Aanbod van Genade Aanbod van Genade
  • Boek
  • Blog
  • Tijdslijn
  • Trefwoorden
  • Bijbelteksten
  • Over deze website
Abonneren
Aanbod van Genade Aanbod van Genade
Abonneren
  • Boek
  • Blog
  • Tijdslijn
  • Trefwoorden
  • Bijbelteksten
  • Over deze website
  1. Home
  2. Aanbod van Genade
  3. Bijbelstudies: preken in de Bijbel
  4. Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6
Laatst bijgewerkt op 22 juli 2025

Aanbod van Genade

  • Folder icon closed Folder open iconWat is het aanbod van genade?
    • Aan wie wordt de genade aangeboden?
    • Aan welke voorwaarden moet je voldoen om dit aanbod te krijgen?
    • Waarom wordt de genade aangeboden?
    • Het algemeen, onvoorwaardelijk, welmenend aanbod van genade
    • De noodzaak van het aanbod van genade
    • De uitverkiezing en het werk van de Heilige Geest
    • Waarom is er zoveel discussie over het aanbod van genade?
  • Folder icon closed Folder open iconDe Reformatie en het aanbod van genade
    • Luther en de geknechte wil
    • Op de schouders van Augustinus
    • Calvijn over de vrije wil
    • De Bijbel en de Reformatie leren een eenzijdig werk van God
    • Het aanbod van genade bij Luther
    • Calvijn en het aanbod van genade
    • Theodorus Beza en de verhouding tussen uitverkiezing en aanbod van genade
    • Conclusie: de Reformatie en het aanbod van genade
  • Folder icon closed Folder open iconDe Dordtse Leerregels en de strijd met de remonstranten
    • Van Reformatie naar Dordtse Synode
    • Arminius en de remonstranten
    • De Dordtse Synode en de Dordtse Leerregels
    • Vrije wil en uitverkiezing in de Dordtse Leerregels
    • Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels
    • De plicht tot geloof in de Dordtse Leerregels
    • Conclusie: de Dordtse Leerregels en het aanbod van genade
  • Folder icon closed Folder open iconDe Westminster Assembly over het aanbod van genade
    • Historische context van het puritanisme: van Reformatie naar Westminster Assembly
    • Vroege puriteinse theologie
      • Perkins, de vader van het piëtistisch puritanisme
      • Ames en de systematisering van de theologie
      • De hartelijke theologie van Sibbes
      • Preston en het Engelse hypothetisch universalisme
      • Conclusie: het aanbod van genade in de vroege puriteinse theologie
    • De vergaderingen van de Westminster Assembly
    • Het aanbod van genade in de Westminster Confessie en Grote Catechismus
    • Het aanbod van genade in de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’
    • Conclusie: het aanbod van genade in de Westminster belijdenissen
  • Folder icon closed Folder open iconDe ‘Modern Question’: neonomianisme en hypercalvinisme in Engeland
    • Het antinomianisme: tegen menselijke werkzaamheden
    • Samuel Rutherford en de bereidwilligheid van Christus
    • Het neonomianisme: de nieuwe wet van de genade
    • Robert Traill verdedigt de protestantse leer van de rechtvaardiging
    • Herman Witsius en zijn poging om vrede te stichten
    • Het hypercalvinisme: geen aanbod van genade
      • Joseph Hussey en de start van het hypercalvinisme
      • De ‘Modern Question’: is het ieders plicht om te geloven?
      • Bij John Gill komt het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem
      • De Gospel Standard belijdenis van het hypercalvinisme
    • De gevaren van het hypercalvinisme
      • Andrew Fuller en zijn antwoord op de 'Modern Question'
      • Spurgeon tussen arminianisme en hypercalvinisme
    • Conclusie: hoe blijf je gereformeerd?
  • Folder icon closed Folder open iconDe ‘Marrow-controversy’: de strijd in Schotland
    • In ontwikkeling…
  • Folder icon closed Folder open iconDe Nadere Reformatie en het Aanbod van Genade
    • In ontwikkeling…
  • Folder icon closed Folder open iconBijbelstudies: preken in de Bijbel
    • Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6

Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6

Hoe gaat de Heere Jezus om met het spanningsveld tussen Gods soevereiniteit en onze verantwoordelijkheid? Wat kunnen we leren van Zijn preken en gesprekken? In dit artikel deel ik een Bijbelstudie over Johannes 6 om deze vragen te beantwoorden.

In Johannes 6 lezen we de bekende preek van de Heere Jezus over het Brood des levens. Hij is in gesprek met een grote groep mensen in de synagoge in Kapérnaüm (Joh. 6:59). [1]Joh. 6:59 zegt achteraf dat deze dialoog plaatsvond in de synagoge te Kapérnaüm. Er wordt niet gezegd vanaf welk vers men in de synagoge is. Sommige uitleggers zeggen vanaf Joh. 6:41, omdat vanaf daar niet meer gesproken wordt over de ‘schare’ maar over de ‘Joden’. Het is door de eenheid van de hele dialoog echter logischer om aan te nemen dat het hele gesprek plaatsvindt in de synagoge, dus vanaf Joh. 6:25. Zie D. A. Carson, The Gospel According to John (Leicester, England: Inter-Varsity Press [u.a.], 1991), 283; Matthew Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament (Utrecht: Uitgeverij De Banier, 1990), 2:591. Dit gesprek vindt plaats na de wonderlijke spijziging (Joh. 6:1-15). Dat wonder vormt de achtergrond voor het onderwijs dat Jezus hier geeft (je zou het een rede of preek kunnen noemen). De metafoor van het Brood des levens sluit er nauw bij aan.

De inhoud van Jezus’ preek (6:25-59)

De preek begint met de nieuwsgierige vraag van de Joden wanneer de Heere Jezus in Kapérnaüm is gekomen (Joh. 6:25). Jezus beantwoordt deze vraag niet, maar stelt hen direct schuldig. Ze hebben het wonder van de vermenigvuldiging van de broden en vissen gezien en beseffen dat dit iets bovennatuurlijks is. Ze concluderen dat Jezus een grote profeet is (Joh. 6:14). Wat ze echter niet begrijpen en geloven, is waar dit wonder op wijst, namelijk op het Evangelie en Jezus Zelf. De Joden zijn tevreden met de verzadiging van hun lichaam (Joh. 6:26), maar Jezus gaat hen vermanen dat ze niet zozeer bezig moeten zijn met dit tijdelijke leven, maar vooral met het eeuwige leven (Joh. 6:27).

De plicht tot geloof (6:28-29)

Wat moeten we dan doen (Joh. 6:28)? Geloven in de door God gezonden Zoon van God! (Joh. 6:29). Jezus legt hier nadrukkelijk de eis van geloof neer bij Zijn hoorders. De Statenvertaling verwijst naar 1 Johannes 3:23, waar we lezen dat het Gods gebod is om te geloven in Naam van Zijn Zoon Jezus Christus. Calvijn legt uit dat we de woorden ‘Dit is het werk Gods’ niet moeten opvatten alsof de Heere Jezus hiermee bedoelt dat het geloof een gave van God is. Het geloof is wel degelijk een gave van God (zie bijv. Joh. 6:44), maar in dit vers ligt de nadruk op iets anders. ‘Christus leert hier niet, wat God in ons werkt, maar wat Hij eist en wil.’ [2]Johannes Calvijn, Johannes, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 290. Calvijn voegt hier voor de duidelijkheid aan toe dat het geloof niet een verdienstelijk werk van de mens is. Het geloof stelt de mens ‘leeg en arm voor God opdat hij met Christus en Zijn genade vervuld zal worden’. [3]‘Het geloof trouwens brengt bij God niets aan, maar veeleer stelt het den mens ledig en arm voor God, opdat hij met Christus en zijn genade vervuld worde. Daarom is het zo te zeggen een lijdelijk (passief) werk, waaraan geen loon kan toegekend worden. En het brengt den mens geen andere gerechtigheid aan, dan die het van Christus ontvangt.’ Calvijn, 291.

Aanbod van genade (6:30-33)

De Joden antwoorden niet in geloof, maar eisen een teken. Je zou denken dat de wonderbare spijziging een duidelijk teken was. Dat hebben ze ook bevestigd (Joh. 6:14). Blijkbaar is dat toch niet genoeg voor hen. De Heere Jezus gaat nu een stap verder in Zijn preek. Hij eist niet alleen geloof, maar biedt ook Zijn genade aan. ‘Mijn Vader geeft u het ware Brood uit den hemel’ (Joh. 6:32). Calvijn meent dat Jezus hier als het ware zegt: ‘nu wordt u inderdaad het hemelse brood aangeboden’. [4]Calvijn, 294. In zijn commentaar op Johannes 6:48-50 verduidelijkt Calvijn dit. Hij zegt dat Christus Zich richt op Zijn hoorders die alleen maar uit zijn op tijdelijk voedsel. Toch nodigt Hij hen uit om te eten, want Hij zegt ‘opdat de mens daarvan ete en niet sterve’ (Joh. 6:48). Volgens Calvijn zegt Jezus hiermee dat Hij beschikbaar is voor iedereen die wil eten. [5]‘Maar wij hebben gezegd, dat Christus zijn rede hier inricht naar zijn hoorders, die slechts bedacht zijnde op de voeding van hun buik, niets hogers in het Manna zagen. Terecht dus zegt Hij, dat hun vaders gestorven zijn, d.w.z. degenen, die op dezelfde wijze op hun buik gesteld waren. En toch nodigt Hij hen om te eten, als Hij zegt, dat Hij gekomen is, opdat de mens ete. Want de uitdrukking betekent hetzelfde alsof Hij zeide, dat Hij voor allen ter beschikking zal staan, die slechts eten willen.’ Calvijn, 311-12.

Het geloof is een gave van God en toch worden hoorders gedrongen tot geloof (6:35-48)

De Joden begrijpen nog niet dat Jezus Zelf dit hemelse Brood is (Joh. 6:34). Daarom gaat de Heere Jezus dit nu expliciet uitleggen. Johannes 6:35-48 vormt een geheel dat begint en eindigt met de uitspraak ‘Ik ben het Brood des levens’. [6]Een zogenaamde inclusio. In de Bijbelwetenschap is inclusio een stijlmiddel dat lijkt op een refrein. Het wordt ook wel een omsluiting of haakjesstructuur genoemd. Dit houdt in dat aan het begin en aan het einde van een stuk tekst dezelfde woorden of ideeën worden benoemd. Carson, The Gospel According to John, 299. Enerzijds beweegt Jezus Zijn hoorders tot geloof; anderzijds geeft Hij aan dat we zonder Gods hulp nooit kunnen geloven. [7]Carson wijst erop dat dit gedeelte, maar ook het hele Evangelie van Johannes, heel duidelijk leert wat de moderne filosofie het ‘compatibilisme’ noemt. Gods soevereiniteit in de verlossing van mensen en de menselijke verantwoordelijkheid sluiten elkaar niet uit, maar staan voluit naast elkaar, ook al kunnen we dat niet helemaal begrijpen. Carson, 291; Zie voor een Bijbels-theologisch onderzoek naar dit onderwerp in het Oude Testament en het Evangelie van Johannes: D. A. Carson, Divine sovereignty and human responsibility – Biblical perspectives in tension, E-book (Eugene, Oregon: Wipf and Stock Publishers, 2002).

Jezus begint en eindigt dit gedeelte van Zijn preek met het aanbod van genade. Aanbod en belofte zijn als het ware de omlijsting van wat Hij in dit gedeelte uitlegt. Hij biedt Zichzelf aan als het Brood des levens (Joh. 6:35; Joh. 6:48). Dat aanbod komt tot alle hoorders, zelfs tot hen die niet aan hun zonden zijn ontdekt en niet willen begrijpen dat ze Jezus nodig hebben (Joh. 6:36). Jezus biedt Zich niet alleen aan, maar beweegt Zijn hoorders ook tot het geloof; Hij belooft hun het eeuwige leven (Joh. 6:35; Joh. 6:47). Wie gelooft (met andere woorden: eet en drinkt), zal nooit meer hongeren en dorsten (de Statenvertaling verwijst hierbij naar Jes. 55:1; Joh. 4:14; Joh. 7:37). Jezus smeekt Zijn hoorders als het ware tot Hem te komen (vergelijk 2 Kor. 5:20) en belooft niemand die komt weg te sturen (Joh. 6:37). Leg die grote zaligheid niet naast je neer! [8]Matthew Henry zegt over Joh. 6:37: ‘Hoe welkom moet dit woord dat ons een welkom bij Christus toeroept niet voor onze zielen zijn! De plicht die gevraagd wordt is een zuivere Evangelische plicht: om tot Christus te komen opdat wij door Hem tot God kunnen komen. Zijn heerlijkheid en Zijn liefde moeten ons tot Hem trekken. Besef van gemis of vrees voor gevaar moeten ons tot Hem uitdrijven; alles wat ons maar tot Christus kan brengen. De belofte is een zuivere Evangelische belofte: Ik zal geenszins uitwerpen. Er zijn hier twee negatieve zaken: Ik zal niet, neen, Ik zal niet. Hier wordt heel veel genade tot uitdrukking gebracht. Wij hebben reden om te vrezen dat Hij ons moet uitwerpen. Wij moeten terecht verwachten dat Hij toornig op ons zal zijn en Zijn deur voor ons zal sluiten. Maar Hij ruimt deze vrees uit de weg door deze zekerheid, dat Hij het niet zal doen. Hij zal ons niet verwerpen al zijn wij vol van zonden. Er is hierin meer genade begrepen dan tot uitdrukking wordt gebracht. Wanneer er wordt gezegd dat Hij niet zal uitwerpen dan betekent dit, dat Hij hen zal ontvangen en hun alles zal schenken waarvoor zij tot Hem kwamen gevlucht.’ Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:593.

Vervolgens beschuldigt de Heere Jezus Zijn hoorders van ongeloof (Joh. 6:36; vergelijk ook Joh. 5:36-38). Hoe is het mogelijk dat niet iedereen gelooft nu Jezus Zichzelf aanbiedt en Zijn hoorders zo dringend vermaant, belooft en smeekt? Moeten we daar niet moedeloos van worden? Nee, hoor maar wat Jezus zegt: iedereen die door de Vader aan Mij wordt gegeven, zal tot Mij komen (Joh. 6:37). God zal er door Zijn soevereine genade Zelf voor zorgen dat er mensen tot Jezus komen en in Hem geloven. Diegenen die de Vader aan Hem heeft gegeven, zullen niet verloren gaan (Joh. 6:39). Het is dus niet afhankelijk van onze vrije wil of we wel of niet gaan geloven. Het is de eenzijdige genade van God die de uitverkoren het geloof schenkt en zorgt dat niemand van hen verloren gaat. [9]Calvijn zegt hierbij: ‘Ten eerste zegt Hij, dat al degenen die de Vader Hem geeft, tot Hem komen. Daarmee bedoelt Hij, dat het geloof niet staat in den wil der mensen, zodat deze en gene zonder onderscheid of toevalligerwijze geloven, maar dat God uitkiest, wie Hij aan zijn Zoon als van hand tot hand overgeeft. Want als Hij zegt, dat komt wat gegeven wordt, besluiten wij daaruit, dat niet allen gegeven worden. En anderzijds besluiten wij, dat God door zulk een werking des Geestes in zijn uitverkorenen werkt, dat niemand hunner verloren gaat.’ Calvijn, Johannes, 300.

James Durham [10]Een puriteinse predikant uit de 17e eeuw in Schotland. ziet in Johannes 6:37-40 de verborgen en de geopenbaarde wil van God terug. [11]Evenals Calvijn (zie het citaat iets verderop) en Matthew Henry, die onderscheid maakt tussen de ‘vertrouwelijke opdrachten’ en de ‘openbare opdrachten’. Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:592-593. Uit deze verzen blijkt dat Christus alleen degenen die Hem van de Vader gegeven zijn zal redden, én dat allen die tot Jezus Christus de toevlucht nemen door het geloof worden gerechtvaardigd. De Heere Jezus spreekt over de verborgen wil van de Vader (Joh. 6:39), maar gaat ook meteen in op de mogelijke tegenwerping van iemand die zegt: ‘Ik weet niet of de Vader mij aan Christus heeft gegeven om door Hem verlost te worden.’ Jezus wijst dan niet op de verborgen verkiezing, maar op het geloof (Joh. 6:40). Durham vervolgt:

In deze woorden hebben we, om zo te zeggen, twee ‘willen’, die dezelfde belofte en strekking hebben. De eerste heeft betrekking op het verborgen verbond der verlossing (vers 39), en de tweede op Zijn geopenbaarde wil, die wijst op onze plicht (vers 40). En zo iemand nu mocht zeggen: ‘Ik weet niet of ik aan Christus gegeven ben, ik weet niet of ik uitverkoren ben’, dan wordt het antwoord hier gegeven: Wat gaat u dat aan? Dit moet u niet als eerste onderzoeken, en daar moet u niet met een sprong op een andere manier proberen in te dringen. Dat is Gods verborgen wil. Maar Zijn geopenbaarde wil is voor u, en deze is dat u er acht op geeft dat u gelooft.

En als u gelooft, dan wordt dezelfde belofte die aan het geloven toegevoegd is, ook toegevoegd aan de verkiezing, en zo stemmen ze liefelijk overeen en zijn ze van een gelijke reikwijdte, namelijk te geloven en aan Christus gegeven te zijn. Laat me u dan aanraden om u tevreden te houden met Gods geopenbaarde wil. Want het is niet de grond van uw geloof – ik bedoel wat betreft de eerste vereniging met Christus – dat van allen die aan Christus gegeven zijn Hij er niet één zal verliezen. Maar dít is de grond, dat een ieder die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven zal hebben. [12]James Durham, Christus gekruist of het merg van het Evangelie – 72 preken over Jesaja 53 (Houten: Den Hertog, 2022), 294-95.

Volgens Durham moeten we ons dus richten op Gods geopenbaarde wil. Daarin maakt Gods duidelijk dat Hij wil dat we in Hem geloven. Dat noemt Durham ook het doel van de prediking: dat hoorders gewonnen worden voor Jezus Christus zodat ze zaligmakend in Hem gaan geloven. [13]Durham, 56.

Net als Durham waarschuwt ook Calvijn in zijn commentaar op deze Bijbelverzen: richt je op de oproep tot geloof (Gods geopenbaarde wil) en niet op de uitverkiezing (Gods verborgen wil). Hij zegt:

Want dit is de regel tot verkrijging der zaligheid, dat wij het Evangelie van Christus gehoorzamen. Dit nu had Hij onlangs wel reeds aangeduid, maar nu drukt Hij duidelijker uit, wat enigszins duister gezegd was. Wanneer dan God wil, dat zijn uitverkorenen door het geloof behouden worden, en zijn eeuwig besluit op die manier bekrachtigt en uitvoert, dan zoekt elk, die niet met Christus tevreden is, maar nieuwsgierig vraagt naar de eeuwige verkiezing, zoveel hem aangaat, zalig te worden buiten den raad Gods om. De verkiezing Gods is uiteraard verborgen en geheim.

De Heere maakt ze openbaar door de roeping, waarmee Hij ons verwaardigt. Daarom is het zo dwaas, als men zijn eigen zaligheid en die van anderen in het doolhof van de predestinatie wil zoeken, zonder de voorgestelden weg van het geloof vast te houden. Ja, door deze verkeerde beschouwing trachten zij de kracht en de werking van de predestinatie te vernietigen; want zo God ons tot dien einde verkoren heeft, dat wij geloven zullen, neem dan het geloof weg en je hebt de verkiezing verminkt. Maar het is onmogelijk, de in Gods raad gestelde volgorde van begin en einde te verbreken. Voorts, gelijk de verkiezing Gods door een onafscheidelijke band de roeping met zich brengt, zo laat dan, als God ons krachtdadig tot het geloof in Christus geroepen heeft, dit ook bij ons gelden, alsof Hij door het indrukken van een zegel zijn besluit aangaande onze zaligheid bevestigde. Want het getuigenis des Geestes is niets anders, dan de verzegeling onzer aanneming tot kinderen. Zo is dan voor een iegelijk zijn geloof tot een overvloedig bewijs van de eeuwige verordinering. [14]Calvijn, Johannes, 303-4.

Niemand kan uit zichzelf gaan geloven. Jezus benadrukt keer op keer de soevereiniteit van God in het verlossen van mensen. In Johannes 6:44 zegt Hij het nog duidelijker: niemand kan tot Hem komen als de Vader niet trekt. [15]Dit is de negatieve formulering van Joh. 6:37. Daar wordt gezegd: iedereen die de Vader geeft, zal komen. Hier: niemand kan komen tenzij de Vader hem of haar trekt (of geeft, zie Joh. 6:65). Augustinus zegt bij Joh. 6:44: ‘Dit is een belangrijk getuigenis over de genade! Niemand komt als hij niet wordt getrokken. Over wie de Vader trekt en wie niet, waarom Hij de een wel en de ander niet trekt, daar moet u niet over willen oordelen als u niet wilt dwalen. U moet dat eens en voor altijd aanvaarden, en het proberen te begrijpen. Wordt u nog niet getrokken? Bid dan dat u wordt getrokken.’ Aurelius Augustinus, Brood om van te leven – Verhandelingen 24-54 over het Johannesevangelie (Eindhoven: DAMON, 2017), 101. Dit is een reactie op de Joden die niet geloven dat Jezus uit de hemel is neergedaald (Joh. 6:41-42). Ze geven geen gehoor aan Gods aanbod en openbaring, maar gaan erover redeneren en leiden zo de aandacht af van Zijn genade. [16]Zie: Carson, The Gospel According to John, 292-93. Zie ook wat Calvijn hierover zegt: ‘De andere ergernis lag in hun verkeerd oordeel, omdat zij meenden, dat Christus niet de Zoon van God was, wijl Hij in ons vlees tot de mensen neergedaald was. Maar het is toch al te snood van ons, zo wij de heerlijkheid Gods daarom verachten, omdat Hij zich om onzentwil ontledigd heeft, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende; want dit is veeleer een heerlijk bewijs geweest van zijn oneindige liefde en aanbiddelijke genade jegens ons.’ Calvijn, Johannes, 305.

Vervolgens legt de Heere Jezus uit wat dit trekken van de Vader is. Het is ‘van God geleerd zijn’ (Joh. 6:45), een inwendige verlichting. We krijgen dan een nieuw hart en een nieuw verstand. Het is geen gedwongen trekken, tegen onze wil. Hij trekt ons door de liefde. De Heilige Geest maakt ons gewillig en neigt ons hart tot gehoorzaamheid aan Christus. Zonder deze verandering van onze wil gaan we nooit geloven, want we hebben geen vrije wil. [17]Carson, The Gospel According to John, 293; Calvijn, Johannes, 306-7. Augustinus zegt hierover dat we niet moeten denken dat we tegen onze wil getrokken worden. We worden door de liefde getrokken. Augustinus, Brood om van te leven, 103-5. Dat ‘horen en leren van God de Vader’ (Joh. 6:45) is niet een mystieke of bevindelijke ervaring buitenom Christus. Alleen via Christus kunnen we de Vader ‘zien’ (Joh. 6:46). [18]Carson, The Gospel According to John, 294.

We kunnen ons echter niet verschuilen achter onze onmacht om te geloven. Dit gedeelte eindigt met de oproep tot geloof (Joh. 6:47) en het aanbod van Jezus Zelf als het Brood des levens (Joh. 6:48). In de context van de voorgaande verzen ontneemt dit de hoorders wél alle eigen gerechtigheid. We kunnen niet bij God komen met iets van onszelf. We kunnen niets meenemen dan lege handen, pleitend op het aanbod en de genade van Christus. Dit is dus wat de Heere Jezus bedoelt met ‘Ik ben het Brood des levens’ (Joh. 6:35; Joh. 6:48) en de oproep om in Hem te geloven. [19]Carson, 294.

Herhaling van aanbod, oproep en belofte (6:49-58)

Jezus eindigt Zijn preek hier niet. In het vorige gedeelte (Joh. 6:35-48) heeft Hij heel duidelijk en direct uitgelegd wat Hij bedoelt met ‘Ik ben het Brood des levens’. Het laatste gedeelte van de preek (Joh. 6:49-58) is een herhaling van deze boodschap, maar nu weer in termen van de metafoor van voedsel. Jezus spreekt hier niet meer over geloven, maar over eten en drinken. Dit gedeelte begint en eindigt met de uitspraak dat de voorouders van de Joden het manna gegeten hebben in de woestijn en zijn gestorven, maar dat ieder die van het Brood uit de hemel eet nooit zal sterven (Joh. 6:49-50; Joh. 6:58). [20]Ook hier wordt weer gebruik gemaakt van de inclusio. In de Bijbelwetenschap is inclusio een stijlmiddel dat lijkt op een refrein. Het wordt ook wel een omsluiting of haakjesstructuur genoemd. Dit houdt in dat aan het begin en aan het einde van een stuk tekst dezelfde woorden of ideeën worden benoemd. Carson, 299. Dit doet denken aan het avondmaal. Dat is echter niet wat de Heere Jezus hier bedoelt. Het avondmaal heeft Hij pas later ingesteld. Hij spreekt hier over het voortdurende ‘eten’ van het geloof. [21]Calvijn, Johannes, 318; Zie ook: Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:595; Voor een uitgebreide bespreking van de verschillende zienswijzen, zie: Carson, The Gospel According to John, 276-80.

Opnieuw biedt Jezus Zichzelf aan als het levende Brood, met de belofte dat je eeuwig zult leven als je daarvan eet (Joh. 6:51). Calvijn wijst erop dat Jezus dit meerdere keren herhaalt omdat er niets noodzakelijker is om te weten dan dit. We willen allemaal graag het eeuwige leven, maar in het zoeken ernaar dwalen we. We verwerpen het aanbod van genade. Daarom moeten we steeds weer opnieuw horen dat alleen Christus ons het leven kan geven en dat we aan Hem ook genoeg hebben. [22]‘Meermalen herhaalt Hij hetzelfde, omdat er niets noodzakelijker is om te weten dan dit, en ieder gevoelt voor zichzelven hoe moeilijk het bij ons geloof vindt en hoe gemakkelijk en spoedig het ons ontgaat. Wij begeren allen het leven, maar in het zoeken daarnaar dwalen wij dwaas en verkeerd op doolpaden, en het merendeel verwerpt met afkeer hetgeen hun aangeboden wordt. Want wie stelt zich niet het leven voor, buiten Christus om? Hoevelen zijn er, die aan Christus alleen genoeg hebben? Het is dus geen overtollige herhaling, als Christus zo dikwijls verzekert, dat Hij alleen genoeg is om het leven te geven.’ Calvijn, Johannes, 312. Het levende Brood is als een medicijn tegen de dood. Jezus waarschuwt dat we dat medicijn niet moeten weigeren, omdat dit tot de dood zal leiden (Joh. 6:53). [23]Zie het commentaar van Calvijn: ‘Want zo wij de kranken, die de medicijnen weigeren, met den dood dreigen, wat moet men dan doen met de goddelozen, als zij zoveel in hen is, het leven zelf zoeken te vernietigen?’ Calvijn, 317.

De Heere Jezus eindigt Zijn preek met de dringende aansporing om in Hem te geloven. Steeds weer herhaalt Hij de oproep en de bijbehorende belofte van eeuwig leven (Joh. 6:54). Hij wijst op de uitnemendheid van het voedsel (Joh. 6:55). Omhels dan Christus, zo zegt Calvijn bij dit vers. [24]Calvijn, 319. En opnieuw de herhaling en bevestiging: geloof, en je blijft in Mij en Ik in jou (Joh. 6:56). Jezus wordt er niet moe van om te benadrukken dat wie in Hem gelooft (Hem ‘eet’), zal leven door Hem (Joh. 6:57). Hij eindigt Zijn preek door Zijn hoorders opnieuw dit hemelse Brood aan te bieden.

De reacties op de preek van Jezus (6:60-71)

Veel hoorders vinden het onderwijs van Jezus niet mooi. Ze vinden het ‘hard’, onuitstaanbaar zelfs (Joh. 6:60). Waarom vinden ze zo’n uitnodigende preek vol beloften niet te verteren? Dat heeft verschillende redenen, die Jezus in de volgende verzen direct adresseert.

Om te beginnen willen ze niet geloven dat Jezus Gods Zoon is. Ook nemen ze er aanstoot aan dat Jezus Zichzelf meer noemt dan Mozes (Joh. 6:32; Joh. 6:58). Jezus vraagt vervolgens wat ze ervan zullen denken als Hij gaat lijden, sterven en opstaan en als Hij teruggaat naar Zijn Vader in de hemel (Joh. 6:62). Hij reageert dus met een open vraag, die nog onbeantwoord blijft. Dat is genade. Onze reactie op deze heilsfeiten bepaalt onze eeuwige bestemming. [25]Carson, The Gospel According to John, 300-301.

Ten tweede nemen de hoorders van deze preek aanstoot aan de beeldspraak die Jezus gebruikt: ‘vlees eten en bloed drinken’. Dit gaat rechtstreeks in tegen de oudtestamentische spijswetten, want deze verbieden het eten van vlees waar nog bloed in zit en al helemaal het drinken van bloed (Gen. 9:4; Lev. 3:17; Lev. 7:26-27; Lev. 17:10-14; Deut. 12:23-25). De hoorders zijn niet geïnteresseerd in de geestelijke betekenis hiervan. Ze zijn gekomen voor voedsel (Joh. 6:26), voor de politieke messias (Joh. 6:14-15) en voor wonderen (Joh. 6:30-31). Jezus geeft nadrukkelijk aan dat ze deze beeldspraak niet letterlijk moeten opvatten (‘het vlees is niet nut’); het gaat om de geestelijke betekenis (Joh. 6:63). Het is de Geest Die levend maakt. Als we het voorgaande vers erbij nemen, zien we de lijn van de hemelvaart naar de uitstorting van de Heilige Geest. De Geest zal alle weerstand doorbreken en mensen levend maken. Wat een bemoedigende belofte! [26]Carson, 302.

Het laatste en misschien wel meest herkenbare element waar de hoorders aanstoot aan nemen, is de soevereiniteit van God waar Jezus zo’n nadruk op legt (Joh. 6:44). Ze willen hun eigen soevereiniteit niet loslaten en nemen aanstoot aan de boodschap dat ze niets zelf kunnen doen. Weer legt Jezus de vinger bij hun ongeloof (Joh. 6:64). Calvijn merkt op dat Jezus heel duidelijk de schuld bij de hoorders legt. Zij beweren misschien: ‘U zegt wel dat Uw Woord levend maakt, maar daar merken we niets van.’ Maar, zegt Calvijn, het is het hoogmoedige ongeloof dat nooit iets zal begrijpen van de woorden van Christus, die het verachtelijk verwerpt. Ons hart is harder dan steen. Wie verloochent zichzelf en verbindt zich oprecht aan Christus? [27]‘Wederom geeft Hij hun de schuld, omdat zij door hun geesteloosheid zijn leer vals verdraaien en verkrachten, en op die wijze voor zichzelf ten verderve keren. Want zij konden anders tegenwerpen: Gij beroemt u wel, dat uw woord levend maakt, maar wij ondervinden daarvan niets. Hij zegt dus, dat zij zichzelf in den weg staan, want het ongeloof, hoogmoedig als het is, zal nooit iets begrijpen van Christus’ woorden, die het verachtelijk verwerpt. Zo wij dus onder dezen leermeester enigszins wenen te vorderen, laten wij dan wèl toebereide harten meebrengen om Hem te horen; want zo de ootmoed en de eerbied ons niet den toegang openen tot zijn leer, zijn onze harten harder dan steen, en zullen niets van de gezonde leer in zich toelaten. Voorts, als er tegenwoordig zo weinig voortgang van het Evangelie in de wereld gezien wordt, laten wij dan bedenken, dat dit ligt aan de boosheid der mensen. Want hoevelen zijn er, die zichzelf verloochenen en zich waarlijk aan Christus verbinden? Als Hij slechts spreekt van sommigen, die niet geloven, terwijl die zonde bijkans in allen gevonden werd, schijnt dit geschied te zijn, opdat, zo er nog enkelen te genezen waren, dezen niet door wanhoop zich zouden afkeren.’ Calvijn, Johannes, 329.

Vervolgens herhaalt Jezus Zijn boodschap dat niemand tot Hem kan komen tenzij dat de Vader het geeft (Joh. 6:65; of: tenzij dat de Vader trekt, Joh. 6:44). Hij benadrukt dat het geloof een bijzondere gave van God is, zegt Calvijn, zodat de zwakken in het geloof het Evangelie niet gaan wantrouwen als ze zien dat velen het niet aannemen. [28]Calvijns commentaar op Johannes 6:44 en op Johannes 6:65. Calvijn, 306,330. Daarnaast laat het zien dat niemand kan geloven zonder de krachtige werking van Gods Geest, ondanks alle nadruk die Jezus op onze eigen verantwoordelijkheid legt. [29]Carson, The Gospel According to John, 302-3.

Christus nodigt vol goedheid en liefde. De weg naar de Vader is al gebaand! Maar juist daarom gaan velen bij Hem weg (Joh. 6:66). Wat is het slecht en ondankbaar als we ons aan dit onderwijs ergeren en niet tot Jezus komen. [30]‘En dit is een verschrikkelijk verschijnsel, dat de zo liefelijke en vriendelijke nodiging van Christus veler harten heeft kunnen vervreemden, vooral van hen, die voorheen zich bij Hem gevoegd hadden en daarom zijn vertrouwde discipelen waren. Doch dit voorbeeld wordt ons als een spiegel voorgehouden, om daarin te zien hoe slecht en ondankbaar de wereld is, die zelfs uit het gebaand zijn van den weg een oorzaak van ergernis neemt, om niet tot Christus te komen.’ Calvijn, Johannes, 331. Wat de hoorders willen, geeft Jezus hun niet, en wat Jezus hen aanbiedt, willen ze niet aannemen. [31]Carson, The Gospel According to John, 303.

Tot slot zien we hoe de twaalf discipelen op deze preek regeren. De Heere Jezus vraagt of zij ook niet bij Hem weg willen gaan (Joh. 6:67). Dit vraagt Hij om hun geloof te bevestigen. Wij leren hiervan dat we God koste wat kost moeten volgen, ook al hebben we niemand die ons vergezelt. [32]Calvijn, Johannes, 333. Toch zit hier nog een andere les in. Petrus antwoordt namens de discipelen met een prachtige geloofsbelijdenis (Joh. 6:68-69). Maar klinkt hier misschien een ondertoon in door waaruit blijkt dat hij zich beter voelt dan al die mensen die weggaan? Meent hij dat ze Jezus een gunst bewijzen door bij Hem te blijven? [33]Carson, The Gospel According to John, 304. Als dat zo is, maakt Jezus daar korte metten mee. Hij wijst hen erop dat Hij hen alle twaalf tot Zijn discipelen heeft gekozen. Daarmee benadrukt Hij opnieuw Gods soevereiniteit. En hoewel ze al zo lang zo dicht bij Jezus zijn, is één van hen een duivel (Joh. 6:70-71). Wat blijft er dan over voor degenen die in Jezus Christus geloven? Soli Deo gloria!

De belangrijkste thema’s in de preek van Jezus

Het centrale thema van deze preek van de Heere Jezus is ‘geloof’. Hij legt de eis van geloof neer en biedt het Voorwerp van het geloof aan (Jezus Zelf). Hij nodigt Zijn hoorders uit tot geloof. Steeds opnieuw nodigt Hij indringend en verbindt daaraan rijke beloften. Hij stelt Zijn hoorders schuldig als ze niet geloven, maar geeft bij onze onmacht en onwil ook de troost en zekerheid van een genadige God Die mensen tot Christus trekt en het geloof schenkt.

Naast dit centrale thema kunnen we een aantal subthema’s onderscheiden. Als eerste de soevereiniteit van God in het verlossen van zondaren. We kunnen niet geloven door onze eigen vrije wil. Alleen als God onze wil vernieuwt, komen we tot Christus en gaan we geloven. We hebben gezien hoe Jezus dit meermaals benadrukt (Joh. 6:37; Joh. 6:44; Joh. 6:65).

Het tweede subthema is de verantwoordelijkheid van iedere hoorder. Jezus biedt ons geen ruimte om ons te verschuilen achter onze onmacht. Nadat Hij in Johannes 6:37-39 over de verkiezende liefde van God de Vader heeft gesproken, verschuift Hij in vers 40 het accent weer naar Gods geopenbaarde wil die ons aanspoort de Zoon te aanschouwen en in Hem te geloven. Op Zijn onderwijs over onze onmacht om zelf tot God te gaan en de noodzaak van inwendige verlichting (Joh. 6:44-45) volgen opnieuw de oproep tot geloof (Joh. 6:47) en het aanbod van genade (Joh. 6:48). Het accent ligt dus uiteindelijk niet op het feit dat wij niet kunnen geloven, maar dat we dat niet willen, terwijl de liefelijke nodiging er wel is (zie ook Joh. 5:40, Matth. 23:37).

Als derde subthema zien we dat iedere hoorder zonder onderscheid door de Heere Jezus wordt opgeroepen om in Hem te geloven (Joh. 6:28-29). Ook mensen die Jezus alleen volgen voor hun eigen voordeel (Joh. 6:26), die niet geloven (Joh. 6:36) en Hem uiteindelijk zullen verlaten (Joh. 6:66). Deze mensen worden niet alleen opgeroepen tot geloof, maar hun wordt ook de genade, ja Christus Zelf aangeboden (Joh. 6:32; Joh. 6:35; Joh. 6:48; Joh. 6:50-51; Joh. 6:58). Het aanbod van genade is dus algemeen. Het geldt niet alleen voor ontdekte zondaren of wedergeborenen.

Het vierde en laatste subthema is de belovende God. God eist geloof van ons (Joh. 6:29). Dat is de enige weg tot de zaligheid. Maar dit is geen harde eis van een harde rechter. Het is de onbegrijpelijk liefdevolle God Die ons lokt en uitnodigt om te komen. Hij roept ons voor ons eigen bestwil. Zijn uitnodigingen gaan vergezeld van de heerlijkste beloften. Hij belooft dat Hij niemand weg zal sturen (Joh. 6:37). Wie tot Hem komt, zal het eeuwige leven ontvangen (Joh. 6:40; Joh. 6:47; Joh. 6:51; Joh. 6:54; Joh. 6:58) en nooit meer hongeren en dorsten (Joh. 6:35). Als we merken dat we niet kunnen komen en onze eigen onwil gewaar worden, zegt Christus tot onze troost dat het ook niet van ons afhankelijk is. God de Vader geeft, trekt en zal het ons leren (Joh. 6:37; Joh. 6:44-45; Joh. 6:65). Als je tot Hem bent gekomen, zal je nooit meer uit Zijn handen vallen, maar heb je eeuwig leven (Joh. 6:39). En dit zijn niet alleen beloften voor de toekomst. Hij belooft je nu al de levende gemeenschap met Christus als je in Hem gelooft (Joh. 6:56-57).

Het speerpunt van deze preek van de Heere Jezus

Wat is nu het speerpunt van deze preek van de Heere Jezus? Met welke boodschap laat Hij Zijn hoorders naar huis gaan? We hebben gezien dat Jezus afrekent met alle hoogmoed en eigen gerechtigheid. Wie denkt zelf nog iets te kunnen of te willen, wijst Hij scherp terecht. Maar Jezus laat Zijn hoorders niet achter met hun onmacht als excuus. Ze worden schuldig gesteld vanwege hun ongeloof en hun onwil om te komen. Eindigt het dan in de wanhoop? Niet kunnen en wel moeten geloven? Nee! Want wat wij niet kunnen, kan God wel en belooft Hij ook te geven. De hele preek van de Heere Jezus loopt uit op één kernpunt: kom tot Mij!

Kom met je onmacht. Kom met je onwil. Kom met je zonden. Kom met je onbegrip. [34]Calvijn schrijft in zijn commentaar op Joh. 6:61: ‘Niets is daarom beter, wanneer wij de bedoeling des Heeren niet aanstonds vatten, dan dat wij rechtstreeks tot Hem komen, opdat Hij alle zwarigheden voor ons oplosse.’ Calvijn, Johannes, 325. Kom met je zorgen. Kom met alles wat je vermoeit en belast. Kom tot Jezus en Hij zál je rust geven (Matth. 11:28). [35]Augustinus verbindt Joh. 6:37 met Matth. 11:28, zie: Augustinus, Brood om van te leven, 97. Stop met redeneren en luister naar de stem van Gods Zoon. Vertel het Hem maar als je niet kunt en wilt geloven. Vertel het maar eerlijk als je nog te veel in jezelf zoekt, of welke andere bezwaren je ook hebt. Er is maar één mogelijkheid: naar Jezus toe. Waar moet je anders heen?

De preek in Johannes 6 ontlokt Petrus de belijdenis: ‘Heere, tot wien zullen wij heen gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens’ (Joh. 6:68). Dat is de vrucht waar de Heere Jezus op aan werkt in Zijn prediking. En dat met lege handen naar Jezus gaan is ook wat geloof is. Het geloof stelt de mens ‘leeg en arm voor God opdat hij met Christus en Zijn genade vervuld zal worden’. [36]Calvijn in zijn commentaar op Joh. 6:29: ‘Het geloof trouwens brengt bij God niets aan, maar veeleer stelt het den mens ledig en arm voor God, opdat hij met Christus en zijn genade vervuld worde. Daarom is het zo te zeggen een lijdelijk (passief) werk, waaraan geen loon kan toegekend worden. En het brengt den mens geen andere gerechtigheid aan, dan die het van Christus ontvangt.’ Calvijn, Johannes, 291. Het is ‘door het gevoel van ons gebrek gedreven, tot Christus vluchten om het leven te zoeken.’ [37]Calvijn in zijn commentaar op Joh. 6:35. ‘Nu beschrijft Hij de manier van eten, n.l. dat wij Hem door het geloof ontvangen. Want het doet den ongelovigen geen nut, dat Christus het Brood des levens is, omdat zij altoos ledig blijven; maar Christus wordt dan inderdaad ons brood, als wij hongerig tot Hem komen, opdat Hij ons vervulle. Komen tot Christus en geloven betekent op deze plaats hetzelfde, maar in het eerste woord wordt de uitwerking van het geloof uitgedrukt, n.l. dat wij, door het gevoel van ons gebrek gedreven, tot Christus vluchten om het leven te zoeken.’ Calvijn, 298. Geloven is komen tot Christus als ‘onze Vorst en Zaligmaker’. [38]Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:593. Augustinus zegt hetzelfde: ‘Wie bij Mij komt’ is hetzelfde als ‘wie in Mij gelooft’. Augustinus, Brood om van te leven, 91.

Voetnoten   (38)
1
Joh. 6:59 zegt achteraf dat deze dialoog plaatsvond in de synagoge te Kapérnaüm. Er wordt niet gezegd vanaf welk vers men in de synagoge is. Sommige uitleggers zeggen vanaf Joh. 6:41, omdat vanaf daar niet meer gesproken wordt over de ‘schare’ maar over de ‘Joden’. Het is door de eenheid van de hele dialoog echter logischer om aan te nemen dat het hele gesprek plaatsvindt in de synagoge, dus vanaf Joh. 6:25. Zie D. A. Carson, The Gospel According to John (Leicester, England: Inter-Varsity Press [u.a.], 1991), 283; Matthew Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament (Utrecht: Uitgeverij De Banier, 1990), 2:591.
2
Johannes Calvijn, Johannes, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 290.
3
‘Het geloof trouwens brengt bij God niets aan, maar veeleer stelt het den mens ledig en arm voor God, opdat hij met Christus en zijn genade vervuld worde. Daarom is het zo te zeggen een lijdelijk (passief) werk, waaraan geen loon kan toegekend worden. En het brengt den mens geen andere gerechtigheid aan, dan die het van Christus ontvangt.’ Calvijn, 291.
4
Calvijn, 294.
5
‘Maar wij hebben gezegd, dat Christus zijn rede hier inricht naar zijn hoorders, die slechts bedacht zijnde op de voeding van hun buik, niets hogers in het Manna zagen. Terecht dus zegt Hij, dat hun vaders gestorven zijn, d.w.z. degenen, die op dezelfde wijze op hun buik gesteld waren. En toch nodigt Hij hen om te eten, als Hij zegt, dat Hij gekomen is, opdat de mens ete. Want de uitdrukking betekent hetzelfde alsof Hij zeide, dat Hij voor allen ter beschikking zal staan, die slechts eten willen.’ Calvijn, 311-12.
6
Een zogenaamde inclusio. In de Bijbelwetenschap is inclusio een stijlmiddel dat lijkt op een refrein. Het wordt ook wel een omsluiting of haakjesstructuur genoemd. Dit houdt in dat aan het begin en aan het einde van een stuk tekst dezelfde woorden of ideeën worden benoemd. Carson, The Gospel According to John, 299.
7
Carson wijst erop dat dit gedeelte, maar ook het hele Evangelie van Johannes, heel duidelijk leert wat de moderne filosofie het ‘compatibilisme’ noemt. Gods soevereiniteit in de verlossing van mensen en de menselijke verantwoordelijkheid sluiten elkaar niet uit, maar staan voluit naast elkaar, ook al kunnen we dat niet helemaal begrijpen. Carson, 291; Zie voor een Bijbels-theologisch onderzoek naar dit onderwerp in het Oude Testament en het Evangelie van Johannes: D. A. Carson, Divine sovereignty and human responsibility - Biblical perspectives in tension, E-book (Eugene, Oregon: Wipf and Stock Publishers, 2002).
8
Matthew Henry zegt over Joh. 6:37: ‘Hoe welkom moet dit woord dat ons een welkom bij Christus toeroept niet voor onze zielen zijn! De plicht die gevraagd wordt is een zuivere Evangelische plicht: om tot Christus te komen opdat wij door Hem tot God kunnen komen. Zijn heerlijkheid en Zijn liefde moeten ons tot Hem trekken. Besef van gemis of vrees voor gevaar moeten ons tot Hem uitdrijven; alles wat ons maar tot Christus kan brengen. De belofte is een zuivere Evangelische belofte: Ik zal geenszins uitwerpen. Er zijn hier twee negatieve zaken: Ik zal niet, neen, Ik zal niet. Hier wordt heel veel genade tot uitdrukking gebracht. Wij hebben reden om te vrezen dat Hij ons moet uitwerpen. Wij moeten terecht verwachten dat Hij toornig op ons zal zijn en Zijn deur voor ons zal sluiten. Maar Hij ruimt deze vrees uit de weg door deze zekerheid, dat Hij het niet zal doen. Hij zal ons niet verwerpen al zijn wij vol van zonden. Er is hierin meer genade begrepen dan tot uitdrukking wordt gebracht. Wanneer er wordt gezegd dat Hij niet zal uitwerpen dan betekent dit, dat Hij hen zal ontvangen en hun alles zal schenken waarvoor zij tot Hem kwamen gevlucht.’ Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:593.
9
Calvijn zegt hierbij: ‘Ten eerste zegt Hij, dat al degenen die de Vader Hem geeft, tot Hem komen. Daarmee bedoelt Hij, dat het geloof niet staat in den wil der mensen, zodat deze en gene zonder onderscheid of toevalligerwijze geloven, maar dat God uitkiest, wie Hij aan zijn Zoon als van hand tot hand overgeeft. Want als Hij zegt, dat komt wat gegeven wordt, besluiten wij daaruit, dat niet allen gegeven worden. En anderzijds besluiten wij, dat God door zulk een werking des Geestes in zijn uitverkorenen werkt, dat niemand hunner verloren gaat.’ Calvijn, Johannes, 300.
10
Een puriteinse predikant uit de 17e eeuw in Schotland.
11
Evenals Calvijn (zie het citaat iets verderop) en Matthew Henry, die onderscheid maakt tussen de ‘vertrouwelijke opdrachten’ en de ‘openbare opdrachten’. Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:592-593.
12
James Durham, Christus gekruist of het merg van het Evangelie - 72 preken over Jesaja 53 (Houten: Den Hertog, 2022), 294-95.
13
Durham, 56.
14
Calvijn, Johannes, 303-4.
15
Dit is de negatieve formulering van Joh. 6:37. Daar wordt gezegd: iedereen die de Vader geeft, zal komen. Hier: niemand kan komen tenzij de Vader hem of haar trekt (of geeft, zie Joh. 6:65). Augustinus zegt bij Joh. 6:44: ‘Dit is een belangrijk getuigenis over de genade! Niemand komt als hij niet wordt getrokken. Over wie de Vader trekt en wie niet, waarom Hij de een wel en de ander niet trekt, daar moet u niet over willen oordelen als u niet wilt dwalen. U moet dat eens en voor altijd aanvaarden, en het proberen te begrijpen. Wordt u nog niet getrokken? Bid dan dat u wordt getrokken.’ Aurelius Augustinus, Brood om van te leven - Verhandelingen 24-54 over het Johannesevangelie (Eindhoven: DAMON, 2017), 101.
16
Zie: Carson, The Gospel According to John, 292-93. Zie ook wat Calvijn hierover zegt: ‘De andere ergernis lag in hun verkeerd oordeel, omdat zij meenden, dat Christus niet de Zoon van God was, wijl Hij in ons vlees tot de mensen neergedaald was. Maar het is toch al te snood van ons, zo wij de heerlijkheid Gods daarom verachten, omdat Hij zich om onzentwil ontledigd heeft, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende; want dit is veeleer een heerlijk bewijs geweest van zijn oneindige liefde en aanbiddelijke genade jegens ons.’ Calvijn, Johannes, 305.
17
Carson, The Gospel According to John, 293; Calvijn, Johannes, 306-7. Augustinus zegt hierover dat we niet moeten denken dat we tegen onze wil getrokken worden. We worden door de liefde getrokken. Augustinus, Brood om van te leven, 103-5.
18
Carson, The Gospel According to John, 294.
19
Carson, 294.
20
Ook hier wordt weer gebruik gemaakt van de inclusio. In de Bijbelwetenschap is inclusio een stijlmiddel dat lijkt op een refrein. Het wordt ook wel een omsluiting of haakjesstructuur genoemd. Dit houdt in dat aan het begin en aan het einde van een stuk tekst dezelfde woorden of ideeën worden benoemd. Carson, 299.
21
Calvijn, Johannes, 318; Zie ook: Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:595; Voor een uitgebreide bespreking van de verschillende zienswijzen, zie: Carson, The Gospel According to John, 276-80.
22
‘Meermalen herhaalt Hij hetzelfde, omdat er niets noodzakelijker is om te weten dan dit, en ieder gevoelt voor zichzelven hoe moeilijk het bij ons geloof vindt en hoe gemakkelijk en spoedig het ons ontgaat. Wij begeren allen het leven, maar in het zoeken daarnaar dwalen wij dwaas en verkeerd op doolpaden, en het merendeel verwerpt met afkeer hetgeen hun aangeboden wordt. Want wie stelt zich niet het leven voor, buiten Christus om? Hoevelen zijn er, die aan Christus alleen genoeg hebben? Het is dus geen overtollige herhaling, als Christus zo dikwijls verzekert, dat Hij alleen genoeg is om het leven te geven.’ Calvijn, Johannes, 312.
23
Zie het commentaar van Calvijn: ‘Want zo wij de kranken, die de medicijnen weigeren, met den dood dreigen, wat moet men dan doen met de goddelozen, als zij zoveel in hen is, het leven zelf zoeken te vernietigen?’ Calvijn, 317.
24
Calvijn, 319.
25
Carson, The Gospel According to John, 300-301.
26
Carson, 302.
27
‘Wederom geeft Hij hun de schuld, omdat zij door hun geesteloosheid zijn leer vals verdraaien en verkrachten, en op die wijze voor zichzelf ten verderve keren. Want zij konden anders tegenwerpen: Gij beroemt u wel, dat uw woord levend maakt, maar wij ondervinden daarvan niets. Hij zegt dus, dat zij zichzelf in den weg staan, want het ongeloof, hoogmoedig als het is, zal nooit iets begrijpen van Christus' woorden, die het verachtelijk verwerpt. Zo wij dus onder dezen leermeester enigszins wenen te vorderen, laten wij dan wèl toebereide harten meebrengen om Hem te horen; want zo de ootmoed en de eerbied ons niet den toegang openen tot zijn leer, zijn onze harten harder dan steen, en zullen niets van de gezonde leer in zich toelaten. Voorts, als er tegenwoordig zo weinig voortgang van het Evangelie in de wereld gezien wordt, laten wij dan bedenken, dat dit ligt aan de boosheid der mensen. Want hoevelen zijn er, die zichzelf verloochenen en zich waarlijk aan Christus verbinden? Als Hij slechts spreekt van sommigen, die niet geloven, terwijl die zonde bijkans in allen gevonden werd, schijnt dit geschied te zijn, opdat, zo er nog enkelen te genezen waren, dezen niet door wanhoop zich zouden afkeren.’ Calvijn, Johannes, 329.
28
Calvijns commentaar op Johannes 6:44 en op Johannes 6:65. Calvijn, 306,330.
29
Carson, The Gospel According to John, 302-3.
30
‘En dit is een verschrikkelijk verschijnsel, dat de zo liefelijke en vriendelijke nodiging van Christus veler harten heeft kunnen vervreemden, vooral van hen, die voorheen zich bij Hem gevoegd hadden en daarom zijn vertrouwde discipelen waren. Doch dit voorbeeld wordt ons als een spiegel voorgehouden, om daarin te zien hoe slecht en ondankbaar de wereld is, die zelfs uit het gebaand zijn van den weg een oorzaak van ergernis neemt, om niet tot Christus te komen.’ Calvijn, Johannes, 331.
31
Carson, The Gospel According to John, 303.
32
Calvijn, Johannes, 333.
33
Carson, The Gospel According to John, 304.
34
Calvijn schrijft in zijn commentaar op Joh. 6:61: ‘Niets is daarom beter, wanneer wij de bedoeling des Heeren niet aanstonds vatten, dan dat wij rechtstreeks tot Hem komen, opdat Hij alle zwarigheden voor ons oplosse.’ Calvijn, Johannes, 325.
35
Augustinus verbindt Joh. 6:37 met Matth. 11:28, zie: Augustinus, Brood om van te leven, 97.
36
Calvijn in zijn commentaar op Joh. 6:29: ‘Het geloof trouwens brengt bij God niets aan, maar veeleer stelt het den mens ledig en arm voor God, opdat hij met Christus en zijn genade vervuld worde. Daarom is het zo te zeggen een lijdelijk (passief) werk, waaraan geen loon kan toegekend worden. En het brengt den mens geen andere gerechtigheid aan, dan die het van Christus ontvangt.’ Calvijn, Johannes, 291.
37
Calvijn in zijn commentaar op Joh. 6:35. ‘Nu beschrijft Hij de manier van eten, n.l. dat wij Hem door het geloof ontvangen. Want het doet den ongelovigen geen nut, dat Christus het Brood des levens is, omdat zij altoos ledig blijven; maar Christus wordt dan inderdaad ons brood, als wij hongerig tot Hem komen, opdat Hij ons vervulle. Komen tot Christus en geloven betekent op deze plaats hetzelfde, maar in het eerste woord wordt de uitwerking van het geloof uitgedrukt, n.l. dat wij, door het gevoel van ons gebrek gedreven, tot Christus vluchten om het leven te zoeken.’ Calvijn, 298.
38
Henry, Verklaring van het Oude en het Nieuwe Testament, 2:593. Augustinus zegt hetzelfde: ‘Wie bij Mij komt’ is hetzelfde als ‘wie in Mij gelooft’. Augustinus, Brood om van te leven, 91.
  • Tagged:
  • Algemeen aanbod
  • Beloften
  • Bijbelstudie
  • Calvijn
  • Plicht tot geloof
  • Prediking
Vorige Bijbelstudies: preken in de Bijbel

Gerelateerde artikelen

  • Calvijn en het aanbod van genade
  • De Gospel Standard belijdenis van het hypercalvinisme
  • Aan wie wordt de genade aangeboden?
  • De Bijbel en de Reformatie leren een eenzijdig werk van God
  • Ames en de systematisering van de theologie
  • Het algemeen, onvoorwaardelijk, welmenend aanbod van genade
  • De noodzaak van het aanbod van genade
  • Conclusie: het aanbod van genade in de Westminster belijdenissen
  • Theodorus Beza en de verhouding tussen uitverkiezing en aanbod van genade
  • Conclusie: het aanbod van genade in de vroege puriteinse theologie
  • Het aanbod van genade in de Westminster Confessie en Grote Catechismus
  • Conclusie: de Reformatie en het aanbod van genade
  • Perkins, de vader van het piëtistisch puritanisme
  • Het hypercalvinisme: geen aanbod van genade
  • Aan welke voorwaarden moet je voldoen om dit aanbod te krijgen?
  • Bij John Gill komt het hypercalvinisme tot een samenhangend systeem
  • Van Reformatie naar Dordtse Synode
  • Het aanbod van genade bij Luther
  • Bijbelstudies: preken in de Bijbel
  • Preston en het Engelse hypothetisch universalisme
  • Calvijn over de vrije wil
  • Aanbod van Genade
  • Het aanbod van genade in de ‘Kern van de kennis tot zaligheid’
  • Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels
  • Wat is het aanbod van genade?
  • De plicht tot geloof in de Dordtse Leerregels
  • Op de schouders van Augustinus
  • Joseph Hussey en de start van het hypercalvinisme
  • De hartelijke theologie van Sibbes
  • Het neonomianisme: de nieuwe wet van de genade
  • Samuel Rutherford en de bereidwilligheid van Christus
  • Andrew Fuller en zijn antwoord op de 'Modern Question'
  • Waarom wordt de genade aangeboden?
  • De ‘Modern Question’: is het ieders plicht om te geloven?
  • Bekijk meer

Recent bekeken artikelen

  • Wat is het aanbod van genade?
  • Bekijk meer

Geef een reactie Reactie annuleren

Deel dit artikel

Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6

Of kopieer de link

Clipboard Icon
INHOUD

Benieuwd naar updates?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en krijg een e-mail als er wijzigingen of nieuwe artikelen zijn.

Recente artikelen

Het spanningsveld tussen uitverkiezing en aanbod van genade in de preek van de Heere in Johannes 6
Hoe preekt de Heere Jezus?
5 minutes 22 juli 2025
William Ames legt het aanbieden en aannemen van Christus Bijbels uit.
Christus aanbieden en aannemen: wat we van Ames kunnen leren
6 minutes 2 juli 2025
Het algemeen aanbod van genade heeft geen algemene verzoening nodig. De geopenbaarde wil van God dat Christus beschikbaar is voor zondaren is duidelijk genoeg.
Algemeen aanbod en algemene verzoening
6 minutes 20 juni 2025

Aanbod van Genade

  • Wat is het aanbod van genade?
  • De Reformatie en het aanbod van genade
  • De Dordtse Leerregels en de strijd met de remonstranten
  • De Westminster Assembly over het aanbod van genade
  • De ‘Modern Question’: neonomianisme en hypercalvinisme in Engeland

Uitgelichte onderwerpen

  • Het algemeen, onvoorwaardelijk, welmenend aanbod van genade
  • Arminius en de remonstranten
  • Het neonomianisme: de nieuwe wet van de genade
  • Het hypercalvinisme: geen aanbod van genade
  • De gevaren van het hypercalvinisme
  • Lessen uit deze studie: hoe blijf je gereformeerd?

© 2025. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Voor het overnemen van gedeelten uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de auteur te wenden.