Conclusie: hoe blijf je gereformeerd?Aan het einde van dit hoofdstuk kunnen we concluderen: wat een strijd! Hierin zien we de trieste observatie van Robert Traill terug: theologische meningsverschillen ontstaan makkelijker en worden heviger uitgevochten dan enig ander meningsverschil. Dat zegt niet dat er geen oprechte zorg achter zat wanneer men bepaalde standpunten ter discussie stelde. De manier waarop de partijen elkaars overtuigingen bestreden werkte echter niet samenbindend, maar dreef hen juist uit elkaar. Zo ontstonden er groeperingen die er een leer op nahielden die niet meer overeenkwam met de Bijbel. Dat begon vaak subtiel, maar kon in de loop van enkele generaties uitgroeien tot een leer die ver van Gods Woord af stond. Dit roept de vraag op hoe wij gereformeerd kunnen blijven te midden van alle theologische debatten.Samenvattend overzicht van de strijd in EngelandIn het vorige hoofdstuk heb ik beschreven dat de amesians nadruk leggen op de functie van de wet om het harde hart te verbreken en mensen ontvankelijk te maken voor het Evangelie. Sommige predikanten trekken dit zo ver door dat gehoorzaamheid aan de wet een noodzakelijke voorwaarde wordt voor de rechtvaardiging van een zondaar, in plaats van een vrucht van het geloof. Deze stroming kunnen we het wetticisme noemen, of het nomisme (het Griekse nomos betekent wet).In dit hoofdstuk heb ik de tegenreactie op het nomisme besproken: het antinomianisme. In de afbeelding hieronder loopt een lichte pijl van de sibbesians naar het antinomianisme omdat deze leer deels een uitwas is van de leer van de sibbesians. De sibbesians benadrukken de vrije genade van God en wijzen menselijke werkzaamheden zoveel mogelijk af. Als je dit verder doortrekt, kom je uit bij het antinomianismeAls tegenreactie op het antinomianisme ontstaat vervolgens het neonomianisme (‘de nieuwe wet’). Neonomianen willen de verantwoordelijkheid van de mens benadrukken. Daarom leren ze dat Christus de wet heeft vervuld en dat er nu een nieuwe wet is, met de evangelische voorwaarden van bekering en geloof. Op deze manier wordt het geloof dus een voorwaarde die een mens zelf moet vervullen.Als reactie op het neonomianisme (en deels ook doordat sommigen de antinomianistische opvattingen verder doortrekken) ontstaat het hypercalvinisme. Het hypercalvinisme wijst iedere menselijke werkzaamheid en de oproep daartoe af. Dit leidt ertoe dat men het aanbod van genade afwijst en de plicht tot geloof ontkent. Alleen overtuigde zondaren mogen volgens hypercalvinisten uitgenodigd worden om tot Christus te komen.Ik heb van alle drie de stromingen, het antinomianisme, het neonomianisme en het hypercalvinisme, de gevaren benoemd. We zagen ook hoe theologen vanuit het gereformeerde midden op deze dwalingen hebben gereageerd. Aan het einde van dit hoofdstuk wil ik vijf lessen trekken uit deze verdeeldheid in Engeland die ons kunnen helpen om welbewust in het gereformeerde midden te staan. De volgende vijf lessen zullen we uitwerken:Onderken dat de gereformeerde theologie niet zwart-wit is, maar een bepaalde bandbreedte heeft.Ken de gereformeerde belijdenissen en gebruik hun formuleringen.Neem bewust stelling tegen dwalingen aan beide kanten.Plaats de menselijke logica niet boven de Bijbel.Houd vast aan een algemeen, welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genade.Les 1: Onderken dat de gereformeerde theologie niet zwart-wit is, maar een bepaalde bandbreedte heeftWe kunnen zorgen hebben over de leer van anderen. Daar mogen we vragen over stellen, maar laat daarbij de liefde voorop staan. De strijd die in de 18e eeuw in Engeland werd gevoerd, veroorzaakte vooral verwijdering tussen de partijen. Doordat diverse opponenten zich krachtig tegen elkaar afzetten, ontstonden er groeperingen met een leer die niet meer overeenkwam met de Bijbel. Dat begon vaak subtiel, maar groeide in de loop van enkele generaties uit tot een leer die ver van Gods Woord af staat.Dat het anders kan, hebben we gezien op de Dordtse Synode en de Westminster Assembly. Bij beide vergaderingen was de stroming van het Engelse hypothetisch universalisme vertegenwoordigd. De standpunten van deze stroming zijn uiteindelijk niet opgenomen in de belijdenissen, maar haar aanhangers mochten zich wel uitspreken en het Engelse hypothetisch universalisme is niet als dwaalleer veroordeeld. De afgevaardigden hadden oog voor de bandbreedte in het gereformeerde belijden, terwijl ze de grenzen ervan duidelijk vastlegden in de belijdenisgeschriften.Het helpt hierbij om niet te zwart-wit te denken. Iemand die zegt dat je moet geloven, is niet direct een neonomiaan. Of, als je de nuance van het neonomianisme weglaat, een remonstrant of arminiaan. Ik heb laten zien dat de Dordtse Leerregels, de Westminster Confessie en de vroege puriteinen op basis van de Bijbel de plicht tot geloof of het bevel van geloof leren. Ook een ruime verwoording van het offer van Christus maakt iemand niet direct tot een arminiaan. Preston hanteerde een ruimere verwoording van een stukje van Christus’ werk dan veel andere gereformeerden, maar werd breed gewaardeerd, onder andere door Boston en de gebroeders Erskine. Belangrijk is dat je daarnaast vasthoudt aan Gods soevereiniteit.Andersom is iemand die benadrukt dat je niet kunt geloven niet direct een hypercalvinist. Ook maakt het je geen hypercalvinist als je de nadruk legt op het voorbereidende werk van de wet of de bevindingen van Gods kinderen uitschildert. Perkins en Ames legden die nadruk op het voorbereidende werk van de wet en Sibbes schreef veel over de innerlijke geloofservaring. Het is belangrijk dat je daarnaast vasthoudt aan de verantwoordelijkheid die de Bijbel bij de mens legt. Je bent pas een hypercalvinist als je het algemene aanbod van genade en de plicht tot geloof afwijst.De eerste les die we uit dit hoofdstuk kunnen halen, is dat we elkaar een bepaalde vrijheid moeten gunnen. Laten we niet over elk detail een verhitte discussie voeren uit angst dat we anders te ver afglijden in een dwaling die vele stappen verder ligt. Tegelijk moeten we wel duidelijk de grenzen aangeven waarbuiten een standpunt niet meer gereformeerd genoemd kan worden. Dat brengt ons bij de volgende les.Les 2: Ken de gereformeerde belijdenissen en gebruik hun formuleringenHet neonomianisme ontstond in reactie op het antinomianisme. Deze stroming leek een subtiele afwijking van Westminster, maar na verloop van tijd bleek: als je een middenweg zoekt (wat het neonomianisme probeerde tussen Dordt en het arminianisme), voel je vaak meer voor de kant waar je naartoe neigt, dan voor de kant waar je vandaan neigt. Het neonomianisme resulteerde dan ook al snel in het reeds bestaande arminianisme. Westminster wees het antinomianisme al uitdrukkelijk af. De neonomianen hadden zich beter bij die belijdenis kunnen houden, zonder nieuwe terminologie te introduceren om het antinomianisme te bestrijden.Hetzelfde gebeurde aan de andere kant. Ondanks dat Westminster ook het neonomianisme uitdrukkelijk afwees, ontstond er toch een tegenbeweging die op een andere manier weer veel verder ging dan Westminster. In reactie op het neonomianisme ontstond het hypercalvinisme, dat tevens een verdere doorontwikkeling van het antinomianisme was. Er loopt een lijn van het antinomianisme via Hussey naar de Modern Question. Dat gaat van ‘alle nadruk leggen op de genade van God’, via ‘geen aanbod van genade’, naar ‘geen enkele oproep meer doen aan onbekeerden’. Deze lijn wijkt dus steeds verder af van het gereformeerde midden. Dit terwijl Westminster onmiskenbaar een algemeen aanbod van genade en de plicht tot geloof leert.De tweede les die we uit dit hoofdstuk kunnen halen, is dan ook: ken de gereformeerde belijdenissen, houd daaraan vast en gebruik bewust dezelfde formuleringen die daarin zijn gebruikt.Les 3: Neem bewust stelling tegen dwalingen aan beide kantenWe zien in dit hoofdstuk en de vorige hoofdstukken gelukkig ook een lijn van de Reformatie naar de Dordtse Leerregels en de vroege puriteinen. En vandaar naar Westminster, naar de Kern van de kennis tot zaligheid, naar Samuel Rutherford en vervolgens naar Robert Traill en Herman Witsius. Deze lijn loopt door naar Andrew Fuller en Charles Haddon Spurgeon. Ik bedoel niet dat ze elkaar stuk voor stuk aantoonbaar hebben beïnvloed. Ondanks hun verschillen houden ze echter allemaal het midden tussen antinomianisme en hypercalvinisme enerzijds en arminianisme en neonomianisme anderzijds.Ik bedoel ook niet dat deze mensen perfect waren in het belijden van de gereformeerde, Bijbels gefundeerde theologie. Ook zij formuleerden zaken soms op zo’n manier dat er terecht kritiek op kwam of dat anderen ermee aan de haal gingen. Hun ‘volgelingen’ bleven niet automatisch in het rechte spoor. Er waren volgers van Fuller die zijn nadruk op de eis van geloof overnamen, maar daarbij de uitverkiezing en de onmacht van de mens niet meer noemden. Hetzelfde zien we gebeuren onder de volgers van Spurgeon.Hier komt een belangrijk patroon terug dat in het hele hoofdstuk zichtbaar is: eenzijdigheid leidt tot dwalingen. Het eenzijdig benadrukken van de eis van geloof, zonder andere calvinistische noties zoals de onmacht van de mens en het werk van de Heilige Geest te noemen, kan leiden tot een oppervlakkig en rationeel geloof. Het eenzijdig benadrukken van de uitverkiezing en de genade van God kan leiden tot lijdelijkheid en het rusten buiten Christus. Anders gezegd: een halve waarheid is een hele leugen.Wat was het geheim van de mannen in dit hoofdstuk die een middenpositie innamen? Ze waren zich zeer bewust van de gevaren aan beide kanten en zetten zich ook bewust naar beide kanten af. De derde les die we uit dit hoofdstuk kunnen leren, is dat je naar twee kanten duidelijk stelling moet nemen om te voorkomen dat je in een dwaling vervalt. Wellicht blijft de invloed van die dwaling voor jezelf beperkt, maar de zaadjes die je plant, zullen in volgende generaties wrange vruchten dragen.Les 4: Plaats de menselijke logica niet boven de BijbelEen ander leerzaam en waarschuwend punt dat uit dit hoofdstuk volgt, is dat beide uitersten, het hypercalvinisme en het arminianisme, dezelfde bron hebben, ook al komen ze op het tegenovergestelde punt uit. Beide stromingen plaatsen de menselijke logica boven Gods openbaring. Beide redeneren dat God mensen niet verantwoordelijk kan houden voor iets waartoe ze niet in staat zijn. Arminianen concluderen dat alle mensen dus genade krijgen om te kunnen geloven, en dat het van hun beslissing afhankelijk is of ze daadwerkelijk gaan geloven en zalig worden. Hypercalvinisten concluderen dat het aanbod van genade en de oproep tot geloof dus niet aan alle mensen verkondigd mogen worden.De puriteinen spraken in navolging van de Bijbel met twee woorden: uitverkiezing én aanbod van genade. Zoals in dit hoofdstuk telkens weer naar voren kwam, waren ze ervan overtuigd dat wij mensen niet dezelfde kennis bezitten als God en daarin voor Hem moeten buigen. Als we verschillende waarheden in de Bijbel niet op een logische manier bij elkaar kunnen brengen, mogen we daarover nadenken en filosoferen zolang we niet een van de Bijbelse waarheden gaan tegenspreken. We moeten ons houden aan Gods geopenbaarde wil en niet gaan redeneren over Zijn verborgen wil (Deut. 29:29).We weten uit de Bijbel dat er een uitverkiezing is (Rom. 9) en dat het geloof een gave van God is (Ef. 2:8). Tegelijkertijd weten we dat God geen lust heeft in de dood van goddelozen (Ezech. 18:23; 33:11), dat Hij alle mensen uitnodigt om te komen (Jes. 45:22; Jes. 55:1-4) en hen gebiedt te geloven in Jezus Christus (1 Joh. 3:23).Deze schijnbare tegenstrijdigheid tussen onze verantwoordelijkheid en Gods soevereiniteit, tussen het bevel om te geloven en onze onmacht daartoe vanwege de zonde, kunnen we met onze menselijke logica niet begrijpen. Laten we in onze hoogmoed de Bijbel niet verdraaien om beide waarheden in een logisch kloppend systeem te persen, maar ons ootmoedig en gelovig buigen voor Gods geopenbaarde Woord.De vierde les uit dit hoofdstuk is dan ook dat we onze menselijke logica niet op de eerste plaats moeten zetten, maar met besef van onze kleinheid ten opzichte van God naar de Bijbel moeten luisteren. Dat is tenslotte ook hoe we het geloof kunnen omschrijven: de rede (het menselijk verstand) die rust in God.Les 5: Houd vast aan een algemeen, welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genadeHet eerlijk belijden van de grenzen van ons menselijk weten en begrijpen helpt om beide kanten van de Bijbelse boodschap voluit te kunnen verkondigen. Wat is de uitverkiezing een troost voor mensen die erachter zijn gekomen dat ze zo onwillig zijn om God te dienen, voor mensen die zo vastzitten in hun zonden en zo onmachtig zijn om te geloven in de enige Zaligmaker.Wat is het nodig dat zulke mensen horen dat het Evangelie aan iedereen wordt gebracht, zonder onderscheid, dus ook aan hen. Dat God het meent als Hij door Zijn Woord roept en nodigt om tot Hem te komen. Dat zulke mensen niet in Gods verborgen wil hoeven te gaan zoeken om erachter te komen of ze uitverkoren zijn. Dat ze niet in zichzelf hoeven te zoeken naar kenmerken van wedergeboorte. Ze moeten horen dat God iedereen welmenend uitnodigt om tot Christus te komen en bij Hem genade te vinden.Wat is het voor hen een troost dat de Heilige Geest Zich aan dit aanbod van het Evangelie wil verbinden om onze onmacht te overwinnen en geloof te geven. Dat er niets is wat we mee kunnen en hoeven nemen om tot Christus te mogen komen. Er zijn geen voorwaarden, geen geschiktheden. We kunnen niet anders dan ons als een verloren, hulpeloze, veroordeelde zondaar op Christus werpen (Rom. 4:5; 1 Tim. 1:15; Hand. 16:31; Matth. 11:28).Wat is het daarom belangrijk om vast te houden aan een algemeen, welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genade. Dat is de vijfde en laatste les die ik uit dit hoofdstuk wil halen.ConclusieZowel het hypercalvinisme als het neonomianisme is een afwijking van de Bijbelse leer en een groot gevaar voor de kerk. Laten we daarom leren van het verleden. Laten we elkaar de nodige vrijheid geven, binnen de grenzen van de Bijbel, zodat we elkaar niet wegduwen naar een dwaalleer. Daarvoor is het belangrijk dat we de breedte van de gereformeerde belijdenissen kennen en daaraan vasthouden. Ook moeten we ons bewust zijn van de dwalingen aan beide kanten en daar helder stelling tegen nemen. Dit bewaart voor eenzijdigheid en afglijden naar het andere uiterste.Onze menselijke logica moet niet de boventoon voeren, maar de geopenbaarde waarheid van Gods Woord, ook al lijkt die voor ons tegenstrijdig. Dordt en Westminster presenteren dan ook geen logisch kloppend theologisch systeem. Beide confessies zinderen van dezelfde spanning die de Bijbel doortrekt. Beide spreken heel duidelijk over de geopenbaarde wil van God, Die alle zondaren nodigt en hun Zijn genade aanbiedt. Het is ook duidelijk hoe Dordt en Westminster de Modern Question beantwoorden: ze leren de plicht om te geloven voor alle mensen en de ernst van de zonde van het ongeloof. Hypercalvinisten die deze belijdenissen eerlijk lezen, vinden daarin geen grond voor hun leer.Om niet in hypercalvinisme te vervallen, is het belangrijk dat we vasthouden aan een algemeen en welmenend aanbod van genade. Om weg te blijven van het neonomianisme is het belangrijk dat we vasthouden aan een onvoorwaardelijk aanbod van genade. Deze zaken moeten niet alleen in theorie, maar ook in de prediking een plaats hebben. Want zoals we gezien hebben, is juist voor mensenharten waarin de Heilige Geest werkt het algemene, welmenende en onvoorwaardelijke aanbod van genade in de prediking zo onmisbaar. Het oog van een zondaar moet niet op zichzelf gericht zijn, op eigen kenmerken of geschiktheden, maar op Christus en Zijn welmenende roepstem alleen!Dan wordt het algemene, welmenende en onvoorwaardelijke aanbod van genade geen vanzelfsprekendheid. Er blijft voor een zondaar niets anders over dan verwondering en aanbidding. Soli Deo gloria!Tagged:AntinomianismeBelijdenisEngelandHypercalvinismeLogisch denksysteemNeonomianisme Vorige Spurgeon tussen arminianisme en hypercalvinisme Volgende De ‘Marrow-controversy’: de strijd in Schotland