Bijbelstudies: preken in de BijbelIn de voorgaande hoofdstukken heb ik onderzocht hoe er sinds de Reformatie is geschreven over de uitverkiezing, de vrije wil, de reikwijdte van de verzoening en het aanbod van genade. Wat betreft het spanningsveld tussen onze verantwoordelijkheid en Gods soevereiniteit tekende zich een duidelijke gereformeerde lijn af. De gereformeerde belijdenisgeschriften en de boeken van gereformeerde theologen zijn gebaseerd op de Bijbel. Op basis van alle Bijbelse gegevens trekken ze conclusies over onder andere de uitverkiezing en het aanbod van genade.De Bijbel over de uitverkiezingDe Bijbel leert ons dat er een uitverkiezing van eeuwigheid is. Gods Woord gebruikt allerlei aanduidingen voor ware gelovigen die erop wijzen dat ze door God zijn uitverkoren (Joh. 10:26-29; Rom. 11:5; Rom. 11:7; Openb. 13:8; Hand. 13:48; Matth. 25:34; Rom. 8:29; Matth. 7:23). De Bijbel leert ook dat er een tegenstelling is tussen uitverkorenen en verworpenen (Rom. 9:6-29; 2 Tim. 2:20; Hand. 13:48; Judas 1:4; Openb. 20:12-15). Als laatste wijst de Bijbel op het verschil in de uitkomst van Gods voornemen (Rom. 11:7; Joh. 6:37; Joh. 10:28; Matth. 25:34).Gelukkig is er een uitverkiezing, anders zou niemand zalig worden. We kunnen vanuit onszelf alleen maar zondigen (Rom. 8:7). We kunnen zelf niets bijdragen aan onze zaligheid. God verklaart mensen rechtvaardig ‘om niet’, uit genade alleen (Rom. 3:21-25). De Bijbel omschrijft ons als geestelijk dood voordat God ons levend maakt (Ef. 2:5). We hebben dus geen vrije wil om Gods aanbod van genade aan te nemen (Joh. 1:12-13). Met andere woorden: van onszelf kunnen we niet geloven, het geloof is een gave van God (Ef. 2:8).De Bijbel over het aanbod van genadeTegelijk leert de Bijbel een algemeen, onvoorwaardelijk en welmenend aanbod van genade en de plicht tot geloof (1 Joh. 3:23). Met het gebod om te geloven wordt de volle verantwoordelijkheid bij ons als mensen gelegd. We kunnen ons niet verschuilen achter de uitverkiezing. Als we verloren gaan, is dat onze eigen schuld. De Bijbel geeft duidelijk aan dat ongeloof de grootste zonde is. Er is geen zonde waar de Heere meer over klaagt dan over deze zonde (Joh. 5:40; Matth. 23:37; Ps. 81:11-14). Let ook op hoe God vanwege deze zonde dreigt en straft (Ps. 95:10-11; Hebr. 3:10-11; Hebr. 4:5-7; Luk. 12:46; Matth. 22:12-13; Matth. 11:21-24).De zonde van het ongeloof wordt in de Bijbel omschreven op manieren die laten zien hoe groot deze zonde is. Het is God tot een leugenaar maken (1 Joh. 5:10), Gods Zoon opnieuw kruisigen en Hem te schande maken (Hebr. 6:6) en de Geest der genade smaadheid aandoen (Hebr. 10:29). Tot slot zien we in de Bijbel wat ongeloof met de Heere Jezus doet. Hij is er bedroefd over (Mar. 3:5), verwondert zich erover (Mar. 6:6), weent erover (Luk. 19:41-42), verwijt het (Matth. 11:20) en wordt er toornig over (Luk. 14:21).Wat betekent het Bijbelse spanningsveld tussen verantwoordelijkheid en soevereiniteit voor de prediking?Kortom, de Bijbel benadrukt enerzijds de soevereine genade van God in het zalig worden van mensen. Anderzijds worden we volledig verantwoordelijk gehouden. Er is dus een Bijbels spanningsveld tussen Gods soevereiniteit en onze verantwoordelijkheid. De vraag is hoe predikanten hier in de prediking mee om moeten en mogen gaan. Welke nadruk moeten ze leggen? Wat moet de spits van de prediking zijn? Met andere woorden: met welke boodschap moet een ongelovige kerkganger naar huis gaan?In dit hoofdstuk wil ik een aantal diepgaande Bijbelstudies doen naar preken, redes of gedeelten uit brieven waarin we zien hoe de Heere Jezus en de apostelen met deze vragen omgaan.Overzicht van dit hoofdstukAanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6.(Er zullen in de toekomst meer Bijbelstudies worden toegevoegd)Tagged:Bijbelstudie Vorige In ontwikkeling… Volgende Aanbod en soevereiniteit in de preek van Jezus in Johannes 6