Arminius en de remonstrantenJacobus Arminius leefde aan het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw (1560-1609). Hij was hoogleraar in Leiden en is bekend geworden vanwege de strijd tussen het arminianisme en het calvinisme die nog lang na zijn dood voortwoedde. Zelfs nu wordt de term ‘arminiaan’ of ‘remonstrant’ nog vaak gehoord. Door welke opvatting van Arminius is deze strijd ontstaan?In de basis is het verschil tussen Arminius en zijn collega Gomarus eenvoudig. Gomarus leert dat God mensen heeft uitverkoren die daardoor tijdens hun leven gaan geloven. Arminius draait het om en zegt dat God mensen heeft uitverkoren omdat Hij vooraf wist dat ze tijdens hun leven zouden gaan geloven (en in dat geloof zouden volharden). Arminius ontkent dus dat het geloof een gevolg van de verkiezing is en beschrijft het geloof als een voorwaarde die van tevoren door God is voorzien. [1]H.J. Selderhuis, Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis (Kampen: Uitgeverij Kok, 2006), 422. Dit standpunt heeft ook invloed op Arminius’ denken over de vrijheid van de wil.Arminius en de gebondenheid van de wilArminius volgt Augustinus en Calvijn op veel vlakken. Zo erkent hij de gebondenheid van de wil en benadrukt hij dat de natuurlijke mens dood is in de zonden en in een staat van morele onmacht leeft. [2]R.C. Sproul, Vrije wil en genade (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2008), 154. De wil van de mens is niet vrij om iets goed te doen en kan alleen worden vrijgemaakt door de Heilige Geest. Alleen Gods genade kan een mens zalig maken. Het punt waarop Arminius van de gereformeerde leer afwijkt, is dat deze genade volgens hem niet ‘onwederstandelijk’ is. Een mens moet instemmen met deze genade en kan dat dus ook niet doen. Genade is wel noodzakelijk, maar niet genoeg. Of, zoals Arminius het zegt:Genoegzame genade moet er noodzakelijk zijn. Maar deze genoegzame genade bereikt haar doel niet altijd, vanwege de fout van degene aan wie zij is gegeven. Als het anders zou zijn, zou Gods gerechtigheid niet verdedigd kunnen worden in het veroordelen van hen die niet geloven. [3]James Arminius, ‘Certain Articles to Be Diligently Examined and Weighed: Because Some Controversy Has Arisen Concerning Them among Even Those Who Profess the Reformed Religion’, in The Works of James Arminius, The London Edition, vol. 2 (London: Baker Book House, 1986), 721-722 (17.12); Geciteerd in: Sproul, Vrije wil en genade, 158.Arminius wil een logisch kloppend systeemArminius probeert dus tot een logisch kloppend systeem te komen. Hij meent dat het strijdig is met Gods rechtvaardigheid als Hij mensen veroordeelt aan wie Hij geen genade schenkt. Gods rechtvaardigheid blijft volgens Arminius alleen overeind als Hij Zijn genade aan alle mensen geeft en zij deze kunnen afwijzen. Uiteindelijk is zalig worden dus toch afhankelijk van de mens. Hoe strookt dit met Arminius’ uitspraak dat de wil niets goeds kan doen als deze niet is vrijgemaakt door de Heilige Geest? Arminius splitst de wedergeboorte in twee delen, de voorkomende of voorafgaande genade en de daadwerkelijke inwendige roeping door God. De voorafgaande genade herstelt de wil, zodat een mens een vrije wil heeft om te geloven of niet. Hierover zegt hij het volgende:In het eerste begin van zijn bekering, gedraagt de mens zichzelf geheel passief. Dat wil zeggen dat hij, hoewel hij door een actieve daad, dat is door het gevoel [sensu] besef heeft van de genade die hem roept, hij toch niets anders kan doen dan die ontvangen en ervaren. Maar als hij de genade voelt werken in zijn geest en hart en die voelt neigen, dan geeft hij zich er vrijwillig aan over, zodat hij op het zelfde moment in staat is zich van overgave te onthouden. [4]Arminius, ‘Certain Articles to Be Diligently Examined and Weighed’, 722 (17.17); Geciteerd in: Sproul, Vrije wil en genade, 161.Dit wordt ook wel omschreven met de termen voldoende en effectieve genade. De voldoende genade ontvangt iemand om te kunnen geloven, maar er is pas sprake van effectieve genade wanneer iemand metterdaad zal geloven. [5]Selderhuis, Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis, 422. Het kan dus zo zijn dat iemand wel de voldoende (of voorafgaande) genade ontvangt, maar niet daadwerkelijk gaat geloven en dus de genade afwijst. De genade is dan niet effectief.De leer van Arminius samengevatArminius lijkt dus op de schouders van Augustinus en Calvijn te staan omdat hij de gebondenheid van de wil en de totale onmacht van de mens benadrukt, maar door zijn constructie met voorafgaande genade draait zijn leer toch uit op een vrije keuze van de mens om Gods genade wel of niet aan te nemen. Hiermee staat Arminius eerder op de schouders van Erasmus. Sproul vat de leer van Arminius als volgt samen:Voorkomende genade stelt de mens dus in staat om Christus te aanvaarden, maar maakt hem niet noodzakelijk ook gewillig. De zondaar is nu in staat om te willen, maar hij is nog niet gewillig om het te doen. De mogelijkheid om te willen is het resultaat van een monergistisch, onweerstaanbaar werk van de Heilige Geest, maar het daadwerkelijk willen is het synergistisch werk van de zondaar, die meewerkt met Gods voorkomende genade. Genade geven is het werk van God alleen; de genade aannemen is het werk van de mens, die nu de macht heeft om daaraan mee te werken of niet mee te werken. [6]Sproul, Vrije wil en genade, 160.De RemonstrantieArminius overlijdt in 1609. Zijn volgers stellen drie maanden na zijn dood een ‘remonstrantie’ (vertoogschrift) op, die bestaat uit vijf artikelen en voor een groot gedeelte letterlijk overeenstemt met de kern van Arminius’ werk. [7]Selderhuis, Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis, 427. Deze Remonstrantie, die ervoor zorgt dat de aanhangers van Arminius de benaming ‘remonstranten’ krijgen, wordt in 1610 aangeboden aan de gedeputeerde Staten van Holland en West-Friesland. Dit leidt in 1618 tot de grote Synode van Dordrecht, met als resultaat de Dordtse Leerregels. Later in dit hoofdstuk zal ik de Dordtse Leerregels in detail bespreken, maar aangezien deze zijn opgesteld in reactie op de vijf artikelen van de Remonstrantie gaan we eerst deze vijf artikelen doornemen. Hier volgt nu eerst het volledige eerste artikel van de Remonstrantie:Remonstrantie artikel 1Dat God, door een eeuwig en onveranderlijk besluit in Jezus Christus Zijn Zoon, voor de grondlegging der wereld besloten heeft om uit het gevallen, zondige menselijke geslacht diegenen in Christus en om Christus’ wil en door Christus zalig te maken, die door de genade van de Heilige Geest, in Zijn Zoon Jezus Christus geloven en in dit geloof en in de gehoorzaamheid van het geloof, door dezelfde genade tot aan het einde toe zouden volharden en daarentegen de onbekeerlijken en de ongelovigen in de zonde en onder de toorn te laten en te verdoemen als vreemd van Christus, naar het woord van het heilig evangelie bij Johannes 3:36; Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.Dit eerste artikel gaat over de uitverkiezing, het besluit van God in de eeuwigheid, voordat de aarde was geschapen, over wie er zalig zullen worden. Deze verkiezing is volgens de remonstranten gebaseerd op de voorkennis van God. God weet alles en kent ook de toekomst. Daarom wist God al welke mensen tijdens hun leven zouden gaan geloven en in dat geloof zouden volharden. Dit zijn de mensen die God uitverkoren heeft. De uitverkiezing is dus gebaseerd op de vrije keuze van een mens om te gaan geloven, om Christus aan te nemen.Er staat wel heel duidelijk in dit artikel ‘die door de genade van de Heilige Geest’ geloven, maar we zagen al dat de mens volgens Arminius die genade kan tegenhouden. Dit komt in artikel 4 aan de orde. De uitverkiezing komt dus niet voort uit Gods welbehagen, maar is gebaseerd op het geloof en de volharding van mensen. Deze leer wordt ook wel de eigenschappen-predestinatie genoemd: God verkiest geen specifieke mensen, maar mensen met de eigenschap ‘geloof’. [8]E. Dekker, Rijker dan Midas – vrijheid, genade en predestinatie in de theologie van Jacobus Arminius (1559-1609) (Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 1993), 182-85, 215, 227; Geciteerd in: William den Boer, God’s Twofold Love: The Theology of Jacob Arminius (1559-1609) (Vandenhoeck & Ruprecht, 2010), 124.Remonstrantie artikel 2Dat in overeenstemming daarmee Jezus Christus, de Zaligmaker van de wereld, voor allen en voor ieder mens gestorven is, zo, dat Hij voor allen door de dood van het kruis de verzoening en de vergeving der zonden verworven heeft, echter zo, dat niemand deze vergeving der zonden metterdaad geniet, dan alleen de gelovigen, mede naar het woord van het evangelie van Johannes 3:16; Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. En in 1 Johannes 2:2; En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.In het tweede artikel belijden de remonstranten dat Christus gestorven is voor alle mensen. Christus heeft met Zijn lijden en sterven aan het kruis voor iedereen de verzoening en de vergeving van de zonden verdiend. Maar alleen als je dit gelooft, wordt je ook daadwerkelijk zalig. Dit wordt de leer van de algemene verzoening genoemd.Remonstrantie artikel 3Dat de mens het zaligmakende geloof van zichzelf niet heeft, en ook niet door de kracht van zijn wil, omdat hij in de stand van de afwijking en van de zonde, niets goeds, dat waarlijk goed is (zoals inzonderheid het zaligmakend geloof), uit en van zichzelf kan willen, denken of doen. Maar dat het nodig is, dat hij door God in Christus door de Heilige Geest herboren wordt en vernieuwd, in verstand, gevoel of wil en in alle krachten, opdat hij het ware goed recht moge verstaan, bedenken, willen, en volbrengen naar het woord van Christus in Johannes 15:5; Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.Het geloof dat nodig is om zalig te worden, zoals in artikel 2 beleden is, heeft een mens niet van zichzelf. Alleen God kan dit geven. De remonstranten belijden dus dat mensen alleen zalig worden door Gods genade.Remonstrantie artikel 4Dat deze genade van God is het begin, de voortgang en de voltooiing van alle goeds, ook zo ver, dat de wedergeboren mens zelf, zonder deze voorgaande of toekomende, opwekkende, volgende en medewerkende genade, noch het goede kan denken, willen of doen en ook geen enkele verzoeking ten kwade kan weerstaan. Zodat alle goede daden of werkingen die men maar bedenken kan, toegeschreven moeten worden aan de genade van God in Christus. Maar als het gaat om de manier van de werking van deze genade, deze is niet onwederstandelijk, want er staat van velen geschreven, dat zij de Heilige Geest wederstaan hebben, Handelingen 7 en elders op vele plaatsen.Artikel 4 bevestigt nog eens wat in artikel 3 is gezegd: alleen door Gods genade kan de mens iets goeds doen. Maar die genade kunnen we wel tegengehouden (wederstaan). Vanuit dit artikel wordt niet direct duidelijk hoe dit precies samen gaat, maar we moeten dit zien in het licht van Arminius’ theologie zoals zojuist omschreven. Arminius splitst de wedergeboorte in twee stukken: door Gods genade wordt de wil vernieuwd, waarna de wil de kracht heeft om een vrije keuze te maken om wel of niet te gaan geloven. Als God twee mensen dezelfde genade geeft, kan de ene persoon ervoor kiezen om te geloven, terwijl de ander de deur dichtdoet en deze genade negeert. Hoewel artikel 3 heel helder het sola gratia van de Reformatie leert, komen de remonstranten in artikel 4 dus toch uit bij het vrije wilsbesluit van de mens dat de doorslag geeft.Remonstrantie artikel 5Dat zij, die Jezus Christus door een waar geloof zijn ingelijfd en derhalve Zijn levendmakende Geest deelachtig zijn geworden, overvloedige kracht hebben om tegen de satan, de zonde, de wereld en hun eigen vlees te strijden en de overwinning te verkrijgen, welteverstaan: altijd door de bijstand van de Heilige Geest. En dat Jezus Christus hen door Zijn geest in alle verzoekingen bijstaat, de hand biedt en wanneer zij maar alleen ten strijde bereid zijn en Zijn hulp begeren en niet in gebreke blijven, staande houdt, zodat zij door geen list, noch door geweld van de satan verleid of uit de handen van Christus getrokken kunnen worden, naar het woord van Christus: Niemand zal ze uit Mijn hand rukken (Johannes 10:29). Maar of zij niet door nalatigheid het beginsel van hun wezen in Christus verlaten, de tegenwoordige wereld weer aannemen, van de heilige leer, die hun eenmaal is overgegeven afwijken, de goede consciëntie verliezen, de genade verwaarlozen, zou eerst nader uit de Heilige Schrift onderzocht moeten worden, voordat wij dit met volle verzekering van ons gemoed zouden kunnen leren.Het laatste artikel gaat over de volharding in het geloof. Wat de remonstranten hier belijden, is dat Christus de gelovige wil helpen en ook de kracht geeft om tegen alle verzoekingen te strijden, maar dat alleen doet als de gelovige daarom vraagt. Of iemand die wedergeboren is, toch nog van het geloof kan afvallen zodat hij uiteindelijk niet wordt behouden, is een vraag die men open laat en nog verder wil onderzoeken.Samenvatting RemonstrantieKort samengevat belijden de remonstranten in de vijf artikelen van de Remonstrantie het volgende:Eigenschappen-predestinatie: God kiest Zijn uitverkoren op basis van Zijn voorkennis over hun geloof.Algemene verzoening: Christus is voor iedereen gestorven. Als je dat gelooft, ben je gered.Genade alleen: alleen door Gods genade kun je geloven.Genade is weerstaanbaar: de vrijgemaakte wil van de mens beslist over geloof en kan ook beslissen Gods genade niet te aanvaarden.Volharding is onzeker: of gelovigen altijd zullen volharden, is een open vraag die verder onderzocht moet worden.We zien in de Remonstrantie dus terug wat we eerder zagen bij Arminius: enerzijds belijdt men dat alles genade is, terwijl men tegelijkertijd zegt dat de mens uiteindelijk beslist of hij die genade aanvaardt. Op basis van artikel 3 concluderen sommigen dat Arminius partij zou kiezen voor Luther in diens discussie met Erasmus. [9]Boer, God’s Twofold Love: The Theology of Jacob Arminius (1559-1609), 194, noot 64. Maar haalt artikel 4 dat niet weer onderuit? Waarom ‘wilde men telkens de menselijke factor als een aparte, nadrukkelijk van Gods genade onderscheiden element gehonoreerd zien’? [10]Boer, 194, noot 64.Arminius op de schouders van ErasmusZoals ik eerder in dit hoofdstuk al zei, lijkt het alsof Arminius op de schouders van Augustinus en Calvijn staat omdat hij de gebondenheid van de wil en de totale onmacht van de mens benadrukt. Maar door zijn constructie met voorafgaande genade draait het toch uit op de vrije keuze van de mens om Gods genade wel of niet aan te nemen. Hiermee staat Arminius eerder op de schouders van Erasmus. Dat hebben de contraremonstranten duidelijk gezien en als groot gevaar erkend.De Remonstrantie is redelijk beknopt en er zijn veel vragen te stellen over de precieze bedoeling van deze vijf artikelen. Die vragen zijn ook gesteld, maar er bleef veel verwarring over de precieze leer van de remonstranten. Tijdens de Dordtse Synode wilden de remonstranten zich niet verdedigen. [11]Selderhuis, Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis, 433. Nadat ze waren weggestuurd, ging de synode op hun publicaties reageren. Dat zien we terug in de verwerping van de dwalingen in de Dordtse Leerregels. Men merkte het gevaar van de leer van de remonstranten scherp op en verwoordde dat heel duidelijk in de Dordtse Leerregels, zoals we in het vervolg van dit hoofdstuk zullen zien. Voetnoten (11) Tagged:Algemene verzoeningArminianismeErasmusRemonstranten Vorige Van Reformatie naar Dordtse Synode Volgende De Dordtse Synode en de Dordtse Leerregels