De plicht tot geloof in de Dordtse LeerregelsWe hebben gezien dat de Dordtse Leerregels duidelijke uitspraken doen over het aanbod van genade. Het aanbod van genade is algemeen en welmenend. Aan iedereen die het Evangelie hoort, biedt God Christus aan, met de ernstige oproep om tot Hem te komen en in Hem te geloven. De Dordtse Leerregels spreken over het bevel van bekering en geloof. Ze leren dus ook de plicht tot geloof. Omdat de plicht tot geloof een onderwerp is dat vaak in het verlengde van het aanbod van genade besproken wordt, wil ik daar wat dieper op ingaan. We zullen ook zien dat de plicht tot geloof later bij het hypercalvinisme een belangrijk onderwerp van discussie wordt.De discussie over de plicht tot geloof vóór de Dordtse SynodeOp het eerste gezicht lijkt het heel tegenstrijdig om het over de plicht tot geloof te hebben. Het geloof is immers een gave van God. Daar laten de Dordtse Leerregels en de Reformatie geen misverstand over bestaan. Hoe kan het geloof tegelijkertijd een plicht en een gave zijn?We hebben gezien dat Luther, Calvijn en Beza de spanning tussen de volgende waarheden laten staan:Aan iedereen wordt Christus aangeboden tot zaligheid. Wie verloren gaat, heeft dit aanbod in ongeloof verworpen en kan zich achter niets anders verschuilen dan eigen onwil.Iedereen die dit aanbod in geloof aanneemt, heeft het geloof ontvangen als een genadige gave van God Die dit door Zijn Geest werkt in de uitverkorenen.Met andere woorden: ongeloof is zonde, geloof is een gave van God. Als ongeloof, het ontbreken van geloof, een zonde is, is geloof dus een verplichting. Calvijn ziet het ongeloof als de wortel van alle zonde. [1]Johannes Calvijn, Institutie, vol. 1 (Houten: Den Hertog, 2009), 247 (2.1.4). Ook wijst hij erop dat ieder mens verplicht is om God te vertrouwen. [2]In zijn uitleg van het eerste gebod: Calvijn, 1:375-377 (2.8.16). Mouthaan concludeert na breder onderzoek naar de plicht tot geloof bij Luther, Melanchton, Bullinger en Calvijn dat de plicht tot geloof geen afzonderlijk thema is bij de reformatoren, maar dat ze allen ervan uitgaan dat er een plicht tot geloof is. [3]J.N. Mouthaan, Belofte en Bevel – De universaliteit van de belofte en de plicht tot geloof in de gereformeerde orthodoxie (1620-1650) (Apeldoorn: Labarum Academic, 2024), 87-88.Zanchi en de plicht om te geloven in eigen uitverkiezingGirolamo Zanchi (1516-1590), gereformeerd hoogleraar te Straatsburg, is de eerste die expliciet schrijft over de plicht tot geloof. Zanchi leert de uitverkiezing in lijn met Calvijn en wordt ervan beschuldigd dat hij door zijn leer mensen tot wanhoop drijft omdat ze niet weten of ze uitverkoren zijn. Zanchi reageert:Want hoewel ik ontken dat alle mensen voorbestemd zijn tot de eeuwige zaligheid en ik bevestig dat er een vastgesteld aantal uitverkorenen en een vastgesteld aantal verworpenen is, en dat er inderdaad minder uitverkorenen zijn dan verworpenen, en dat overeenkomstig de Schrift, leer ik toch deze dingen niet op zo’n manier dat ik de mensen tot wanhoop drijf, aangezien ik ook leer dat niemand moet twijfelen aan zijn zaligheid door Christus en dus ook niet aan zijn verkiezing in Christus tot eeuwige zaligheid en leven; integendeel, iedereen is verplicht te geloven dat hij tot het getal der uitverkorenen behoort. [4]Girolamo Zanchi, Miscellanea theologica, geciteerd in: Mouthaan, 88.We moeten ons volgens Zanchi dus niet afvragen of we uitverkoren zijn, maar hebben de plicht om te geloven dat dit zo is. Zanchi baseert dit op Mattheüs 17:5, waar God de Vader zegt: ‘Hoort Hem.’ We moeten naar Christus luisteren en dat betekent dat we het Evangelie moeten geloven. Wie dat niet doet, begaat een ernstige zonde (Joh. 16:9). Ook verworpenen zijn volgens Zanchi verplicht om te geloven dat ze uitverkoren zijn tot het eeuwige leven – al weet hij dat ze dit nooit zullen doen. [5]Mouthaan, 90.Hoe kun je met zekerheid geloven dat je uitverkoren bent? Dat weet toch God alleen? Volgens Zanchi kunnen we dit met zekerheid geloven als we de algemene beloften van het Evangelie geloven. Wie de algemene belofte van het Evangelie gelooft, mag deze persoonlijk op zichzelf toepassen. De algemene belofte sluit niemand uit. Denk bijvoorbeeld aan Johannes 3:16 en Efeze 1:4. Als je niet gelooft dat je uitverkoren bent, denk je niet goed van Gods wil. Dan denk je in tegenspraak met Ezechiël 33:11, waar God zegt dat Hij de dood van de goddeloze niet wil. Ja, de Bijbel leert dat er ook velen verworpen zijn, maar, zegt Zanchi:Dezelfde Schrift zegt allereerst niet dat u één van de verworpenen bent. Waarom sluit u zich dan uit van het getal der uitverkorenen? U bent onrechtvaardig en kwaadwillig tegen uzelf. Want u doet tegen de orde van het recht en het Woord van God wanneer u zich uitsluit van het getal der verkorenen. Vervolgens, wie zijn dan degenen die God heeft verworpen? Het kenmerk van verwerping is duidelijk: te geloven dat men is verworpen; terwijl ook het teken van de verkiezing helder is: overtuigd zijn van de eigen persoonlijke verkiezing. [6]Girolamo Zanchi, De Natura Dei seu de divinis attributis, geciteerd in: Mouthaan, 93.Mouthaan vat Zanchi’s leer over de plicht tot geloof als volgt samen: ‘Iedere hoorder van het Evangelie is verplicht te geloven dat hij in Christus verkoren is.’ Dit uitgangspunt wordt al snel gangbaar onder gereformeerde schrijvers. We zien deze plicht om te geloven in eigen uitverkiezing terug bij Sibrandus Lubbertus (1555-1625), William Perkins (1558-1602), Franciscus Junius (1545-1602), Franciscus Gomarus (1563-1641), Amandus Polanus (1561-1610), Johannes Piscator (1546-1625) en Rippertus Sixtus (1583-1651). [7]Mouthaan, 99 (en dit lijstje is volgens Mouthaan mogelijk nog langer te maken). Het is dus duidelijk dat de plicht tot geloof een bekend aspect van de gereformeerde leer is voorafgaand aan de Dordtse Synode.Perkins verdedigt de plicht tot geloof tegen bezwarenWilliam Perkins wordt wel de invloedrijkste puriteinse theoloog genoemd. [8]Spijker, W. van ’t, R. Bisschop, en W. J. op ’t Hof. Het puritanisme: geschiedenis, theologie en invloed (Zoetermeer: Boekencentrum, 2001), 379. Daarom is het goed om wat dieper in te gaan op Perkins visie op de plicht tot geloof, ook met het oog op het volgende hoofdstuk, waarin ik beschrijf hoe de puriteinen in Engeland dachten over het aanbod van genade.Perkins stelt de vraag naar de plicht tot geloof heel letterlijk aan de orde: ‘Wordt rechtvaardigend geloof geboden in de wet?’ Ja, antwoordt hij, echter niet in de wet van de werken (de morele wet), maar in de wet van het geloof (het Evangelie, zie Rom. 3:27). [9]William Perkins, A Golden Chain or The description of Theology, Hand-typed, formatted, corrected, modernized, and annotated by William H. Gross www.onthewing.org March 2019 (Cambridge, UK: John Legate, 1600), 127. Wat moet je dan geloven? Perkins legt uit:Wat een mens zeker moet geloven, kan hij ook zeker weten zonder speciale openbaring. En elke gelovige moet geloven dat hij uitverkoren is. Het is Gods gebod dat wij in Christus geloven, 1 Joh. 3:23. Nu is in Christus geloven niet alleen geloven dat wij door Hem aangenomen, gerechtvaardigd en verlost zijn, maar ook dat wij van eeuwigheid in Hem uitverkoren zijn. [10]‘That which a man must certainly believe, he may also certainly know without special revelation. And every faithful man must believe that he is elected. It is God’s commandment that we should believe in Christ, 1 Joh. 3:23. Now, to believe in Christ is not only to believe that we are adopted, justified, and redeemed by Him; but also elected from eternity in Him.’ Perkins, 169.We zien hier dezelfde lijn als bij Zanchi: de mens is verplicht te geloven dat hij uitverkoren is.Dit betekent echter niet dat Perkins een vrije wil leert. Sommige mensen concluderen op basis van Gods geboden om te geloven, te gehoorzamen en ons te bekeren dat we dus een vrije wil hebben om deze dingen te doen. Dat zagen we al bij Erasmus. Perkins antwoordt hierop dat dit soort Bijbelteksten niet laten zien wat we kunnen doen, maar wat we behoren te doen. Ze ontdekken ons aan onze zwakheid in wat wij niet kunnen. Hij beschouwt deze teksten als instrumenten van de Heilige Geest waarmee Hij degenen die behouden zullen worden, vernieuwt en bekeert. Evenmin kunnen we zeggen dat God geen onmogelijke dingen mag of zal vragen. Want God gebiedt deze dingen niet aan onschuldigen, maar aan mensen die door eigen schuld in Adam gevallen zijn. [11]‘Objection 2: God gives many precepts by which we are commanded to repent, believe, obey God, etc. Therefore, to do these we have free-will. Answer: 1st. Such places do not show us what we can do, but what we should do, and our weakness in what we cannot do. Nor do they show what men can do, but what men should do. 2nd. They are instruments of the Holy Ghost, by which He renews and converts those who shall be saved. Objection in reply: In commanding these, God does not require impossible things. Answer: He does not indeed command these to men in their innocence, but now He does to all those who fell in Adam; and that is by their own fault, not God’s.’ Perkins, A Golden Chain, 160.Hoe hangt dit samen met de uitverkiezing? Is het niet oneerlijk van God als Hij iedereen beveelt te geloven en tegelijkertijd niet iedereen de mogelijkheid daartoe geeft? Perkins noemt drie redenen waarom dit niet oneerlijk is: [12]William Perkins, A Christian and Plain Treatise of the Manner and Order of Predestination, Gedigitaliseerde versie obv 1605 editie (Monergism Books , 2020), 49-50.God openbaart in Zijn geboden en beloften niet alles wat Hij heeft besloten, maar slechts gedeeltelijk, voor zover Hij dat nuttig acht voor de zaligheid van de uitverkorenen en Zijn regering over allen. Door Zijn geboden toont Hij wat Hem behaagt en wat Hij wil dat wij voor Hem doen, niet wat Hij zal doen aan of in ons.Gods geopenbaarde wil is nooit in strijd met de wil van Zijn welbehagen of met Zijn besluit. Soms lijken ze wel tegenstrijdig, maar dat is vanuit ons menselijke gezichtspunt. God gebood Jesaja om Hizkia zijn dood aan te zeggen (Jesaja 38). Hij waarschuwde de Ninevieten dat hun stad binnen veertig dagen zou worden verwoest (Jona 3:4). Toch had Hij besloten geen van beide uit te voeren. De menselijke wil van Christus verlangde in zekere zin van Zijn doodsstrijd te worden verlost (Mattheüs 26:39), maar Zijn goddelijke wil verlangde dat niet. Abraham bad zonder twijfel door goddelijke inspiratie (Genesis 18) en dus met geloof dat de Sodomieten gespaard mochten blijven. Toch wist hij dat zij in Gods besluit tot vernietiging waren bestemd.Jij eist van je schuldenaar dat hij zijn schuld betaalt, hoewel je hem daar niet toe in staat stelt. Waarom zou God dan niet om rechtvaardige redenen kunnen bevelen wat Hij Zelf niet zal bewerken?Een laatste bezwaar waar Perkins op ingaat, komt vanuit de arminiaanse hoek. Een arminiaan gebruikt de plicht tot geloof als een argument voor de algemene verzoening en zegt:Datgene wat iedereen verplicht is te geloven, is waar. Maar iedereen is verplicht te geloven dat hij daadwerkelijk door Christus is verlost. Dus is het duidelijk dat iedereen, zelfs de verworpene, daadwerkelijk door de dood van Christus is verlost. [13]Perkins, 92.In antwoord hierop spreekt Perkins meer in detail over Gods wil en onze plicht tot geloof. Als eerste maakt hij onderscheid tussen iets wat waar is overeenkomstig Gods bedoeling en iets wat waar is volgens de uitkomst. Jona predikte en was dus verplicht te geloven: ‘Nog veertig dagen en Ninevé zal worden verwoest.’ Dit was echter niet waar volgens de uitkomst. Vervolgens maakt Perkins onderscheid tussen een bevel van gehoorzaamheid en een bevel van beproeving. Er is het bevel van gehoorzaamheid, waarvan God wil dat het door iedereen wordt uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan zijn de Tien Geboden. Er is ook een bevel van beproeving, zoals het gebod om Izak te offeren (Genesis 22:2), waarbij God niet de daad zelf wil, maar slechts het tonen van gehoorzaamheid. [14]Perkins, 92-93. Vervolgens concludeert Perkins:Daarom mogen we niet zeggen dat God met de mens spot als Hij door het gepredikte Woord uiterlijk degenen roept die Hij niet wil behouden. Want op deze manier toont Hij hun de rijkdom van Zijn genade en verklaart Hij dat ze door hun eigen schuld verloren gaan, omdat ze de aangeboden zaligheid niet willen aannemen. Maar, zult u zeggen, dat kunnen ze niet. Dat geef ik toe, maar dat onvermogen waarmee ze het niet kunnen, is vrijwillig en aangeboren, niet door God ingeplant. Daarom kan het niet worden verontschuldigd. [15]‘And therefore God must not be said to mock men if by the word preached He do outwardly call those whom He will not have to be saved, for by this means He shows to them the riches of His grace and declares that they perish by their own fault, because they will not receive salvation offered. But you will say they cannot. I confess as much, but that inability whereby they cannot is voluntary and born together with us, not infused into us by God; and therefore it cannot be excused.’ Perkins, 93.Perkins probeert zo ver mogelijk te gaan in de uitleg van de schijnbare tegenstrijdigheid van het geloof, dat tegelijk een plicht en een gave is. Uiteindelijk brengt dit hem tot de uitspraak dat wat iedereen verplicht is te geloven (namelijk: ik ben uitverkoren) waar is, tenzij iemand door zijn eigen ongeloof zichzelf belemmert. Dit doet de verworpene door zijn aangeboren ongeloof. Helemaal logisch sluitend is deze uitleg niet te maken. Arminius reageert er dan ook uitvoerig op.Arminius wil een logisch kloppend systeemZoals we eerder zagen, wil Arminius de geloofswaarheden tot een logisch kloppend systeem maken. Dit geldt ook voor de plicht tot geloof. Arminius reageert uitgebreid op Perkins boek A Christian and plaine Treatise of the manner and Order of Predestination in zijn Examen Modestum Libelli, dat het basisdocument van het arminianisme wordt. [16]Jonathan D. Moore, English Hypothetical Universalism – John Preston and the Softening of Reformed Theology (Cambridge, UK: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 2007), 30-31; Mouthaan, Belofte en Bevel, 105.Volgens Arminius kan niemand vanwege zijn ongeloof worden verdoemd als hij het niet verplicht was te geloven. Hij vindt het kinderachtig dat Perkins onderscheid maakt tussen bedoeling en uitkomst. Als de mogelijkheid tot de uitkomst er niet is, kan de verplichting er ook niet zijn. Met andere woorden: als een verworpene onmogelijk kan geloven en nooit verlost kan worden, kan God hem ook niet verplichten te geloven. Op basis van deze redenering draait Arminius de zaak om en zegt: omdat iedereen verplicht is te geloven dat Christus voor hem is gestorven, is Christus dus daadwerkelijk voor iedereen gestorven en heeft Hij voor iedereen verzoening met God aangebracht. [17]Zie: Mouthaan, Belofte en Bevel, 105-8. Zoals we eerder zagen, leert Arminius de algemene verzoening en zegt hij dat ieder mens een vorm van genade ontvangt waardoor we de kracht krijgen om zelf te geloven.Omdat Arminius de leer van Perkins op dit punt zo uitvoerig weerlegt, komt de plicht tot geloof nadrukkelijk onder de aandacht in de eerste helft van de 17e eeuw. Dat roept de vraag op: hoe wordt er op de Dordtse Synode gesproken over de plicht tot geloof en hoe zien we dat terug in de Dordtse Leerregels?De Dordtse Leerregels over de plicht tot geloofHet kernartikel in de Dordtse Leerregels dat het aanbod van genade verbindt met de plicht tot geloof is DL II.5:Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof. [18]Dordtse Leerregels II.5.Hier komen verschillende lijnen terug die we opmerkten bij de theologen in de 16e eeuw:De belofte van het Evangelie wordt verbonden met de voorwaarde van geloof.Het Evangelie moet aan iedereen worden bekendgemaakt. Het aanbod van genade is algemeen.Dit aanbod van genade gaat samen met de plicht om te geloven.Het aanbod van genade is niet vrijblijvendOok in andere artikelen komt duidelijk naar voren dat het aanbod van genade niet vrijblijvend is. DL II.6 benadrukt dat mensen in ongeloof verloren gaan door hun eigen schuld. [19]‘Doch dat velen, door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, maar in ongeloof vergaan, zulks geschiedt niet door gebrek of ongenoegzaamheid van de offerande van Christus, aan het kruis geofferd, maar door hun eigen schuld.’ Dordtse Leerregels II.6. Ook DL I.5 zegt dat de schuld van het ongeloof in de mens ligt, niet in God. [20]‘De oorzaak of schuld van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in den mens. Maar het geloof in Jezus Christus, en de zaligheid door Hem, is een genadige gave Gods; gelijk geschreven is: Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave (Ef. 2:8). Insgelijks: Het is u gegeven in Christus te geloven (Filipp. 1:29).’ Dordtse Leerregels I.5. Beide artikelen verwijzen naar Hebr. 4:6, waar de Bijbel spreekt over ‘ongehoorzaamheid’ als reden dat sommigen niet ingaan in de rust. Ook de bewijstekst 1 Petr. 2:8 wijst op ongehoorzaamheid aan het Woord.Ten slotte wijst DL III/IV.9 opnieuw heel letterlijk op de verantwoordelijkheid van ieder die het Evangelie hoort. Dat mensen niet bekeerd worden, ‘daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept’. God biedt Christus aan in het Evangelie en iedereen heeft de plicht om te geloven, om Christus aan te nemen. De Dordtse Leerregels spreken in elk hoofdstuk met twee woorden: ze leren voluit de plicht van de mens en tegelijkertijd wijzen ze voortdurend op het eenzijdige genadewerk van God.Eensgezindheid over de plicht tot geloofUit de Acta van de Dordtse Synode blijkt dat er weinig verschil was in de opvattingen van de gedelegeerden over de plicht tot geloof. Het wordt vrijwel niet als een apart thema benoemd. Maar als het gaat over de roeping, [21]Zie bijvoorbeeld: ‘De waardigheid en kracht des lijdens, des stervens en der verdienste Christi, is zodanig, dat ze in zich zelve en uit hare natuur overvloediglijk genoegzaam is, om uit te doen en weg te nemen alle zonden van alle menschen, en om te verkrijgen en te geven allen en een ieder mensch de verzoening met God, genade, gerechtigheid en het eeuwige leven. En derhalve wordt onze Heere Jezus Christus niet alleen enigen zekeren personen, of die alleen zalig zullen worden door de predikatie des Evangelies, als een medicijn der zonde en des doods voorgesteld en aangeboden, maar zonder onderscheid den uitverkorenen en verworpenen; en tot zijne mededeling of genieting, en eeuwige zaligheid, die door dezelve te verkrijgen is, worden allen in ’t gemeen en een ieder genodigd; allen en een ieder wordt geboden, oprecht en ernstiglijk in Christus te geloven, en in Hem te leven, en tot de kennis der waarheid te komen; en die niet geloven in den naam des Zoons Gods, worden rechtvaardiglijk verdoemd.’ Acta, 451-452 (Bremen, Henricus Iselburg). Ook: ‘In deze roeping moeten deze dingen onderscheiden worden: de verhaling der geschiedenis van Christus; het bevel van te geloven; het verbod des ongeloofs; de belofte des eeuwigen levens, den gelovigen gedaan; de bedreiging der verdoemenis tegen de ongelovigen. En de uitgang dezer roeping, zo iemand niet gelooft, is der verdoemenis onderworpen, en met name om deze oorzaak, omdat hij niet gelooft in den naam des eengeboren Zoons Gods, Joh. 3:18.’ Acta, 446 (Bremen, Matthias Martinius). het aanbod van genade [22]‘Daarom wordt ook den uitverkorenen en verworpenen het woord des Evangelies van den gekruisten Christus Jezus gepredikt, en allen mensen wordt geboden in Hem te geloven, met deze beloftenis, dat alle in Hem gelovenden verzoening met God, vergeving der zonden, en gerechtigheid verkrijgen, en eeuwiglijk zalig worden.’ Acta of Handelingen der Nationale Synode Dordrecht 1618-1619, 1883 (digitale versie), 431 (Hessen). en de zonde van het ongeloof [23]‘Want deze gaan verloren, niet door de schuld Christi, maar door hun eigen schuld; wanneer zij door hun ongelovigheid de weldaden Christi, in het Evangelie aangeboden, verwerpen. (…) Voorts, de uitverkorenen alleen zijn simpelijk gehouden te geloven, dat Christus voor hen gestorven is; omdat inderdaad de weldaad Christi tot hen vloeit, opdat zij uit Hem de zaligheid verkrijgen, Joh. 3:15-18; Rom. 10:11. Maar de verworpenen zijn gehouden te geloven, dat de verdienste Christi van zo grote waarde is, dat het hun ook zou kunnen voordelig zijn, en, zo zij het Evangelie geloofden en boete deden, in der eeuwigheid voordelig wezen zoude.’ Acta, 442 (Nassau). wordt telkens als vanzelfsprekend de plicht tot geloof genoemd. Het woord ‘bevel’ in DL II.5 is dus een bewuste keuze. Ze benadrukken wél dat een plicht of bevel tot geloof niet betekent dat de mens dit zelf kan. Evangelische bevelen zullen alleen effect hebben als de Heilige Geest in mensen werkt. [24]‘Wij zeggen, dat niet alleenlijk des menschen verstand, in de kennis van het bovennatuurlijke goed, blind, ja de duisternis zelve is, maar ook, dat de wil tot het goede, hoewel van het verstand aangewezen, dood is, tot kwaad genegen en verkeerd is, tenzij dat hij ook zelf van den H. Geest genezen en levend gemaakt wordt. Derhalve ontkennen wij ook, dat de menschelijke wil, door de Evangelische bevelen, aanradende vermaningen, grote beloften der hoogste goederen, of daartegenover, door afmaningen en dreigementen, heilzamelijk bewogen, of krachtiglijk gedreven kan worden, tenzij dat de H. Geest den wil, of op ordinaire wijze, of op extraordinaire wijze, door zijne genadige en krachtige werking wederbaart. Daarenboven, gemerkt door dezelfde beloften of dreigementen verscheidenen verscheidenlijk bewogen worden, zo staan wij geenszins toe, dat de H. Geest allen, die aanhoren, gelijke genade mededeelt. Want het Evangelie is dezen een reuke des levens ten leven, genen eene reuke des doods ten doode.’ Acta, 491 (Zwitserland). Maar: wat God beveelt, dat belooft Hij ook! [25]‘De voorwaarden des Nieuwen Verbonds zijn niet alleenlijk geboden, maar ook beloofd. Alzo namelijk, dat God, de auteur des genadigen verbonds, beloofd heeft, dat Hij het geloof en de boetvaardigheid, die Hij van zijne bondgenoten vereist, wil geven, en hetgeen Hij belooft, datzelve doet Hij ook.’ Acta, 463 (Embden).Reactie op de remonstranten over de plicht tot geloofAan twee stukken in de acta van de Dordtse Synode wil ik wat meer aandacht schenken. Als eerste de bijdrage van de gedelegeerden van de Palts, die als enigen expliciet ingaan op de discussie met de remonstranten rondom de plicht van het geloof. De klacht van de remonstranten dat het gebod van het geloof wordt verzwakt als er niet wordt geleerd dat Christus voor iedereen is gestorven en alle weldaden heeft verworven, is volgens hen niet terecht. We moeten deze twee zaken niet tegen elkaar uitspelen, maar ze beide laten staan. God beveelt iedereen te geloven, terwijl Hij de verdienste van Christus alleen aan de uitverkorenen toepast. De Heilige Geest werkt zowel het geloof als de toe-eigening door de prediking van het Woord. [26]‘En zonder oorzaak klagen en lasteren de Remonstranten, dat het gebod des geloofs verzwakt, en de gehoorzaamheid van dien te niet gemaakt wordt, wanneer de verwerving der weldaden Christi, en de toe-eigening derzelve gezegd worden even breed te wezen. Want de toe-eigening van Gods zijde geschiedt door den H. Geest, dewelke krachtig is in de uitverkorenen tot geloof en bekering; van onze zijde door het geloof, waardoor wij Christus ontvangen met de schatten der zaligmakende genade, en met Hem, als leden met het Hoofd, verenigd worden. Beide wordt door den dienst des Woords volbracht in de uitverkorenen, hetwelke ene kracht Gods is ter zaligheid allen, die geloven, Rom. 1:16. Beide werkt de H. Geest door het Evangelie, wanneer Hij met bevelen ons port, met beloften aanlokt en met dreigementen verschrikt. Hoe schamen zij zich dan niet met het bevel des geloofs in Christus, en de gehoorzaamheid dezes gebods te stellen, tegen ’tzij de verwerving of de toe-eigening?’ Acta, 429 (De Palts).Gelderland over het aanbod van genadeIn de tweede plaats lijkt het erop dat alleen de gedelegeerden van Gelderland niet het algemeen aanbod van genade en de plicht tot geloof leren. God roept niet iedereen tot de zaligheid, menen ze. Hij roept alleen die mensen tot de zaligheid van wie Hij ook heeft besloten om ze te geven wat nodig is om zich te bekeren en te geloven. [27]‘Daaruit besluiten wij dan: nademaal God aan alle geroepenen niet geeft hetgeen hun nodig is, dat zij bekeren en geloven (doch Hij zoude het geven, indien Hij het wilde geven), dat Hij derhalve niet aan alle geroepenen de zaligheid wil mededelen, en diensvolgens, dat Hij ook niet allen ter zaligheid roept, die uiterlijk geroepen worden. Ja, nademaal God die allen ter zaligheid roept, die Hij zelfs roept, dat derhalve die van God niet geroepen worden, zovelen als er niet ter zaligheid geroepen worden, dat is, diegenen, aan dewelken God niet wil geven hetgeen hunlieden nodig is, dat zij zich bekeren en geloven. (…) Wat ons aangaat, wij zullen ontkennen, dat God geveinsdelijk handelt, dewijl Hij ter zaligheid niemand roept, dan diegenen, aan dewelken Hij voorgenomen heeft dezelve mede te delen, en tegelijk ook hem te geven, hetgeen hem nodig is, opdat hij zich bekere en gelove. En op deze wijze behoudt de roeping hare waardigheid, en hare plaats; want die Hij gepraedestineerd heeft, dezelven heeft Hij ook geroepen; Rom. 8:30.’ Acta, 777-778 (Gelderland). De Gelderse afgevaardigden zeggen dat ze niet alle mensen, zonder onderscheid, bevelen in Christus te geloven. [28]‘Derhalve, hierom geschiedt het, dat wij niet alle mensen zonder onderscheid bevelen, dat ze in Christus zullen geloven, hoewel wij nochtans dit gestadelijk hen indrukken, dat ze tot het eeuwige leven niet kunnen ingaan, noch ook van de zonden, den toorn Gods, en de verdoemenis verlost worden, anders dan door Christus.’ Acta, 709 (Gelderland). Toch ondertekenen ze de Dordtse Leerregels. Hoe zit dat?De afgevaardigden uit Gelderland lijken te worstelen met de definities van de roeping en het aanbod van genade. Als ze over de roeping spreken, noemen ze dat de ‘roeping ter zaligheid’. God roept niet iedereen tot de zaligheid (de bestemming), want dan zou iedereen zalig worden. God roept wel iedereen tot het geloof (het middel). Als het gaat over het aanbod van genade, zeggen ze dat de ‘weldaden, die door den dood van Christus verkregen zijn’ niet aan iedereen worden aangeboden. [29]‘Evenwel niettemin nochtans, zo is het enigerlei genade, geroepen te worden tot de bekering, maar het is niet de Evangelische genade; want deze wordt alleen in Christus, en alleen om Christus aangeboden, en dat altijd met een voorgesteld oogmerk en voornemen der eeuwige zaligheid (gelijk wij in het eerste Artikel bewezen hebben), en daarom heeft ook dezelve Christus niet volstrektelijk voor een fondament. Overzulks zo blijkt hieruit, dat er kwalijk gezegd wordt, dat de genade des Evangelies algemeen zij, dat is, dat de weldaden, die door den dood van Christus verkregen zijn voor allen en een iegelijk, aan dewelken de predikatie gedaan wordt, aangeboden worden.’ Acta, 710 (Gelderland). Ze zijn dus tegen een algemeen aanbod van genade indien daarmee het in-bezit-stellen van de genade wordt bedoeld; ze zijn niet tegen een algemeen aanbieden van Christus als de mogelijkheid tot zaligheid. Daarom kunnen ze de Dordtse Leerregels, die het aanbod van genade voluit leren, toch van harte ondertekenen.Gelderland over de plicht tot geloofWe zien dit ook wanneer het bevel tot geloof in de Acta aan de orde komt. Dan lijken de Gelderse afgevaardigden zich letterlijk uit te spreken tegen de plicht tot geloof:Derhalve, hierom geschiedt het, dat wij niet alle mensen zonder onderscheid bevelen, dat ze in Christus zullen geloven, hoewel wij nochtans dit gestadelijk hen indrukken, dat ze tot het eeuwige leven niet kunnen ingaan, noch ook van de zonden, den toorn Gods, en de verdoemenis verlost worden, anders dan door Christus. Doch daarentusschen laten wij niet toe, dat iemand twijfele, of hij in Christus moet en mag geloven, en of Christus voor hem gestorven zij. Want wij zeggen, dat allen en een ieder ware boetvaardige bevolen is, dat zij tot Christus komen, dat is, in Hem geloven, en beloven hunlieden een zekere rust, verlichting, vergeving der zonden, en alle goedgunstige weldadigheid des hemelsen Vaders. [30]Acta, 709 (Gelderland).Ze bevelen niet iedereen om in Christus te geloven, maar tegelijk moet niemand eraan twijfelen dat hij in Christus moet en mag geloven. Ware boetvaardigen worden bevolen om in Christus te geloven. De Gelderse afgevaardigden lijken voorzichtig te zijn met de oproep tot geloof als deze niet samengaat met berouw en bekering. Iets verderop zeggen ze namelijk: ‘Den Zoon te gehoorzamen is niet alleen te geloven in den Zoon, maar ook zich te bekeren. Want dit beide beveelt de Zoon.’ Ze benadrukken dat de bekering als eerste bevolen wordt, en dat daarna degenen die zich bekeren wordt bevolen te geloven. [31]‘En dit laatste is eer dan het andere, Dit beveelt Hij allen en een ieder (want alle en een ieder zijn ze schuldig aan de verbreking der wet), en dat andere beveelt Hij aan niemand anders dan aan diegenen, die het eerste nagekomen hebben. En dusverre kan het Evangelie gezegd worden, dat het aan allen en een ieder van diegenen verkondigd wordt, aan dewelken het Woord gepredikt wordt. Want de wet beveelt de boetvaardigheid niet, alhoewel de prediking der wet daartoe dient, opdat de mens, overtuigd zijnde van zijn zonden, en van den toom Gods tegen zichzelven, zich zou mogen en willen bekeren. Oneigenlijk nochtans wordt de leer van de bekering genaamd het Evangelie, dewijl dezelve noch het gehele Evangelie is, noch een deel ook zelfs van die dingen, dewelke daar zijn het oogmerk en het opzicht des geloofs, dewelke eigenlijk in het Evangelie begrepen worden.’ Acta, 709 (Gelderland). Aan deze manier van spreken kleeft het risico dat de hoorder denkt dat hij eerst echt berouw moet hebben voordat God hem tot geloven roept. Het aanbod van genade wordt dan voorwaardelijk. Zo zullen de Gelderse gedelegeerden het vermoedelijk niet hebben bedoeld, want juist voor overtuigde zondaren die oprecht berouw hebben, is het algemeen en onvoorwaardelijk aanbod van genade zo noodzakelijk!Niemand is uitgesloten van de plicht tot geloofSamengevat kunnen we dus zeggen dat de Dordtse Synode leert dat niemand wordt uitgesloten van het aanbod van genade en de daarbij behorende plicht om te geloven. Dit wordt gegrond op de algenoegzaamheid van het offer van Christus. Tegelijkertijd houden ze vast aan de uitverkiezing en het feit dat alleen de uitverkoren het geloof ontvangen en daadwerkelijk door het offer van Christus met God worden verzoend. De afgevaardigden van Hessen vatten het kernachtig samen:Want uit de Heilige Schrift hebben de rechtgevoelende Kerken tot nog toe geloofd en geleerd; al is het wel zo, dat de kracht en waardigheid van de dood van Christus zo groot is, dat zij genoegzaam is om allen en een ieder mens, al waren er meer dan duizend werelden, met God te verzoenen, en hun zonden te boeten, (welke ook de oorzaak is, waarom het Evangelie allen zonder onderscheid, verkorenen en verworpenen, gepredikt wordt, en hun allen geboden wordt in Christus te geloven, en dat de ongelovigen om hun ongelovigheid rechtvaardiglijk verdoemd worden); dat nochtans geenszins door dezelve voor alle mensen metterdaad de verlossing, verzoening, vergeving der zonden en het eeuwige leven verkregen of verworven is, zodat alle mensen ten eenenmaal gezegd kunnen worden met God verzoend, vrijgekocht te zijn, en het recht van de vergeving der zonden en des eeuwigen levens te hebben, door den dood zijns Zoons; maar dat Christus alle die weldaden door zijn lijden en sterven verkregen en verworven heeft voor zijne schapen alleen, of voor de uitverkorenen, die de Vader Hem gegeven heeft om te verlossen en eeuwiglijk zalig te maken, en dat hun, en niet anderen, die weldaden eigenlijk aangaan. [32]Acta, 431 (Hessen). Voetnoten (32) Tagged:Dordtse LeerregelsPlicht tot geloof Vorige Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels Volgende Conclusie: de Dordtse Leerregels en het aanbod van genade