovergestelde opvatting verdedigt. In 1691 verzet hij zich tegen Richard Davis, terwijl hij in 1706 geen probleem heeft met de benaming van zijn eigen theologie als ‘Davisisme’. [7]Toon, Hyper-Calvinism, 145. Voor Hussey is het blijkbaar zwart of wit. Grijstinten lijken niet te bestaan. Als hij ontdekt dat er iets niet klopt in zijn overtuigingen, schiet hij door naar het andere uiterste van het spectrum.De andere mannen die Toon bestudeerd heeft, zijn allemaal autodidacten. Ze groeien op in een gesloten omgeving en krijgen nooit de kans om theologie te studeren aan een Schotse of Nederlandse universiteit of een Engelse academie. Ze kiezen volgens Toon hun vorm van theologie binnen hun gesloten omgeving, zonder andere stromingen te onderzoeken. [8]Toon, 145-46. Om stevig in je overtuiging te staan, moet je echter niet alleen standpunten bestuderen die je eigen overtuiging bevestigen. Om weerbaar te zijn, is het noodzakelijk om ook afwijkende overtuigingen te kennen en te kunnen weerleggen. Een goed voorbeeld hiervan wordt gegeven in: Wilma Samyn en Marieke den Butter, Vasthouden en doorgeven – Handreiking voor het overdragen van een bijbels wereldbeeld aan de volgende generatie (Leeuwarden: Groen, 2024), 26-28. Overigens hebben niet alle hypercalvinisten hun theologie binnen een gesloten omgeving gekozen zonder breder onderzoek te doen. John Gill staat bekend om zijn enorme geleerdheid en J.C. Philpot is universitair geschoold en later afgescheiden van de staatskerk en zijn eigen weg gegaan.Gebrek aan onderscheidend vermogenDe laatste factor die Toon noemt, is dat de door hem onderzochte hypercalvinisten een onderscheidende geest missen. Ze proberen oprecht God te verheerlijken, maar menen ten onrechte dat het voor de verheerlijking van God belangrijker is dat ze vanaf de kansel en in boeken Zijn vrije genade benadrukken, dan dat ze het Evangelie aan iedereen verkondigen en oproepen tot bekering. Ze zijn gefocust op het verdedigen van wat zij als de zuivere leer beschouwen. Het evangelische aspect van de Bijbel, Gods toenadering tot zondaars, komt zodoende niet meer genoeg naar voren.Een diepere studie naar het hypercalvinismeVolgens Toon kon het hypercalvinisme in de 18e eeuw in Engeland dus ontstaan door de theologische strijd in de 17e eeuw, het feit dat menselijk redeneren boven de Bijbel werd geplaatst, persoonlijke factoren en een gebrek aan onderscheidend vermogen.Ook Curt Daniel heeft een uitgebreide studie naar het hypercalvinisme gedaan, waarbij John Gill centraal staat. Hij noemt echter een flinke lijst met theologen en predikanten [9]‘J. Gill, W. Gadsby, J.C. Philpot, Herman Hoeksema, A.W. Pink, J. Hussey, W. Huntington, J. Stevens, J. Wells, W.J. Styles, J. Brine, J. Gadsby, Homer Hoeksema, D. Engelsma, R. Davis, W. Palmer, J. Irons, T. Bradbury, L. Wayman, W. Button, J.C. Ryland, Sr., S. Stockell, J. Warburton, J. Kershaw, J. Skepp, W. Wilks, R. Hawker, J.K. Popham, W. Parks, W. Rushton, S.E. Pierce, J. Foreman, S. Hassell, C. Hassell, R.H. Pittman, S. Cozens, I. Atkinson, W. Bentley, T. Craner, W. Tucker, J. Hazelton, Sr., J. Hazelton, Jr., J. Allen, G. Hazlerigg, A. Triggs, F. Tryon, J. Johnson, F. Windridge, J. Barry, J.A. Haldane, D. Burn, W. Tiptaft, H.A. Long, A. Atherton, S.F. Paul, J.Q. Depoyster, W.H. Colyer, V. M’Culla, J. Grace, E. Omega, D. Doudney, C. Sawyer, E. Roe, J. Raven, G. Hoeksema, H. Hanko, G. Ophoff, R. Hale, C. Hemington, J. Warburton, Jr., F. Silver, J. Kent, T. Burgess, J. Tanner, J. Vinall, E. Vinall, J. Eedes, P. Feist, J. Martin, J.A. Jones, C. Goulding, J. Chamberlain, T. Oxenham, S. Turner, J. Rusk, J. M’Kenzie, A. Hewlitt, J.H. Philpot, A. Dutton, J. Oliphant, S. Craig, B.A. Ramsbottom, W.J. Berry, J. Leland, J. Rogers, W. Sykes, J. Jay, J.A. Wallinger, J. MacGowan, J. Babb, T. Blonfield, J. Jenkins, S. Collins, E. Morton, J. Church, D. Crosley, H. Watmuff, J.M. Daniell, T. Packer, H.W. Shakespear, W. Brown, E. Greenfield, J. Jacks, D. Denham, G. Denham, W. Hopwood, G. Wright, J. Fellows, E. Samuel, C.H. Marston, T. Davies, J. Branch, J. Cooper, A. Ramsay, J. Hupton, J. H. Alexander, G.M. Alexander, R.G. Martin, J.L. Garrett, G. Bayfield, I. Beeman, G. Van Baren, R. Hoddy, O.S. Dolby, and J. Hupton.’ Daniel, ‘Hyper-Calvinism and John Gill’, 758. waarbij hij in hun geschriften de twee onderdelen van de definitie van hypercalvinisme terugziet, namelijk het afwijzen van het algemene aanbod van genade en het afwijzen van het bevel tot geloof voor alle mensen. [10]Daniel, 751.Ik wil hier wel direct de kanttekening bij plaatsen dat we niet gelijk al deze predikanten moeten afschrijven. Dezelfde opmerking plaatste ik bij de bespreking van het antinomianisme en het neonomianisme en dit wil ik hier herhalen. Het feit dat iemand een bepaalde theologische denkrichting aanhangt, wil niet zeggen dat alles wat hij ooit heeft gezegd of geschreven geen waarde heeft. Het betekent wél dat we hun werk kritisch moeten lezen.In het vervolg van dit hoofdstuk wil ik dieper ingaan op een aantal theologen en predikanten die volgens de genoemde definitie de leer van het hypercalvinisme aanhangen. Ik wil laten zien hoe ze hun leer precies vormgeven en hoe ze die proberen te onderbouwen met de Bijbel. We volgen de ontwikkeling van het hypercalvinisme in vier stappen, vanaf de start bij Hussey tot het hoogtepunt bij de Gospel Standard Strict Baptists:Joseph Hussey en de start van het hypercalvinisme.De strijd over de Modern Question: is het de plicht van ieder mens om te geloven?Bij John Gill komt het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem.De Gospel Standard Strict Baptists en de belijdenis van het hypercalvinisme. Voetnoten (10) Tagged:Algemeen aanbodHypercalvinismePlicht tot geloof Vorige Herman Witsius en zijn poging om vrede te stichten Volgende Joseph Hussey en de start van het hypercalvinisme