Het aanbod van genade in de Dordtse LeerregelsWe hebben gezien dat de Dordtse Leerregels heel duidelijk zijn over de vrije wil en de uitverkiezing. We zagen ook dat ieder hoofdstuk begint in het diepdonkere dal van de zonden en de totale verdorvenheid van de mens. Wat echter opvalt, is dat de Dordtse Leerregels iedere keer voordat de leerstukken van de uitverkiezing (hoofdstuk 1), genade alleen voor de uitverkorenen (hoofdstuk 2) en wedergeboorte als eenzijdig Godswerk (hoofdstuk 3/4) aan de orde komen, eerst nadrukkelijk spreken over het aanbod van genade voor iedereen. Na de diepe duisternis wordt als eerste hét Licht aangeprezen!De blijde boodschap moet worden verkondigdHoofdstuk 1 schetst in artikel 1 de diepe verlorenheid van de mens en bezingt meteen daarna (DL I.2-4) Gods onbegrijpelijke liefde, die schittert in het zenden van Zijn Zoon. Het spoort Evangeliedienaren aan die blijde boodschap te verkondigen, opdat mensen tot geloof worden gebracht:Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil, en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, den Gekruisigde. Want hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Rom. 10:14-15).Die dit Evangelie niet geloven, op die blijft de toorn Gods. Maar die het aannemen, en den Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van den toorn Gods en van het verderf verlost, en met het eeuwige leven begiftigd. [1]Dordtse Leerregels I.2-4 .De grond voor het algemeen aanbod van genade in de Dordtse LeerregelsHoofdstuk 2 beschrijft in artikel 1 Gods rechtvaardige eis dat de zonden worden gestraft en spreekt direct daarna (DL II.2-3) over de Borg en de algenoegzaamheid van Zijn offer:Maar alzo wij zelven niet kunnen genoegdoen, en ons van den toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven, Die, opdat Hij voor ons zoude genoegdoen, voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is. [2]Dordtse Leerregels II.2.Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld. [3]Dordtse Leerregels II.3.Het offer van Christus is van oneindige waarde. Het is meer dan voldoende om de zonden van de hele wereld te verzoenen. Dordt zegt nadrukkelijk niet dat Christus voor de hele wereld gestorven is; er blijft een spanningsveld tussen de universele waarde van het offer van Christus en het feit dat dit offer alleen effectief is voor de uitverkorenen. Toch ligt voor Dordt in de algenoegzaamheid van Christus’ offer de grond voor het algemene aanbod van genade. De particuliere verzoening leidt dus niet tot inperking van het aanbod van genade.De definitie van het aanbod van genade in de Dordtse LeerregelsTegen de donkere achtergrond van artikel II.1 en op grond van de kracht van het offer van Christus zoals omschreven in II.3 benadrukt artikel II.5 dat de belofte van het Evangelie aan alle mensen moet worden verkondigd en voorgehouden:Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof. [4]Dordtse Leerregels II.5.Dit artikel is één van de beste omschrijvingen van het aanbod van genade. De Dordtse Leerregels gebruiken hier de woorden ‘verkondigd’ en ‘voorgesteld’. Verderop kiezen ze het woord ‘aangeboden’ (DL III/IV.9). De Dordtse Leerregels gaan dus ontspannen om met het gebruik van de woorden ‘aanbieden’, ‘verkondigen’ of ‘voorstellen’, maar zijn wel duidelijk over wat ze ermee bedoelen. Het is niet zomaar een suggestie of aanrading, maar een welmenende roepstem waarin Christus Zelf wordt aangeboden. [5]Zie bijvoorbeeld wat ds. Moerkerken hierover zegt: ‘Toch heeft het [verkeerd gebruik van het woord aanbieden] onze Dordtse vaderen er niet van weerhouden om dit woord “aanbieden” in hun Dordtse Leerregels rustig te gebruiken. Zij spreken er vrijmoedig over dat Christus in het Evangelie aangeboden wordt en – let wel – dan gaat het in dat verband niet over Gods kinderen, maar over degenen die verloren gaan. Het staat heel duidelijk in dat kader. Dus onze vaderen hebben niet vanwege dat “besmette” woord gezegd: we gebruiken het maar niet. Zij hebben het rustig gebruikt, maar gereformeerd en schriftuurlijk gevuld.’ A. Moerkerken, Zonder ons in ons (Houten: Den Hertog, 2019), 262. Ds. Moerkerken geeft eerlijk aan dat hij zelf het woord ‘aanbieden’ zelden of nooit gebruikt, omdat hij bang is dat dit de suggestie oproept dat je de genade die aangeboden wordt in eigen kracht kunt aannemen. Hij gebruikt liever het woord ‘verkondigen’. Maar, zegt hij, de Dordtse Leerregels gebruiken het woord ‘aanbieden’ wel, dus je mag het gerust gebruiken. Zie blz. 159.Volgens de Dordtse Leerregels is het aanbod van genade welmenendDat zien we terug in hoofdstuk 3/4, waar het aanbod van genade opnieuw nadrukkelijk aan de orde komt – voordat de wedergeboorte wordt uitgelegd, maar tegen de donkere achtergrond van de zonde zoals beschreven in de eerste vier artikelen. Nadat artikel 6 heeft benadrukt dat God mensen zalig maakt door de kracht van de Heilige Geest en het Evangelie van de Messias, volgen artikel 8 en 9:Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in Zijn Woord wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen, en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven.Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en Zelf ook, dien Hij roept, onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdelijk geloof wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad. [6]Dordtse Leerregels III/IV.8-9.Zo laten de Dordtse Leerregels er geen enkele twijfel over bestaan dat het aanbod van genade algemeen en welmenend is. God biedt Christus aan alle mensen aan, met de ernstige en welmenende oproep om tot Hem te komen en te geloven.Het aanbod van genade komt tot uitverkorenen én verworpenenIn de Acta van de Dordtse Synode zien we dat deze uitspraken volledig gebaseerd zijn op de Bijbel. De inbreng van de vier Nederlandse professoren Gomarus, Polyander, Thysius en Walleus vat het goed samen:En zulks is ook van de rechtgevoelenden nooit ontkend geweest, dat men aan het Christenvolk, en aan al degenen, die het Evangelie verkondigd wordt, dit rantsoen van Christus, als zodanig zonder onderscheid behoort te verkondigen, en in den naam van Christus aan te bieden, en datzelve ernstiglijk en volgens den raad des Vaders, God ondertussen zijn verborgen oordelen overlatende, die deze genade uitdeelt en toe-eigent, beide zo ver en zoveel Hij wil, en aan wie Hij wil.a) Hand. 13:38-39. Zo zij dan ulieden bekend, mannen broeders (hij spreekt tot de Joden, die ten meeste dele daarna ongelovigen zijn geworden), dat u door dezen (namelijk door Christus) vergeving der zonde verkondigd wordt. En van al hetgeen, waarvan gij in de wet van Mozes niet kon gerechtvaardigd worden, zal een iegelijk, die in Hem gelooft, door dezen gerechtvaardigd worden. 2 Kor. 5:20. Zo zijn wij dan gezanten uit Christus’ naam, alsof God door ons vermaande; zo bidden wij uit Christus’ naam: Wordt met God verzoend!b) Hand. 11:20-21. En daar waren sommigen van hen, Cyprische en Cyrenische mannen, die, te Antiochië gekomen zijnde, spraken tot de Grieken, en predikten het Evangelie van den Heere Jezus. En de hand des Heeren was met hen, en een groot getal werd gelovig, en bekeerden zich tot den Heere. 1 Kor. 3:6. Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt, maar God heeft den wasdom gegeven. Joh. 3:8. De Geest waait, waar Hij wil. 1 Kor. 12:3. Niemand kan zeggen, dat Jezus de Heere zij, dan door den Heilige Geest. [7]Acta of Handelingen der Nationale Synode Dordrecht 1618-1619, 1883 (digitale versie), 695 (Nederlandse Professoren).Zowel uitverkorenen als verworpenen wordt het Evangelie van de gekruisigde Christus Jezus gepredikt. [8]Acta, 431 (Hessen). ‘Daarom wordt ook den uitverkorenen en verworpenen het woord des Evangelies van den gekruisten Christus Jezus gepredikt, en allen mensen wordt geboden in Hem te geloven, met deze beloftenis, dat alle in Hem gelovenden verzoening met God, vergeving der zonden, en gerechtigheid verkrijgen, en eeuwiglijk zalig worden. (…) Want uit de H. Schriftuur hebben de rechtgevoelende Kerken tot nog toe geloofd en geleerd; al is het wel zo, dat de kracht en waardigheid van de dood van Christus zo groot is, dat zij genoegzaam is om allen en een ieder mens, al waren er meer dan duizend werelden, met God te verzoenen, en hunne zonden te boeten, (welke ook de oorzaak is, waarom het Evangelie allen zonder onderscheid, verkorenen en verworpenen, gepredikt wordt, en hun allen geboden wordt in Christus te geloven, en dat de ongelovigen om hunne ongelovigheid rechtvaardiglijk verdoemd worden).’ Acta, 446 (Bremen, Matthias Martinius). ‘De uitvoering dezer liefde tot de mensen blijkt in de uiterlijke roeping zonder onderscheid, dewelke den uitverkorenen en verworpenen wedervaart, hoewel God velen, naar de vrijheid zijner beschikking, nochtans altijd gans rechtvaardiglijk voorbijgaat. Deze uiterlijke roeping is gelegen in de predikatie des Evangelies, en bediening der Sacramenten.’ Acta, 451-452 (Bremen, Henricus Iselburg). ‘En derhalve wordt onze Heere Jezus Christus niet alleen enigen zekeren personen, of die alleen zalig zullen worden door de predikatie des Evangelies, als een medicijn der zonde en des doods voorgesteld en aangeboden, maar zonder onderscheid den uitverkorenen en verworpenen; en tot zijn mededeling of genieting, en eeuwige zaligheid, die door dezelve te verkrijgen is, worden allen in het algemeen en een ieder genodigd; allen en een ieder wordt geboden, oprecht en ernstiglijk in Christus te geloven, en in Hem te leven, en tot de kennis der waarheid te komen; Matt. 28:19, Gaat, leert alle volkeren, enz. hen leerende onderhouden al wat Ik u geboden heb. Die (God) wil, dat alle mensen zalig worden, en tot de kennis der waarheid komen, 1 Tim. 2:4.’ Alle mensen krijgen de opdracht om in Hem te geloven. Daarbij belooft God dat ieder die in Hem gelooft, verzoening met God, vergeving van de zonden, de gerechtigheid en de eeuwige zaligheid ontvangt.De reikwijdte van de verzoeningHoe formuleert een predikant deze opdracht en belofte in een preek? Dat gebeurt niet altijd op dezelfde manier. Ook tijdens de Dordtse Synode is hierover veel verschil van mening. Ds. C. den Boer schrijft in zijn boek over de Dordtse Leerregels:Het is misleidend om te zeggen: Christus is voor U allemaal, hoofd voor hoofd gestorven. Wij moeten ons dergelijke uitspraken, althans zonder behoorlijke uitleg, op de kansel niet veroorloven, omdat zij oppervlakkig en daarom misleidend zijn. In de Synode van Dordt bestond op dit punt nogal wat verschil van mening, althans van uitdrukkingswijze. Men noemde zelfs op een gegeven ogenblik de afgevaardigden van Bremen ‘der Remonstranten hoop’. Toch hebben alle afgevaardigden zich in de formulering van de Dordtse Leerregels (denk bijzonder aan artikel 2.5) kunnen vinden. Zij gingen uit van de overtuiging, dat Christus voor een mens, die nooit door ontdekkende genade aan de voeten van Hem terecht is gekomen, niet in die zin gestorven is, dat Hij diens schuld tot de Zijne heeft gemaakt en daadwerkelijk heeft verzoend. Maar zij hielden er tegelijk aan vast, dat Christus in iedere preek klaar staat om Zijn Zaligmakersarmen uit te breiden en elke zondaar een hartelijk welkom tot te roepen. En hoe vaak is het al bewezen, dat zulk een prediking de harten vertedert en stuk breekt?!’ [9]C. den Boer, Om ’t eeuwig welbehagen – verhandelingen over de Dordtse Leerregels (Utrecht: Uitgeverij De Banier, 1980), 99; Voor een goed overzicht van de standpunten over de reikwijdte van de verzoening op de Dordtse Synode zie: Paragraaf 6.3.5 in: J.M.D. De Heer, ‘De reikwijdte van de verzoening’, in Verzoening door voldoening, Semper Reformanda 3 (Apeldoorn: Uitgeverij De Banier, 2023), 268-72.We zien hier het verschil tussen de leer van de algemene verzoening, die zegt dat Christus voor iedereen is gestorven, en het algemene aanbod van genade, dat zegt dat Christus voor iedereen beschikbaar is. Hierover ontstaat makkelijk verwarring omdat deze formuleringen dicht bij elkaar liggen. Bovendien zijn er afgevaardigden op de Dordtse Synode die de leer van het Engelse hypothetisch universalisme aanhangen. [10]‘Het belangrijkste punt van discussie over dit artikel op de synode betrof interne meningsverschillen met betrekking tot hypothetisch universalisme, vooral vertegenwoordigd door John Davenant en Samuel Ward van de Britse delegatie, en door Martinius [Bremen]. Hoewel deze drie de effectiviteit van de verzoening voor de uitverkorenen onderschreven, wilden zij ook de universele betekenis van Christus’ dood benadrukken. Echter, sommige van hun formuleringen werden door velen als problematisch ervaren. Davenant hanteerde een dualistische visie op het genadeverbond. Hij stelde dat er een universeel verbond is, waarin vergeving, rechtvaardiging en eeuwig leven worden aangeboden aan alle mensen, zonder onderscheid en uitzondering, op voorwaarde van bekering en geloof in Christus. In deze zin is het verbond – en het offer van Christus dat daar centraal in staat – voorwaardelijk en wordt het in veel, zo niet de meeste gevallen, niet positief beantwoord. Het mist een intrinsieke effectiviteit. Tegelijkertijd belooft God echter onvoorwaardelijk verlossing, vergeving, rechtvaardiging en leven te schenken aan zijn uitverkorenen – in dit geval is de verzoening bedoeld voor de uitverkorenen en is deze intrinsiek effectief voor hen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, hoewel Carleton en Balcanquhall de gangbare gereformeerde opvattingen aanhingen, Davenants constructie uiteindelijk zijn weg vond in het rapport van de Britse delegatie, met name in de derde, vierde en vijfde affirmatieve stellingen. Het is onjuist om dit perspectief als pro-Remonstrants te bestempelen, aangezien het de intrinsieke effectiviteit van Christus’ dood voor de uitverkorenen handhaaft.’ Robert Letham, ‘Dort and Its Controversies’, Mid-America Journal of Theology 30 (2019), 12. Uiteindelijk heeft men elkaar gevonden in de formulering dat het offer van Christus van oneindige kracht en waarde is (DL II.3) en in de Bijbelse uitdrukking dat de belofte van het Evangelie – geloof in Christus en wordt behouden – tot iedereen komt (DL II.5). Het algemeen en welmenend aanbod van genade is gegrond op de algenoegzaamheid van het offer van Christus. [11]‘De dood van den Zone Gods en des menschen, het onbevlekte Lam Gods, onzen Heere Jezus Christus, is vervloekt en allerbitterst, en is in zichzelven een overvloedig, genoegzaam, en enig middel, om uit te wissen de zonden van allen en een ieder mens; welker zonden alle te zamen door denzelve ook metterdaad zouden uitgewist worden, aldien alle en een ieder mens denzelve met het ware geloof omhelsde. Derhalve, zo wordt dezelve ook aan allen, die door het Evangelie geroepen worden, zonder onderscheid aangeboden, om met het geloof omhelsd te worden. (…) Nu, zovelen als er verloren gaan, diezelven gaan verloren, niet door enige schuld Gods, of door enig gebrek van de verdienste van Christus; maar zij gaan verloren door hun eigen schuld, en worden rechtvaardiglijk verdoemd om hun zonden, zo om hun erfzonde, als om hun dadelijke zonden; aangaande de gerechtigheid van dit oordeel zal zelfs de consciëntie dergenen, die verloren gaan, getuigenis geven.’ Acta, 748 (Friesland).Alleen door het geloof kunnen we het aanbod van genade aannemenHet aanbod van genade komt volgens de Dordtse Leerregels dus tot iedereen die het Evangelie hoort. Maar alleen door het geloof zullen mensen ook daadwerkelijk de kracht van dit Evangelie ervaren:Want deze Evangelische stem blijft vast en algemeen: Die in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven, die den Zoon niet gelooft, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem, Joh. 3:18. Hoewel dan dit Goddelijk medicijn allen in het Evangelie voorgesteld wordt, Mar. 16:15; nochtans wordt geen kracht derzelve in de mensen gestort, tenzij dat er een toe-eigening geschiedt door het geloof in de Zoon van God, Joh. 3:36, en Joh. 8:24; Jes. 7:9. Even gelijk geen kracht van een drank in de zieke valt, tenzij hij naar de medicijnmeester luistert, en dat er een toe-eigening of inneming van het medicijn gedaan wordt. Welke gelijkenis wij zien, dat de Heilige Geest in deze zaak gebruikt heeft, Jes. 53:5; 1 Petr. 2:24. Derhalve is het buiten allen twijfel, dat de mensen, en die alleen, de kracht van de dood van Christus, dat is, de verlossing, de verzoening met God, de vergeving der zonden, gerechtigheid en eeuwige zaligheid genieten, die deze weldaden, in het Evangelie aangeboden, met waar geloof aannemen. (…) En de conditie des geloofs wordt daar bij gedaan, niet dat wij om datzelve, maar door datzelve, van God om niet geschonken, zalig worden. [12]Acta, 440 (Zwitserland).We kunnen het aanbod van genade dus alleen aannemen door het geloof. Dat geloof is een geschenk. God werkt het door Zijn Heilige Geest. Die Geest werkt juist ook als het Evangelie wordt verkondigd, zoals de Bijbel ons laat zien:Jes. 59, Dit is mijn verbond met hen, zegt de Heere, mijn Geest, die in u is, en mijn woorden, die Ik in uwen mond gelegd heb, zullen van uw mond niet wijken, spreekt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid. Hieruit blijkt, dat het Woord en de Geest onafscheidelijk uit de belofte Gods in den dienst des Woords te zamen gevoegd wordt. Hieruit is het, dat de dienaars des Nieuwen Testaments genoemd worden, Dienaars, niet der letter, maar des Geestes, niet der dodende letter, maar des levendmakenden Geestes, 2 Kor. 3:6. En de dienst des Evangelies wordt genoemd een bediening des Geestes, aldaar vers 8. Hieruit wordt het Evangelie genoemd een zaligmakende genade, Tit. 2:11; het woord der verzoening, 2 Kor. 5:19; Luk. 10:9,11. Als Christus de 70 discipelen uitzond, opdat zij het Evangelie zouden prediken, gebood Hij hun, dat zij den volkeren, dien zij hetzelve predikten, zouden zeggen: Het Koninkrijk der Hemelen is nabij gekomen, namelijk, omdat enige bovennatuurlijke genade dengenen was bediend, dien het Evangelie verkondigd is. [13]Acta, 421 (Groot-Brittannië).Een grote verantwoordelijkheid voor predikanten en hoordersKortom, we mogen het Evangelie en de Geest niet van elkaar scheiden (zie ook DL III/IV.17). Wat legt dit een grote verantwoordelijkheid bij de predikanten. Zij moeten en mogen verwachten dat de Geest Zich wil verbinden aan de verkondiging van het Evangelie. DL III/IV.17 zegt het zo: ‘Want door de vermaningen wordt de genade medegedeeld; en hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, Die in ons werkt, en Zijn werk gaat dan allerbest voort.’ [14]Dordtse Leerregels III/IV.17.Dit welmenende aanbod van genade legt ook een grote verantwoordelijkheid bij de hoorders. Als wij de zaligheid die God in het Evangelie aanbiedt verachten, verdienen we Zijn rechtvaardige straf. [15]Acta, 422 (Groot-Brittanië). ‘Hebr. 2:3, Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij zo grote zaligheid verzuimen? Om de wil van de verachting der zaligheid, in het Evangelie aangeboden, worden wij de rechtvaardige straf schuldig. Derhalve, zo wordt de zaligheid in het Evangelie aangeboden. Hebr. 4:12, Het Woord Gods is levend en krachtig, en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verscheiding der ziel, en ook des geestes, zenuwen en merg; en is een onderscheider der gedachten, en mening des harten. Hieruit blijkt, dat de kracht en werking des Woords zodanig is, dat het zich voegt tot in de binnenste delen des gemoeds, dat, gelijk het de ware gelovigen ten volle levend maakt, alzo den hardnekkigen zekerlijk een dodelijke wonde inslaat. Eindelijk, de Schriftuur dreigt zeer zware straffen diengenen, die de predikatie des Evangelies niet ontvangen, verzuimen en verachten; Matth. 10:15, Zo wie uw woorden niet hoort, het zal verdragelijker wezen voor het land van Sodom; Hebr. 6:4, Het is onmogelijk, dat degenen, die eens verlicht zijn geweest, en het goede Woord Gods gesmaakt hebben, enz.; Want de aarde, die den regen indrinkt, en doornen voort brengt, is nabij de verderving.’ God meent het als Hij ons roept. Dat mogen we niet naast ons neerleggen. Dat laat de Bijbel zien door middel van ernstige smekingen (2 Kor. 5:2), vermaningen (2 Kor. 6:1), bestraffingen (Gal. 1:6) en beloften (Openb. 3:3, 20). [16]Acta, 471 (Groot-Brittanië). ‘Uit de natuur der aangebodene weldaad, en uit Gods zeer klare Woord, moet men oordelen van die behulpselen der genade, die den mensen gegeven worden, maar niet uit het misbruik, of den uitgang. Dewijl dan het Evangelie uit zijn natuur de mensen roept tot boetvaardigheid en zaligheid, dewijl de opwekselen der Goddelijke genade ook daartoe strekken, zo moeten wij niet menen, dat God hier iets geveinsdelijk doet; dit bewijzen die ernstige en beweeglijke smekingen, 2 Kor. 5:2, Wij bidden u, in Christus’ naam: wordt met God verzoend. Vermaningen; 2 Kor. 6:1, Wij bidden u: hebt de genade Gods niet tevergeefs ontvangen. Bestraffingen, Gal. 1:6, Mij verwondert, dat gij; Hem zo haastelijk verlatende, die u in de genade Christus geroepen heeft; overgebracht wordt tot een ander Evangelie. Beloften, Openb. 3:3,20, Ziet Ik sta voor de deur en klop; zo wie mijn stem hoort, en de deur open doet, Ik zal tot hem komen, enz. Indien God niet alle degenen, die Hij met deze gave zijns Woords en Geestes verwaardigt, ernstelijk zou nodigen tot ernstige bekering, voorwaar, zo zou God sommigen, die Hij in naam zijns Zoons roept, bedriegen, en de boden der Evangelische beloften zouden van de geroepenen beschuldigd mogen worden, van valse getuigenis gegeven te hebben, en die tot de bekering geroepen zijn, en verzuimen te gehoorzamen, zouden te verontschuldigen wezen.’ ‘Er is een machtige aanbieding van Gods heil in de verkondiging van het Goddelijk Woord. Zij dwarrelt als een zachte sneeuw uit de hemel op ons neer. Maar helaas, hoe vaak bevriest ze ogenblikkelijk op de rots van ons harde hart. Ongeloof is de grootste zonde.’ [17]Boer, Om ’t eeuwig welbehagen, 106. Voetnoten (17) Tagged:Algemeen aanbodDordtse LeerregelsVerzoeningWelmenend aanbod Vorige Vrije wil en uitverkiezing in de Dordtse Leerregels Volgende De plicht tot geloof in de Dordtse Leerregels