Calvijn en het aanbod van genadeCalvijn neemt net als Luther een duidelijk en vergelijkbaar standpunt in over de vrije wil. Daarnaast heeft Calvijn een verder uitgewerkt standpunt over de uitverkiezing en verwerping dan Luther. Wat betekent dit voor het aanbod van genade bij Calvijn?Calvijn probeert geen logisch sluitend systeem te makenCalvijn leert heel duidelijk een algemeen en welmenend aanbod van genade. Ik zal in het vervolg van dit hoofdstuk laten zien hoe ruim hij het Evangelie aanbiedt. Nadrukkelijk benoemt Calvijn dat we niet moeten proberen hier een sluitend systeem van te maken. Ons menselijk verstand kan niet begrijpen hoe Gods geopenbaarde wil (de uitnodiging van het Evangelie) en Zijn verborgen besluit (de uitverkiezing) bij elkaar passen. Calvijn zegt in zijn commentaar op Ezechiël 18:23 het volgende:Vraagt men nu of er dan geen verkiezing in God is, als Hij toch allen roept, dan is het antwoord, dat de profeet hier niet spreekt van Gods verborgen wil, maar van de geopenbaarde. En zegt men dan dat er zo verdeeldheid in God wordt gebracht, dan is het antwoord, dat God altijd hetzelfde wil, maar op verschillende wijzen, en zo, dat wij het niet doorzien. Gods wil is eenvoudig, maar voor onze waarneming is er verschil in. En dat is niet vreemd, dat dat oneindige Licht onze ogen verblindt, zodat wij niet recht kunnen onderscheiden hoe God aller behoudenis wil, en toch de goddelozen verdoemt. Wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar laat ons met de mate van ons verstand tevreden zijn. Als wij aan God gelijk zullen zijn, dan zullen we zien van aangezicht tot aangezicht. [1]Johannes Calvijn, Ezechiël, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 520. [2]Zie ook wat Calvijn zegt bij 2 Petrus 3:9: ‘Niet willende, dat enigen verloren gaan. Dit is een wonderbare liefde tot het menselijke geslacht, dat Hij ze allen wil zalig hebben, en gereed is ter zaligheid op te nemen, die moedwillig verloren gaan. Doch deze orde is wel op te merken, dat God bereid is allen tot boetvaardigheid te ontvangen, opdat niemand verloren ga: want met deze woorden wordt aangewezen het middel om zaligheid te verkrijgen. Hierom, wie van ons naar zijn zaligheid staat, dat hij leert deze weg in te gaan. Maar hier kon men vragen: zo God niet wil dat iemand verloren ga, waarom gaan daar zovelen verloren? Ik antwoord, dat hier niet gesproken wordt van den verborgen raad Gods, waarbij de verworpenen tot hun verderf geordineerd zijn, maar alleen van den wil, die ons in het Evangelie geopenbaard wordt. Want daar biedt God de hand een iegelijk zonder onderscheid. Doch Hij grijpt alleen die aan, en leidt ze tot Zich, welke Hij vóór de schepping der wereld verkoren heeft. Ook brengt het woord dat Petrus gebruikt zoveel mede, dat God wil dat allen, die tevoren verwoest en verstrooid waren, te zamen tot bekering komen.‘ Johannes Calvijn, De tweede zendbrief van Petrus, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 136. [3]Zie ook: Calvijn, Institutie, 2009, 1:599 (3.3.21). ‘Nu spreekt God weliswaar uit dat Hij wil dat allen zich bekeren en Hij richt de aansporingen daartoe tot alle mensen gemeenschappelijk, maar de daadwerkelijke bekering zelf is afhankelijk van de Geest der wedergeboorte, want het zou nog gemakkelijker voor ons zijn om mensen te scheppen dan om in eigen kracht een voortreffelijker natuur aan te nemen.‘We zullen de schijnbare tegenstrijdigheid tussen de verborgen en de geopenbaarde wil van God pas begrijpen na dit leven, als we God zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Calvijn laat de uitverkiezing en het welmenende aanbod van genade naast elkaar staan en probeert er geen logisch kloppend systeem van te maken.Calvijn leert een algemeen aanbod van genadeLaten we eens kijken hoe Calvijn schrijft over dat aanbod van genade. In Johannes 6:32 zegt de Heere Jezus tegen de ongelovige Joden: ‘Mijn Vader geeft u het ware Brood uit de hemel.’ Calvijn zegt bij deze tekst: ‘Het manna, dat door Mozes aan uw vaders gegeven is, bracht hun geen hemels leven toe, maar nu wordt u inderdaad het hemelse brood aangeboden.’ [4]Johannes Calvijn, Johannes, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 275. Het aanbod van genade (het hemelse brood) is dus algemeen: het wordt iedereen aangeboden. Ditzelfde benadrukt hij in zijn commentaar op Johannes 3:16:En Hij heeft hier zo algemeen gesproken (een iegelijk) eensdeels om allen zonder onderscheid tot deelgenootschap aan het leven te nodigen, anderdeels om de ongelovigen alle verontschuldiging af te snijden. Met hetzelfde doel gebruikt Hij ook het woord wereld, dat Hij eerst gebezigd heeft. Want ofschoon er in de wereld niets gevonden kan worden dat Gods gunst waardig is, toont Hij zich nochtans jegens die ganse wereld genadig, daar Hij zonder uitzondering allen tot het geloof in Christus roept, hetwelk niets anders is dan het ingaan in het leven. [5]Calvijn, 129.God roept, zonder uitzondering, allen tot het geloof in Christus! Als we niet geloven en dat hemelse brood niet aannemen, hebben we geen enkele verontschuldiging. In zijn commentaar op Handelingen 2:21 benadrukt Calvijn dat God allen, zonder onderscheid, tot de zaligheid nodigt. Niemand wordt uitgesloten. ‘Zo staat de deur der zaligheid voor allen open en niets is er dat ons verhindert in te gaan, dan ons eigen ongeloof.’ [6]Johannes Calvijn, Handelingen, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 64.Evenwicht tussen algemeen, welmenend aanbod van genade en uitverkiezingCalvijn wil hiermee niet zeggen dat iedereen die het aanbod krijgt, dat ook daadwerkelijk aanneemt, of dat zij die het aangeboden krijgen zelf de macht hebben om Gods aanbod aan te nemen. Hij vervolgt zijn eerder aangehaalde commentaar op Johannes 3:16 als volgt:Maar laat ons bedenken dat, al wordt in het algemeen het leven beloofd in Christus aan allen die geloven, toch geenszins het geloof aan allen gemeen is. Want Christus is wel aan allen openbaar en voorgesteld, maar alleen de uitverkorenen opent God de ogen, om Hem door het geloof te zoeken. [7]Calvijn, Johannes, 129-30.Dit evenwicht zien we op veel plaatsen in Calvijns Bijbelcommentaar terug: [8]Zie bijv. de Verklaring van de Bijbel door Johannes Calvijn op Luk 2:10, Joh 12:47, Hand 2:21, Rom 1:16, Rom 5:18. het Evangelie, ja Christus Zelf, wordt iedereen zonder onderscheid aangeboden, maar niet iedereen neemt het aan. In zijn Institutie schrijft Calvijn hetzelfde. De beloften van het Evangelie zijn algemeen, maar worden alleen werkzaam in ons als we ze in geloof aannemen. Dat God sommigen uitverkiest en aan allen zonder onderscheid de zaligheid verkondigt, gaat volgens Calvijn goed samen. ‘Door dit te beloven wil Hij namelijk niets anders zeggen dan dat Zijn barmhartigheid voor allen beschikbaar is, als die daarom maar vragen en bidden, en dat doen alleen zij die Hij verlicht heeft.’ [9]Calvijn, Institutie, 2009, 2:189 (3.24.17) De schuilplaats om zich te onttrekken aan de slavernij van de zonde wordt de goddelozen wel aangeboden, maar in hun ondankbaarheid wijzen ze hem af.Betekent dit dat God het eigenlijk niet meent als Hij iedereen roept, maar tegelijkertijd alleen de uitverkorenen genade geeft? Nee, God roept welmenend! Zo komen we weer bij de beperktheid van ons menselijk verstand in het begrijpen van God. Calvijn laat beide waarheden staan: een algemeen, welmenend aanbod van genade en het feit dat God alleen de uitverkorenen het geloof geeft om dit aanbod aan te nemen.Bij Calvijn heerst de uitverkiezing niet over het aanbod van genadeRouwendal heeft de theologie en de preken van Calvijn uitgebreid geanalyseerd. Hij komt tot de conclusie dat de uitverkiezing bij Calvijn niet heerst over het aanbod van genade (de uitwendige roeping). Voor Calvijn is de uitverkiezing de verklaring van wat hij ziet in de praktijk: niet aan iedereen ter wereld wordt het Evangelie verkondigd, en niet iedere hoorder van het Evangelie wordt een gelovige. [10]P. L. Rouwendal, Predestination and Preaching: In Genevan Theology from Calvin to Pictet, Studies in the History of Church and Theology, volume 1 (Kampen: Summum, 2017), 39-40. Dat kan alleen worden verklaard door middel van de uitverkiezing.Als God iedereen die het Evangelie hoort Zijn genade welmenend aanbiedt, betekent dat volgens Calvijn niet dat God wil dat iedereen zalig wordt. Het betekent dat God wil dat iedereen zich bekeert en gelooft. Die eis ligt dus op iedereen, ook al schenkt God het geloof niet aan iedereen. Zo maakt Calvijn onderscheid tussen wat God wil in Zijn voor ons verborgen besluit en wat God van ons vraagt in Zijn geopenbaarde wil in het Evangelie. Rouwendal legt de nadruk op de voorwaardelijkheid van het verbond en het Evangelie bij Calvijn. De voorwaarden zijn bekering en geloof, en God schenkt het geloof alleen aan de uitverkorenen. [11]Rouwendal, 45-46.Deze voorwaardelijkheid ziet Rouwendal terug in Calvijns spreken over de beloften en daarmee over het aanbod van genade. Een kernpunt hierbij is het verschil tussen de algemene beloften en de bijzondere of particuliere beloften. Gods algemene beloften zijn voor iedereen die het Evangelie hoort, maar zijn voorwaardelijk. Gods beloften aan specifieke mensen zijn onvoorwaardelijk, maar dus particulier. [12]Rouwendal, 52. Later werkt Rouwendal dit verder uit met het verschil tussen de uitwendige roeping en de inwendige roeping, waarbij de uitwendige roeping algemeen is en de inwendige roeping door de Heilige Geest wordt gewerkt in het hart van de uitverkorenen. [13]Rouwendal, 59-60. Op het verband tussen de uitwendige roeping in de prediking en het werk van de Heilige Geest bij Calvijn kom ik hieronder nog terug.Dit weerhoudt Calvijn er niet van om het aanbod van genade en de eis van bekering en geloof te preken. Calvijn wijst op Paulus, die heel duidelijk was over de uitverkiezing en tegelijk zijn hoorders opriep tot bekering en geloof. [14]Rouwendal, 54-55. Bij Calvijn is een duidelijk verband zichtbaar tussen de uitverkiezing en het aanbod van genade (in de uitwendige roeping). Maar de inhoud van de prediking en het adres van het aanbod van genade worden bij Calvijn niet beheerst door de uitverkiezing. [15]Rouwendal, 78.Zoek niet in het doolhof van de uitverkiezingCalvijn waarschuwt nadrukkelijk dat we ons niet met de uitverkiezing moeten bezighouden. In zijn commentaar op Johannes 6:40 [16]Calvijn, Johannes, 285. zegt hij dat het verkrijgen van de zaligheid gaat via de gehoorzaamheid aan het Evangelie van Christus. Wie niet met Christus tevreden is, maar nieuwsgierig naar de eeuwige verkiezing vraagt, probeert zalig te worden buiten de raad van God om (want die raad is: gehoorzaamheid aan het Evangelie van Christus). De verkiezing is verborgen en geheim, zegt Calvijn, en het is dwaas om in het doolhof van de predestinatie (de uitverkiezing) te willen zoeken. [17]Zie ook wat Calvijn in zijn Institutie zegt: ‘Ik noem het buiten de gebaande weg zoeken, wanneer een nietig mensenkind probeert in te breken in de verborgen schatkamers van de goddelijke wijsheid en wil doordringen in de allerhoogste eeuwigheid, om erachter te komen wat er in de rechtbank van God ten aanzien van hem bepaald is. Dan stort hij zich namelijk in een diepe afgrond waarin hij verzwolgen zal worden, dan loopt hij vast in talloze strikken waar hij nooit meer uit kan komen, dan haalt hij peilloze en ondoordringbaar diepe duisternis over zich heen.’ Calvijn, Institutie, 2009, 2:172-73 (3.24.4). De Heere maakt Zijn verborgen verkiezing openbaar door Zijn roeping. Je geloof is een overvloedig bewijs van je verkiezing. Dieper zoeken dan het eenvoudige getuigenis van de Heilige Geest is heiligschennis. ‘Christus is dus de spiegel waarin wij onze verkiezing moeten en ook, zonder gevaar van bedrogen te worden, mogen zien. (…) Het is daarom zeker een overtuigend en onomstotelijk bewijs dat wij in het boek des levens geschreven zijn, als wij gemeenschap met Christus hebben.’ [18]Calvijn, 2:174 (3.24.5).Begin de prediking niet met de uitverkiezing, maar met het geopenbaarde EvangelieOok in de prediking moeten we niet beginnen bij de uitverkiezing, maar bij wat God in het Evangelie heeft geopenbaard. Calvijn legt uit:Ik zend de mensen in geen geval naar Gods verborgen verkiezing om vandaar hun heil begerig te verwachten, maar ik beveel hen rechtstreeks naar Christus te gaan, in Wie ons het heil is voorgesteld, dat anders in God verborgen zou blijven… Wij moeten allerminst beginnen bij wat God voor de schepping der wereld over ons bepaald heeft maar bij hetgeen ons van Zijn vaderlijke liefde in Christus is geopenbaard en bij hetgeen Christus Zelf ons door het Evangelie dagelijks predikt. [19]Johannes Calvijn, Gods eeuwige predestinatie, vol. VIII, Calvin Opera (Baum, Cunitz, Reuss, 1863), 306; Geciteerd in: J. van Genderen, ‘Calvijns dogmatisch werk’, in Zicht op Calvijn (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1965), 40.Voor Calvijn is het geloof onlosmakelijk verbonden met het Woord van God, de Bijbel. Daarin komt God naar ons toe. Calvijn zegt: het ware kennen van Christus is dat we Hem aannemen zoals Hij ons door de Vader wordt voorgesteld, namelijk in het gewaad van Zijn Evangelie. [20]Calvijn, Institutie, 2009, 1:534 (3.2.6). Dus als we een preek horen, is het als het ware alsof de Heere Jezus Zelf voor ons staat, in de kleding van Zijn Evangelie. In zijn Bijbelcommentaar op Hebreeën 9:20 gaat hij zelfs nog verder: [21]Johannes Calvijn, De zendbrief aan de Hebreeën, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 131. wanneer de stem van de prediker klinkt en het Evangelie wordt gepredikt, druppelt het heilige bloed van Christus op de gemeente. Als we dat beseffen, zullen we dan niet ijveriger en met meer eerbied luisteren?Calvijn wijst op de kracht van de predikingCalvijn spreekt vaak over de kracht van de prediking. In zijn commentaar op Romeinen 1:16 benoemt hij de grote betekenis die Paulus toekent aan de dienst van het Woord. Paulus verzekert ons ‘dat God daarin Zijn kracht om zalig te maken openbaart. Hij spreekt hier immers niet over enige geheimzinnige onthulling maar over de mondelinge prediking.’ [22]Johannes Calvijn, De zendbrief aan de Romeinen, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 48. Calvijn bewaart hier het eerder genoemde evenwicht: hij verklaart dat het Evangelie allen wordt aangeboden tot zaligheid en wijst tegelijk op de noodzaak van het werk van de Geest. Maar hij neemt geen blad voor zijn mond over het aanbod van genade.Het Evangelie wordt terecht de leer der zaligheid genoemd, zegt Calvijn, want daarin wordt immers Christus aangeboden, Wiens eigenlijke werk bestaat in het redden van hetgeen verloren is! We kunnen ons niet verschuilen achter de noodzaak van het werk van de Geest. Calvijn wijst de boosaardigheid en de weigering om gered te worden aan als redenen waarom Christus voor sommigen geen Redder, maar Rechter is. In zijn commentaar op Lukas 2:10 noemt hij ook ongeloof en ondankbaarheid als redenen waarom niet iedereen de aangeboden genade aanneemt. [23]Johannes Calvijn, Evangeliën, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 131.Maar Goddank is Christus zolang we leven nog niet onze Rechter. Hij wil onze Redder zijn! We lezen in Johannes 12:47: ‘En indien iemand Mijn woorden gehoord en niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet; want Ik ben niet gekomen opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make.’ Calvijn schrijft in zijn commentaar bij dit Bijbelvers dat Christus nog niet als Rechter naar ons toe komt, zelfs niet naar degenen die moedwillig de leer van het Evangelie verwerpen. ‘Waarom dan wil Christus hen niet veroordelen? Omdat Hij, voor een tijd zijn werk als rechter afleggende, opdat allen meer lust tot bekering zouden hebben, aan allen zonder onderscheid de zaligheid aanbiedt en zijn armen uitbreidt om allen te omvangen.’ [24]Calvijn, Johannes, 579. Maar als je zo’n welwillende en lieflijke nodiging verwerpt, vermeerder je je zonde wel. Je haalt je dan moedwillig het verderf op je hals. Calvijn merkt hier overigens bij op dat dit verzwaren van het oordeel een ‘bijkomende zaak’ is en niet ‘vloeit uit de natuur van het Evangelie’.Hoe preekt Calvijn?Wat we lezen in Calvijns Bijbelcommentaar horen we terug in zijn preken. Calvijn preekt geen lijdelijkheid. Luisteraars zouden een gewilligheid moeten ontwikkelen, zegt hij, om God geheel en al zonder enige reserve te willen dienen. ‘Wij komen niet naar een preek luisteren om te horen wat we niet weten, maar om opgewekt te worden onze plicht te doen.’ [25]Geciteerd in: Steven Lawson, Calvijn als prediker (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2008), 114. Daarom gelooft Calvijn dat het zijn plicht als prediker is om het Woord zorgvuldig toe te passen. Hij ziet het als zijn taak om op de preekstoel te bemoedigen, te verklaren, te bestraffen, te vermanen, te vertroosten en aan te sporen – alles met het gebed om het werk van Gods Heilige Geest.Calvijn verbindt Woord en Geest onlosmakelijk aan elkaar. Hij beschrijft de verhouding tussen Geest en Woord tweezijdig: in de toe-eigening van het heil werkt ‘niet alleen’ de Geest, ‘maar ook’ het door de mensen gepredikte Woord. En om tot geloof te komen, komt het ‘niet alleen’ aan op het gepredikte Woord, ‘maar ook’ op de Geest Die het geloof inwendig werkt. [26]C. Veenhof, ‘Calvijn en de prediking’, in Zicht op Calvijn (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1965), 87. Daarmee scheidt Calvijn het Woord en de Geest niet van elkaar. Calvijn leert dat de Geest werkt met en door het gepredikte Woord. Het Woord is het instrument van de Heilige Geest. Het Woord bezit zo’n levenwekkende kracht dat het de zielen levend kan maken van allen die God in de zaligheid wil laten delen. [27]Calvijn, Institutie, 2009, 1:425 (2.10.7). God geeft Zijn Heilige Geest door middel van de verkondiging van het Evangelie. [28]Commentaar op Galaten 3:2 in: Johannes Calvijn, Galaten, Ongewijzigde fotografische herdruk in zestien delen, Verklaring van de Bijbel (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2004), 49.Zo zien we de wederzijdse band die er volgens Calvijn is tussen Woord en Geest. Als we die band losmaken, gaat het niet goed: dan staat de deur open voor dwalingen. Calvijn leert dat heel de toe-eigening van Christus en het heil in Hem door de Heilige Geest wordt volbracht door middel van de prediking. [29]Veenhof, ‘Calvijn en de prediking’, 95. De bediening van het Woord is de bediening van de Geest, van de gerechtigheid en van het eeuwige leven. [30]Veenhof, 95-96.Een welmenend aanbod én de noodzaak van de Heilige GeestCalvijn preekt een welmenend aanbod van genade en doet een duidelijk beroep op de verantwoordelijkheid van zijn hoorders. We moeten luisteren als God tot ons spreekt en in geloofsgehoorzaamheid gehoorgeven aan Zijn Woord. Tegelijk benadrukt Calvijn de uitverkiezing en de noodzaak van het werk van de Heilige Geest. Dat duwt hij niet naar de achtergrond. Calvijn is ervan doordrongen dat mensen uit zichzelf geen verlangen hebben naar verlossing door de Heere Jezus. Dat zien we bijvoorbeeld in zijn tweede preek over Genesis 15:4-7:… dat onze zaligheid geenszins van ons komt. En dat wij om genade en vergiffenis voor God te verkrijgen wel moeten weten wie wij zijn, hoe ellendig onze staat is en dat wij geheel verslagen worden. Dat moet niet zijn een vluchtige kennis in onze hersenen, maar wij moeten dodelijk in onze harten gewond wezen, en het oordeel Gods gevoelen, dat ons versla, — want hoe weten wij wat weldaad het is zijn voedsel te hebben, tenzij dat de honger ons kwelt? … Zo moet dan het gevoelen onzer ellendigheid ons tot den dood toe treffen, ten einde wij naar het leven verlangen dat onze Heere Jezus Christus door zijn evangelie ons aanbiedt. [31]P. Biesterveld, Calvijn als Bedienaar des Woords (Kampen: J.H. Bos, 1897), 118.In een preek over Jesaja 55:1-2 wijst Calvijn erop dat we met geestelijke honger zo weinig drang naar voedsel voelen, terwijl we met lichamelijke honger op eten zouden aanvallen. Wat is het dan de goedheid van God, zegt Calvijn, dat Hij toch tot ons spreekt! ‘En hoewel Hij ziet hoe dom wij zijn, spoort Hij ons des te meer aan om bij Hem te vinden al wat ons ontbreekt. Hoewel Hij ziet dat wij er als het ware van walgen, tracht Hij onze eetlust op te wekken. Hoewel Hij onze traagheid en luiheid ziet, prikkelt Hij ons en geeft ons als het ware de sporen, opdat wij haast zullen maken.’ [32]Johannes Calvijn, De geestelijke honger – een preek over Jesaja 55:1-2 (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 2002), (digitale versie ).Calvijn geeft zijn luisteraars geen rustCalvijn laat zijn hoorders zien dat God er alles aan doet en al onze bezwaren en verontschuldigingen wegneemt. Deze boodschap komt tot iedereen:Opnieuw kunnen wij uit dit gedeelte opmaken dat God zijn genade niet besloten wil houden, zodat maar een klein aantal mensen daarin deelt; maar omdat Hij ziet dat wij allen arm zijn, breidt Hij zijn armen wijd uit en toont ons dat zijn vrijgevigheid toereikend is om de gehele wereld te hulp te komen, op voorwaarde slechts dat de mensen niet zelf de deur sluiten door hun ondankbaarheid. Het is eveneens waar dat deze leer niet aan iedereen ten goede zal komen, en dat God ons moet aanraken door zijn Heilige Geest, voordat wij de waarde van deze belofte begrijpen. Maar hoe het ook zij: dit ontneemt hen die prat gaan op hun zorgeloosheid iedere verontschuldiging, want zij kunnen niet zeggen dat zij door God niet waren uitgenodigd. [33]Calvijn.We zien hier opnieuw hoe Calvijn zijn hoorders geen rust geeft. Niemand kan zich verontschuldigen en zorgeloos naar huis gaan. Nee, iedereen wordt ernstig gewezen op de noodzaak om Christus te zoeken. Zie Zijn rijkdom! Geloof dat Hij niemand wegstuurt die tot Hem komt! Hij opent Zijn armen wijd en toont ons Zijn vrijgevigheid. Aan het slot van deze preek zet Calvijn Christus centraal en moedigt hij de gemeente aan tot Hem te gaan:Vast staat, dat wij hier ernstig vermaand worden om bij Hem te komen zoeken alles wat ons ontbreekt. En – om een lang verhaal kort te maken – Hij stelt Christus voor ons centraal, Hij die de bron is van al het goede, opdat wij in Hem zullen vinden wat wij nodig hebben. En zoals Hij eenmaal uitgesproken heeft toen Hij in deze wereld verkeerde, dat al wie tot Hem komt verzadigd zal worden, en ook dat stromen van levend water uit zijn binnenste zullen vloeien. [34]Calvijn. Voetnoten (34) Tagged:Algemeen aanbodCalvijnGeopenbaarde wilVerborgen wilWelmenend aanbod Vorige Het aanbod van genade bij Luther Volgende Theodorus Beza en de verhouding tussen uitverkiezing en aanbod van genade